SICCO MANSHOLT.
Sicco Leendert Mansholt (Ulrum, 13 september 1908 - Wapserveen, 29 juni 1995) was een Nederlandse boer, politicus en verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Mansholt kwam uit een socialistisch gezin van Groningse herenboeren. Zijn vader en grootvader steunden voorvechters als Multatuli, Domela Nieuwenhuis en Troelstra.

Zijn vader Lambertus H. Mansholt was voor de SDAP lid van de Groningse Provinciale Staten en gedeputeerde. Zijn moeder Wabien Mansholt-Andreae, dochter van de kantonrechter Sicco Leendert Andreae (1840-1911), had als een van de eerste vrouwen van het land politieke wetenschappen gestudeerd en organiseerde politieke huisbijeenkomsten voor vrouwen. Mansholt had zijn voornamen aan de vader van zijn moeder te danken.

Mansholt bezocht de HBS in Groningen en ging daarna naar de Tropische Landbouwschool in Deventer, waar hij een opleiding volgde tot tabaksplanter die hij in 1929 voltooide. Hierna werkte hij op het Landbouwcrisisbureau. In 1934 vertrok hij naar Preanger op Java om daar te werken op een theeplantage. Het koloniale systeem benauwde hem echter en daarom keerde hij in 1936 weer terug naar Nederland. Hij wilde boer worden en vestigde zich in 1937 in de pas in cultuur gebrachte Wieringermeer, waar hij een landbouwbedrijf exploiteerde. Hij werd er lid van de SDAP, werd secretaris van de plaatselijke SDAP-afdeling en bekleedde verschillende andere openbare functies in de Wieringermeer.

Mansholt trouwde in 1938 met Henny J. Postel. Zij kregen vier kinderen, Gajus, Lideke, David Jan en Theda.

Gedurende de oorlogsjaren was Mansholt actief in het verzet. Hij verborg niet alleen onderduikers in de Wieringermeerpolder afkomstig van het Joodse Werkdorp Nieuwesluis; hij organiseerde ook de clandestiene voedselvoorziening voor de westelijke provincies. Mansholt werd in april 1945 op grond van zijn positie in de voedselvoorziening en vanwege zijn goede contacten in het verzet waarnemend burgemeester van de gemeente Wieringermeer, dat in oorlogstijd op 17 april 1945 moedwillig onder water was gezet door de Duitsers.[1] Die functie was voorbestemd voor wethouder en verzetsstrijder Adrie de Graaf, maar die werd net voor de bevrijding gedood. Het burgemeesterschap van Mansholt duurde nog geen maand.

In juni 1945 vroeg PvdA-premier Wim Schermerhorn Mansholt aan het eerste naoorlogse kabinet deel te nemen als minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening. Hij was met zijn 37 jaar de jongste minister. Hij was aangesteld vanwege zijn goede organisatorische kwaliteiten en hem werd gevraagd om de voedselvoorziening weer op orde te brengen, daar bij zijn aanstelling nog voor 1 week voedsel in Nederland was. Met een krachtig inkoopbeleid, strakke voedseldistributie en beheersing van de prijs wist hij de situatie te stabiliseren. Hierbij speelde mee dat zijn neef Stephanus Louwe Louwes de leiding had over het nog goed functionerende directoraat-generaal van de Voedselvoorziening. Hoewel Mansholt aanvankelijk van plan was om slechts 2 jaar minister te blijven, vond hij het werk zo leuk, dat hij ook in de jaren erop besloot minister te blijven. Mansholt nam deel aan zes kabinetten: Schermerhorn-Drees in 1945; Beel in 1946; Drees-Van Schaik in 1948, en nog drie kabinetten Drees: kabinet-Drees I in 1951, kabinet-Drees II in 1952 en kabinet-Drees III in 1956. Tijdens zijn ministerschap hield hij, na de voedselvoorziening te hebben hersteld, zich bezig met het moderniseren van de landbouw. Hij begon in nauwe samenwerking met de Stichting voor de Landbouw (in 1954 hernoemd tot het Landbouwschap) met de vaststelling van gegarandeerde minimumprijzen voor de belangrijkste Nederlandse landbouwproducten, gecombineerd met de invoering van importheffingen en vergoedingen (restituties) voor exportproducten. Om de productiviteit te verhogen, werd ook veel geld geïnvesteerd in onderzoek en onderwijs, zette hij in op schaalvergroting en de komst van machines. In zijn beleid kwam zijn sociaaldemocratische inslag duidelijk tot uiting; hij wilde dat, net als in andere bedrijfstakken, elke boer die economisch verantwoord bezig was in zijn bedrijf het recht had op een goed bestaan, vakantie en de mogelijkheid om zich ook cultureel te ontwikkelen.

Mansholt had het economisch tij mee en kreeg mede daardoor weinig kritiek, zo niet zelfs lof op zijn beleid vanuit de boerenorganisaties, die doorgaans onderdeel vormden van de christelijke partijen. Op congressen van de PvdA liet hij wel duidelijk zijn voorliefde voor de socialistische grondpolitiek horen, maar eenmaal in de regering streefde hij altijd naar compromissen. Binnen de ministerraad stond hij voor zijn boerenzaak en ging daarbij confrontaties niet uit de weg. Zo waren begrotingsonderhandelingen voor hem een belangrijke zaak, waarbij zijn uithoudingsvermogen beschouwd wordt als legendarisch.

Wagenings eredoctoraat voor Mansholt (1956)
Begin jaren 1950 begon zijn succesvolle landbouwbeleid echter wat in te boeten, omdat ook andere landen begonnen met protectionistische maatregelen om hun eigen landbouw te beschermen. Mansholt begon daarop voor het eerst te denken over een gemeenschappelijke Europese markt, die ook wel als de Green Pool werd aangeduid. Maar door interne tegenstellingen in Europa konden zijn ideeën niet rekenen op veel steun, zodat in 1953 de onderhandelingen hierover strandden. Mansholt was er echter van overtuigd dat een Europese markt de toekomst had en in de Nederlandse raad van ministers was hij de grootste voorstander van Europese integratie.

Voor zijn verdiensten voor de landbouw kreeg hij op 9 oktober 1956 van de Landbouw Hogeschool in Wageningen een eredoctoraat. Rond 1956 begon echter ook de landbouw langzaam in te zakken en kreeg Mansholt in de Tweede Kamer vaak het verwijt dat dat zijn schuld was, omdat hij zich meer voor Europees dan voor nationaal landbouwbeleid zou inzetten. Ook kreeg hij van zijn politieke tegenstanders kritiek op het feit dat hij, om in contact te blijven met zijn doelgroep, een soort klankbordgroep van politieke adviseurs had, die veelal van PvdA-huize waren en zich dus volgens tegenstanders met de politiek 'bemoeiden'. Ten slotte kwam ook zijn positie binnen het kabinet steeds verder onder druk te staan doordat hij steeds vaker afwijkende opvattingen vertolkte en soloacties verrichtte. Toen Mansholt uiteindelijk vertrok naar zijn Europese betrekking, zou Willem Drees tegen een collega hebben gezegd: "We zijn hem gelukkig eindelijk kwijt".

In 1958 werd Mansholt een van de commissarissen van de pas opgerichte Europese Commissie en werkte hij als landbouwcommissaris aan de modernisering van de Europese landbouw. Daarnaast was hij van 1958 tot 1970 lid van de Euratomcommissie. Mansholt was de geestelijke vader van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid. Subsidiëring van de landbouw vormde voor Mansholt een oplossing voor het traditionele socialistische vraagstuk tot welke klasse de agrarische bevolking behoort (de Agrarfrage). De subsidies zouden van boeren arbeiders maken, meende Mansholt, omdat ze een vast inkomen zouden hebben en zo deel konden nemen aan de delen van de burgerlijke cultuur die voor arbeiders openstonden, zoals vakanties. Een belangrijk onderdeel van het "arbeider" maken van de boeren was dat Mansholt vond dat de staat alle grond tegen een redelijke prijs van de boeren zou opkopen, en dat de boeren daarop pachter zouden worden, waardoor de staat zou kunnen bepalen wat, en hoeveel er verbouwd zou gaan worden.[2]

Als landbouwcommissaris was Mansholt de centrale figuur in Brussel. Van zijn derde en laatste Commissie (1968 - 1973) was hij ook vicevoorzitter. Toen voorzitter Franco Maria Malfatti in 1972 aftrad om zich thuis bezig te houden met de Italiaanse verkiezingen, werd hij gedurende 7 maanden voorzitter van de Europese Commissie. Hij had in die periode te Brussel een korte relatie met de 39 jaar jongere Petra Kelly, later een van de oprichters van Die Grünen. Hij keerde na zijn voorzitterschap terug naar zijn vrouw en de kapitale boerderij in het Drentse Wapserveen, waar het echtpaar zich na zijn pensionering gevestigd had.[3]

In de periode na zijn pensionering werd hij sterk beïnvloed door de Club van Rome. Mansholt kreeg spijt van de invoering van de landbouwsubsidies en schaalvergroting. Maar zijn pogingen om deze ongedaan te maken mislukten, onder andere door verzet van de boeren die inmiddels in groten getale afhankelijk waren geworden van subsidie uit Brussel.

Van 1984 tot 1985 was Sicco Mansholt voorzitter van het Humanistisch Vredesberaad (HVB).


Source: Wikipedia.




                                                                   
w.mugge@home.nl
Sicco Mansholt (1974)