Amerikaanse vliegers in Overijssel.


From Charades via Wensun stop of 19.11.1944
66 stop Drie Amerikanen stop RESWICH een vijf drie drie vijf zeven zeven drie stop HLHCA FNER drie vier vier zeven twee negen acht negen stop SEBOULEY een zes nul acht vier zes acht zeven stop

Via de service nummers was the achterhalen om wie het hier ging:
15335773, Raymond E. Swick, Air Corps. Geboren in 1922 uit County Tippecanoe, Indiana.

34472989, Heafner, H.L. jr. Warrant officer. Geboren 1920 uit County Forrest, Mississipi.

16084687, Stuart E. Bouley, Air Corps. Geboren 1924 uit County Marquette, Michigan. 

From Charades via Wensun of 19.11.1955
67 stop Navolgende drie Amerikanen hebben geen identificatie plaatjes stop RFPI zes twee nul acht twee een nul acht twee stop MKVCH zes negen twee zeven drie drie ZEH
(zes) SGOL (stop) HL CHAPMAN drie twee vijf nul twee negen nul drie stop Alle zes zijn sergeanten verzoeken Amerikaanse regering om kleeding en levensmiddelen naar zij reeds meer dan zeven maanden in Holland zijn stop

RFPI 620821082, moet zijn Robert F. Pipes service number 20821082. Het vreemde is dat hij op 25-10-1945 in dienst zou zijn gegaan. Hij zou echter een boek geschreven hebben over zijn belevenissen getiteld: 'The playboy crew, the story of a B-24 crew 1943-1944'
Heafner maakte ook deel uit van deze crew. Toestel crashte rond 14.30 in de buurt van Daarle, Wierdenseweg 17. Heafner was right waist gunner en Pipes was mid upper gunner.

6927336, MKVCH. Dit is Martin Cech, 423 Sqdn, 306ste Bomber Group.

32502903, H.L. Chapman. Dit is Harold L. Chapman van het 336 Sqdn, 95ste Bomber Group.

                                                                                        
 
RAYMOND  E.  SWICK
In het Amerikaanse Escape & Evasion rapport van Swick wat op 13 april 1945 is opgemaakt staan de volgende gegevens:
Swick is een Technical Sergeant bij het 66ste Squadron van de 44ste Bomber Group. Missing in action op 15 maart 1944 en hij sloot zich op 11 april 1945 weer bij de Geallieerden aan.

In het E&E rapport nummer 2952 van IS-9 staan meer gegevens over Swick en zijn toestel. Swick was als radio operator bezig aan zijn 9e missie. Hij vertrok met zijn B-24 bommenwerper om 06.30 uur vanaf vliegveld Shipton met als doel Braunschweig. Op de terugweg kwam het toestel in problemen en in de buurt van Ommen verliet Swick het toestel. Swich is gewond, hij heeft een granaatscherf in zijn enkel en hij is bewusteloos als hij rond 13.00 uur landt, hierdoor wordt zijn rechter arm uit de kom getrokken. Van de rest van de bemanning weet hij alleen dat de co-piloot, 2e Lt. Clausen mogelijk met zijn parachute veilig is geland en datzelfde geldt voor Sgt. Arbon die vlak voor Swick het toestel verliet. Swick verbergt zijn parachute in een greppel, deze wordt later door het verzet vernietigd.
Swick wordt van 17 tot 26 maart verborgen gehouden door een onbekende familie die ongeveer 13 kilometer buiten Ommen woonden. Het gezin bestond uit een man en zijn vrouw, drie dochters en een zoon. Hier is ook een dokter geweest om de granaatscherf uit zijn enkel te verwijderen en om zijn schouder te zetten. Hierna wordt Swick door een zekere Johannes op de fiets en per trein naar Enschede begeleid. Hier krijgt hij onderdak bij de vriendin van Johannes en blijft hier tot 24 maart. Die dag vertrekt hij naar de zus van Johannes, Bloemendal 136, te Enschede. Hier krijgt hij burgerkleding, voedsel en onderdak tot 31 maart. Swick wordt overgebracht naar Eibergen en hij vindt onderdak op de boerderij van de familie Horstman. Op 29 april verplaatst hij zich weer, nu naar een boerderij ten oosten van Enschede en hij blijft hier tot 3 mei 1944. Swick gaat weer terug naar Enschede, hij verlijft bij de eigenaar van een tabakswinkel genaamd Louis aan de Hengelosche Straat. Ook hier blijft hij weer ongeveer een maand en wordt vervolgens ondergebracht bij Kapitein Lancker in Hellendoorn, Swick kent hem als ‘
Captain Everts’. Vanaf 1 juli 1944 tot 2 maart 1945 verblijft Swick op de boerderij van A. de Bruin in Beerzeveld (zie foto). Swick moet na een overval van de Landwacht deze boerderij verlaten en vindt onderdak bij de heer en mevrouw Rutgers in Vroomshoop. Hij blijft hier 10 dagen en vertrekt dan naar zijn laatste schuiladres bij de familie Meegers in Heeten. Deze familie bestaat volgens Swick uit het echtpaar Meegers, twee dochters en vier zonen die allen volwassen zijn. Op 11 april was Swick in staat om de Canadese troepen in de buurt van Heeten te bereiken.

Raymond Swick is geboren op 23 december 1922. Voor dat hij in dienst ging was hij boer en woonde in New Richmond aan Route 1 in de staat Indiana.
Hij overleed op 24 juli 2005 in New Richmond.


T/Sgt. - Radio Operator - Raymond E. Swick - New Richmond, IN - EVD born 23 Dec 1922, IN - died 24 Jul 2005, New Richmond, Montgomery, IN - Age 82
Son of Mrs. Gladys M. Swick (mother), Rural Route #1, New Richmond, Indiana



STUART E. BOULEY
In het Amerikaanse Escape & Evasion rapport van Bouley wat op 9 april 1945 is opgemaakt staan de volgende gegevens:
Bouley is sergeant bij het 336de Squadron van de 95ste Bomber Group. Missing in action op 29 juni 1944 en hij sloot zich op 5 april 1945 weer bij de Geallieerden aan.

In het E&E rapport nummer 2937 van IS-9 staan weinig gegevens over Bouley en zijn toestel, er wordt namelijk verwezen naar het E&E rapport nr. 2935 van Sgt. Chapman.
De B-17 van Bouley vertrok om 06.00 uur vanuit Engeland, het was zijn 7e missie.
Op de terugweg moest men het toestel rond 11.30 uur verlaten en Bouley sprong als eerste. Hij kwam terecht in de buurt van Ommen en begroef zijn parachute in een bos.
Ook Bouley werd ondergebracht bij A. de Bruin (zie foto), hij verbleef daar van 1 augustus 1944 tot 27 februari 1945. De Bruin verloor al zijn bezittingen na de overval de door Landwacht. Vervolgens verblijft Bouley van 27 februari tot 14 maart bij de familie Lessker, die 5 km ten noorden van Almelo woonden. Dit echtpaar had negen kinderen en ook zij verloren al hun bezittingen doordat zij geallieerde vliegers onderdak boden. Als laatste verbleef Bouley bij de heer G. Salomoms in Bergentheim. Waarschijnlijk was Sgt Check hier ook want samen met twee jongens weten zij op 5 april met de Canadezen in contact te komen. In zijn E&E rapport vermeldt hij ook nog een familie Smeenk (Johanna Greta Smeenk) die aan de weg naar ‘Klosterdike’ in Marienberg wonen. Terwijl hij zich in het veld verborgen houdt, voorzien zij hem van eten en kleren. Meneer Smeenk is een grote dikke man, heeft een dochter genaamd Greta die in een concentratie kamp zit. Verder wonen er nog twee dochters thuis en verder heeft hij nog drie zonen, de jongste is 17 en heet Kees. De andere twee zijn een tweeling waarvan er een Jelle heet. Tijdens zijn verblijf in Bergentheim bezoekt dokter Hendrik Jan Post hem omdat hij last heeft van ‘general weakness and fatigue’

Stuart Bouley werd geboren op 20 mei 1924 en woonde voordat hij in dienst ging in het dorp Champion, Michigan.

Op 15 juli 1953 staat dit in The Evening News: Mackinac Island was the scene of a wedding at the Mackinac Island City Hall. Stuart E. Bouley of Champion, Mich., and Miss Mary Lavern Laramie of Ishpemlng were united in marriage by Justice of the Peace C. J. Alford. Mrs. C. J. Alford and O. J. Smith were witnesses.


GWINN, MI. - Stuart E. Bouley, age 89, passed away on April 20, 2013 while at his home on Noreen Lake Drive.

He is survived by his two daughters Renee Johnson and Sherry Miller-von Skynell, his three grandchildren, Danny Johnson, Kevin Johnson, and Greg Miller (Kelly), his brother David Bouley (Wynne) and his sister Shirley Linne (Reino).

Stuart, son of Ernest and Dorothy Bouley, grew up in Champion, Michigan and joined the US Army Air Corps on June 11, 1942. He was dedicated to our country with his service in WWII and received a Purple Heart and Air Medal.

As part of the Normandy - Air Offensive as T SGT, his plane was shot down over the Netherlands. He spent ten months in the underground before he was honorably discharged on September 19, 1945. His daughter Sherry works for the VA as an RN caring for Veterans. His two grandchildren Danny and Kevin have followed his military steps in serving our country. His grandson Greg did an Internship at the Library of Congress in Washington DC, which included investigating WWII, and traveling to Nuremberg for a summer research project.



H.L. HEAFNER Jr.

Het Escape and Evasion report van Heafner was moeilijk te vinden, maar via een Amerikaanse site kon het nummer van het rapport achterhaald worden (2936). Het rapport is opgemaakt op 9 april 1945 en het geeft aan dat hij 'left waist gunner' van een B-24 bommenwerper was in het 784e Sqdn, van de 466e bomber group. De overige bemanningsleden van het toestel zijn terug te vinden op het E&E rapport van Robert Pipes, die 'top turret gunner' van het toestel was.

Het toestel was op 29 april 1944 opgestegen vanaf een basis bij Attlerbridge in Engeland rond 08.30 uur en stortte rond 14.30 uur neer in de buurt van Ommen na een aanval op het station Friedrichstrasse Berlijn. Ook Heafner beschrijft in zijn rapport ook de mensen die hem geholpen hebben. Hij heeft zijn parachute aan een boer gegeven die hem zou vernietigen. Zijn belangrijkste helpers waren: Johannes, Bloemendaal Straat 36, Enschede. Hij trad op als gids en verstrekte voedsel. Johannes was blond, slank, droeg een bril, was 27 jaar en was 5 foot en 9 inches lang. Ralph Blokzijl, Lepperstraat 265 Enschede. Hij verschafte onderdak en voedsel gedurende 6 weken, in de periode mei-juni 1944. De heer L.F. Harvath in Almelo, verschafte voedsel en indien nodig een slaapplaats gedurende de zomer van 1944. Harvath was leraar engels, was Oostenrijker van geboorte, blond, mager 27 jaar en 5 foot 10 inches lang. Captain Everett, Heafner bedoelt Kapitein Lancker, alias Evert. Hij was behulpzaam in het vinden van onderkomens en hielp bij de verplaatsingen. Hij is een Nederlandse leger officier van 55 jaar oud. Familie de Bruin in Marienberg, deze familie zorgden voor kleding, onderkomen, boeken en allerlei soorten hulp. Heafner verbleef hier van July 1944 tot 27 februari 1945. Deze familie raakte al hun vee kwijt doordat zij Amerikanen hielpen. A. de Bruin eigenaar van de boerderij, 65 jaar oud, zoon Marinus 29, zoon Arik 25, Cornelis 28, Willem 21, dochter Fay 22, Aaltje 20 en Marie 18. Dokter H.J. Post uit Bergentheim die de vliegers medisch behandelde. De familie Smeenk uit Marienberg, vrienden van de familie de Bruin, hielpen in de herst van 1944 zoveel zij konden. Familie Lesseker (Lescher) die ongeveer 5 km te noorden Almelo woonden. Hier verbleef Heafner gedurende acht dagen. De bezetter kwam er achter dat deze familie hulp aan vliegers bood en roofden het huis leeg en staken het vervolgens in brand. Familie Bannick uit Marienberg, De heer Bannick werkte bij de spoorwegen op het station van Marienberg. Hij was 40 jaar oud en was 5 foot 10 inches lang. Was gedurende zijn jeugd in de USA geweest. Scholten uit Almelo, student die gedurende de zomer van 1944 hielp met het verstrekken van maaltijden en verschafte indien nodig onderdak. Was 25 jaar oud, 5 foot 11 innches land en goed gebouwd. Op 2 april 1945 maakte Heafner samen met Chapman contact met de Canadezen bij Kloosterdijk ten zuid-oosten van Marienberg.

Heafner werd geboren op 26 oktober 1920. Hij verkocht, voor hij in dienst moest, benzine in Greenwood, Mississipi. Zijn adres was 211 Nichols Avenue.
Op 20 juni 1947 trouwde hij met Mary Louise Thibodeaux en zij vestigden zich in Orlando Florida. Mary Louise overleed op 22 oktober 2007 in Orlando, Florida.


ROBERT F. PIPES

E & E rapport nummer 2938 van Roberts F. Pipes geeft aan dat hij Technical Sergeant was op hetzelfde toestel als Heafner van het 784e Sqdn, van de 466e Bomber Group. De B-24 droeg de naam "Playboy", serienummer 41-29399
Hij raakte op 29 april 1944 vermist en kwam weer op 5 april 1945 in contact met de Geallieerden te Coevorden.

Volgens Pipes stortte het toestel bij Hardenberg neer en hij krijgt meteen help van de plaatselijke bevolking. De bemanning van het toestel bestond uit:
Piloot, 2e Lt. F.V. Cotner, gevangen genomen.
Co-Piloot, onbekend, gesprongen.
Navigator, 2e Lt. M.V. Everding, gevangen genomen.
Bomrichter, 2e Lt. Norman Roth, gesprongen.
Radio operator, T/Sgt. Chas Doring, gesprongen.
Top Turret schutter, Robert F. Pipes, evaded.
Ball Turret schutter, Sgt. R.J. Fiskow, gevangen genomen.
Waist schutter rechts, S/Sgt. H.L. Heafner, evaded.
Waist schutter links, Robert J. Falk, gesneuveld, in het vliegtuig door het hoofd geschoten.
Staart schutter, S/Sgt. Edward Mount, gesprongen.

Zijn Nederlandse helpers waren: Johannes, 27 jaar oud, Bloemendaal straat 36, Enschede. Trad op als gids, zorgde voor voedsel en was contactpersoon voor andere adressen. Nam van 1 tot 3 mei Pipes in huis. Signalement: slank, blond, droeg een bril en 5'9". R. Blokzijl, Lipperkerkstraat 265, Enschede. Verleende onderdak van 3 mei tot 10 juni en zorgde voor kleding. Deze familie bestond uit zeven personen. Johanna Greta Smeenk, Jelle, John en Kees Smeenk uit Marienberg. Zorgde voor onderdak van 1 tot 10 july , maaltijden, kleding en de hele familie hielp enorm mee. Marius de Bruin en zijn familie uit Beerzeveld. Verleende onderdak van 20 july 1944 tot 27 februari 1945. Deze familie zorgden ook voor maaltijden, slaapplaatsen, boeken en extraatjes. Hier verbleven naast Heafner en Pipes ook nog de segeanten Bouley, Chapman en Cech. Jan Kalkman uit de Krim bij Coevorden. Arresteerde Pipes zogenaamd en bracht hem van plaats naar plaats tussen 10 maart en 5 april 1945. Deze Nederlandse politieman kreeg steeds hulp van twee vrienden. J.M. Ansink uit de Krim bij Coevorden, hier verbleef Pipes tussen 25 maart en 4 april. Amsink zorgde voor onderdak, voedsel en kleding. Hier ontmoette Pipes landgenoot Miller, een B-24 schutter wiens vliegtuig op 1 februari 1945 was neergeschoten. J.H. Scholten te Almelo, zorgde tijdens de zomer van 1944 soms voor onderdak en maaltijden. Medisch student, 25 jaar oud en 5'11" lang. L.F. Harvath te Almelo, zorgde ook voor onderdak en maaltijden tijdens de zomer van 1944. Leraar engels, Oostenrijker van geboorte. Mager, blond, 27 jaar oud en 5'10" lang. Bannick stationschef te Marienberg Hij verborg Pipes enige dagen op het station in maart 1945. Leeftijd 40 jaar, middelmatig gebouwd en was in de USA tijdens zijn jeugd. Op 5 april 1945 maakte Pipes contact met geallieerde troepen in Coevorden.

Robert Pipes werd geboren op 24 december 1918. Voor hij in dienst ging woonde hij in Dallas Texas, 2121 Proctor Street.

Hij schreef een boek over zijn avonturen genaamd: The Playboy Crew 1943-1944, Memoirs of World War II can be ordered by retailers or wholesalers for the maximum trade discount price set by the author in quantities of ten or more from the Outskirts Press wholesale online bookstore at www.outskirtspress.com/buybooks.
ISBN: 9781432758493   Format: 6 x 9 paperback white   SRP: $9.95
ISBN: 9781432758516   Format: 6 x 9 hardback w/ jacket   SRP: $21.95
For more information or to contact the author, visit www.outskirtspress.com/theplayboycrew.
About the author:
Robert F. Pipes was born in Frankston, Texas, in 1918.  He began his military career in the 112th US Cavalry in 1939, and two years later he joined the Army Air Corps.  He is a member of the 112th US Cavalry Association and has been a member of numerous historical organizations and societies, including the American Legion, Elks, and the Knights of Columbus.  He has lectured to various groups of retired military personnel and students, and excerpts of his story have been published in Martin Bowman’s Home by Christmas, John Woolnough’s Attlebridge Diaries, The Durant Daily Democrat, and The Daily Oklahoman.  Pipes is enjoying his retirement in Durant, Oklahoma, where he has lived for the past two decades.



We are saddened to report the passing of Robert Felton Pipes.

He was born December 24, 1918, in Frankston, Texas. He passed from this life January 1, 2016, in Terrell, Texas. Robert Felton and his family moved to Dallas in the early 1920s where he attended Obadiah Knight Elementary School, Crozier Tech high School and St. Joseph's High School, graduating from the latter in 1938. The next year, he entered the military. During his career, Robert Felton served in the 112th Cavalry, the 8th Air Force of the U.S. Army Air Corps, the United States Air Force and the Air National Guard. His military career spanned nearly three decades: twenty-one years active duty and the remainder in the Air National Guard. He achieved the rank of Master Sergeant. Robert Felton's awards include: the Purple Heart; the Air Medal with Oak Leaf Cluster and numerous other decorations.

After leaving the military, Robert Felton worked as a jet engine mechanic at Dallas Airmotive and Solar Turbines, Inc. In his retirement, he served on the board of the Fort Sill Historical Association. Additionally, Robert Felton authored a book chronicling his experiences in WWII titled, "The Playboy Crew 1943-1944: The Men of B-24 Liberator 41-29399" and spent several summers in Arizona assisting the Apache Indian reservation forest firefighting team at Point of Pines.

Robert Felton is predeceded by: his wife, Betty Pauline Pipes; parents, John Willie and Elizabeth Pips; and siblings, Cecil Gordon Pipes, Berniece Elizabeth Webb, Frank Smith Pipes, John Morris Pipes and Ruby Mae Boothman. He is survived by: his sons, Robert Frank (Marilyn) Pipes, Brian Alan (Debi) Pipes; his daughter Melissa Lusara Pipes-Spencer and her fiancé Steve Cox; stepson, Jim (Gina) Howell; his three grandchildren, Daniel Felton Pipes, Molly Sloan Pipes and Robert Ryan Spencer; one great-grandchild, Sawyer James Hartley; sister, Edith Ann Early; as well as numerous nieces and nephews.

Robert Felton will be fondly remembered and sorely missed by his family and friends. In lieu of flowers, Robert Felton requested that a donation be made to The Wounded Warrior Project or The Freedom Alliance.



MARTIN CECH

Het Amerikaanse E & rapport van Martin Cech is opgemaakt op 9 april 1945. Het rapport draagt nummer 2934 en hierin is aangegeven dat Cech vermist werd vanaf 6 maart 1944 en hij voegde zich weer bij de Geallieerde troepen op 5 april 1945 in de buurt van Bergentheim.

De B-17 van het 423e Sqdn, 306 Bomber Group keerde alleen van een missie in Duitsland terug en werd aangevallen door zes Duitse jachtvliegtuigen. Twee van de vier motoren begaven het en een derde lekte olie en stond in brand. De deur aan de zijkant was compleet weggeschoten, het toestel was een vliegend wrak geworden en Cech verliet  het vliegtuig als eerste. Van de bemanning heeft hij niemand op de grond terug gezien. Hij kwam veilig aan de grond bij Ommen op 6 maart 1945.
De bemanning bestond uit de volgende mannen:

Piloot, 1e Lt. Adams, lot onbekend
Co-piloot, 2e Lt. Methews, lot onbekend.
Navigator, 1e Lt. Boongie, lot onbekend.
Bomrichter, 1e Lt. Barnes, lot onbekend.
Radio Operator, T/Sgt. Palineca, lot onbekend
Top Turret, T/Sgt. Keene, lot onbekend.
Ball Turret Gunner, S/Sgt. Stevenson, lot onbekend.
Waist Gunner Rechts, S/Sgt. White, lot onbekend.
Waist Gunner Links, S/Sgt. Cech, ontsnapt.
Staart Schutter, S/Sgt. Headbery, lot onbekend.

Bij zijn ontsnapping en onderduik periode werd hij geholpen door de volgende personen: Johannes (ter Horst), Bloemendaal Straat 36 Enschede. Hielp hem gedurende de eerste drie dagen als gids en verschafte voedsel. Lengte 5' 9", blond, slank en droeg een bril. A. de Bruin en familie uit Marienberg. Nam Chech in huis, verschate hem voedsel gedurende de periode juli 1944 tot februari 1945. Zie rapport 2936 voor meer details over deze familie.  Familie Hartsman uit Eibergen, deze familie bestond uit het echtpaar Hartsman, een baby genaamd Bertha, een zoon van 12 en nog twee dochters. Zij zorgden voor onderdag en voedsel gedurende de periode 25 maart tot 1 mei 1944. Ralph Blokzijl, Lepperkerkstraat 265, Enschede. Verleende in mei 1944 onderdak en zorgde voor voedsel. Was verzekeringsagent, 50 jaar oud, lengte 5' 10" en bijna kaal. De heer L.F. Harvath uit Almelo, hield Cech in de zomer van 1944 enige dagen verborgen. Was leraar Engels, mager, blond, 27 jaar oud en Oostenrijker van geboorte. Scholten uit Almelo, medisch student. Hier verbleef de vliegenier enige dagen in de zomer van 1944. Was 5' 11" middelmatig van bouw. Captain Everette (Lancker) uit Hellendoorn, was behulpzaam bij verplaatsingen en regelde onderduik adressen. Leider van de Nederlandse ondergrondse, 55 jaar oud, militair gedrag. De familie Smeenk uit de omgeving van Marienberg, zorgde voor maaltijden en soms voor een slaapplaats. Verleende uitstekend hulp tijdens de herfst van 1944 in samenwerking met de familie De Bruin. Zie E & E rapport nr. 2937. Jan Leiseker (Jan Lescher) en zijn gezin, woonde 5 km ten noord-oosten van Almelo. Voorzag de vluchteling van maaltijden en soms van onderdak, boden uitstekend hulp gedurende de herfst en de winter van 1944, ook weer in samenwerking met de familie De Bruin. Jo uit Enschede, bood samen met de ontsnapten tegen de Duitsers (tijdens de overval op de boerderij van de familie De Bruin) Hij was mager, blond haar en 22 jaar oud. Op 5 april stak Cech samen met Bouley en twee Nederlandse jongens een paar velden over in de buurt van Bergentheim om zich bij de Canadezen te voegen.

Martin Chech werd geboren op 14 november 1918. Tijdens zijn burger bestaan was hij machinist en woonde 1947, East 20th Street in Cleveland Ohio. Toen Cech met zijn toestel werd neergeschoten was hij aan zijn 21ste missie bezig en was onderscheiden met de Air Medal. Tijdens de luchtgevechten had hij een granaatscherf in zijn rug gekregen. Het vliegtuig was om 07.00 uur opgestegen van Thurleigh Station III in Engeland

Martin Cech werd op 14 november 1918 geboren te Akron, Ohio. In 1957 trouwde hij in Columbus Ohio met Phyllis Burgoon.Hij is waarschijnlijk in 2004 overleden, mogelijk in Columbus, Ohio.


HAROLD L. CHAPMAN

Zijn E & E rapport draagt nummer 2935 en is opgemaakt op 9 april 1945. Chapman werd vermist sinds 29 juni 1944 toen zijn B-17 Fortress neerstortte. Op 2 april 1945 kwam Chapman weer in contact met de geallieerde troepen bij Kloosterdijk.

Het toestel van Chapman dat deel uit maakte van het 336e Sqdn van de 95e Bomber Group stortte rond 11.30 uur in de buurt van Vroomshoop neer en hij kreeg meteen hulp. Zijn Nederlandse helpers waren: Familie De Bruin uit Marienberg. Hij bleef bij hen tot 27 februari 1945. Waar hij verbleef tot dat hij weer met geallieerde troepen contact maakte is te lezen in het E&E rapport van Sgt. Heafner, rapport nr 2936. De familie De Bruin voorzag hem van onderdak, kleding voedsel en veel extraatjes. Hij verbleef op hun boerderij van 1 juli 1944 tot 27 februari 1945 in het gezelschap de sergeanten Heafner, Cech, Pipes en Bouley. Op 27 februari overvielen de Duitsers het huis van de familie De Bruin, de Amerikanen schoten zich een weg naar buiten en wisten heelhuids te ontkomen. De familie De Bruin verdient veel lof want zij namen enorme risoco's door de vijf mannen in huis te nemen.

De Crew bestond uit de volgende mannen:

Piloot, 1e Lt. J. Cook, gesprongen.
Co-piloot, F/O Harry Bacchus, gesprongen.
Navigator, een nieuw bemanningslid, ken zijn naam niet.
Bomrichter, 2e Lt. Robert Hansen, gesprongen.
Radio Operator, T/Sgt. Henry Hopwood, gesprongen.
Top Turret Gunner, S/Sgt. Stewart Bouley, ontsnapt.
Ball Turret Gunner, S/Sgt. Dyson, gesprongen.
Waist Gunner rechts, Harold L. Chapman, ontsnapt.
Waist Gunner links, S/Sgt. E. Baptiste, gesprongen.
Staart schutter, Vernon Adams, gesprongen.

Het toestel was om 06.00 uur opgestegen vanaf vliegveld Horham, station 119 en dit was ook Chapman's 7e missie.

Chapman werd geboren op 24 juli 1920 en woonde voor hij in dienst ging in East Hampton, Long Island, New York en was vrachtwagen chauffeur.

Harold Leroy Chapman overleed in East Hampton op 9 januari 1990.
H.L. Heafner, H.L. Chapman, Martin Cech, Stuart Bouley, Raymond Swick, Robert Pipes. © Rondom den Herdenbergh
Via Marlijn, medebewoonster van Huize Wunderlich in Wageningen, kon ik een paar boeken over Geesteren lenen en daarin trof ik het verhaal over de familie Lescher aan. Deze boekjes zijn uitgegeven door de Heemkundige Vereniging van Geesteren.
In 2015 werd een boek uitgegeven ter gelegenheid van het feit dat Geesteren 70 jaar geleden bevrijd werd. Dit boek is genaamd 'Oorlog in Herinnering' en hierin is het volgende te lezen over de familie Lescher:


Harry Lescher haalt herinneringen op
.

"Onze ouste broer Jan was thuis de belangrijkste man van het verzet tegen de Duitse bezetter, maar eigenlijk waren wij er allemaal bij betrokken. Jan was een man uit één stuk, voor de duvel niet bang en met een enorm gevoel voor rechtvaardigheid. Dit laatste werd nog eens extra versterkt vanwege het feit dat onze familie van oorsprong zelf uit Duitsland kwam. Jan voelde haarfijn aan dat wat de Duitsers deden zo fout was als maar kon zijn. In zijn beleving diende men zich hiertegen met hand en tand te verzetten. Desnoods met gevaar voor eigen leven. Hij was goed bevriend met Herman Kroezen van de Slagenweg uit Harbrinkhoek. Kroezen vervulde een zeer belangrijke rol bij tal van verzetsactiviteiten in de regio. Waar mogelijk hielp 'Oons Jan' Herman Kroezen bij sabotage activiteiten gericht tegen de bezetter. Gedurende de oorlog zaten er regelmatig piloten bij ons ondergedoken. Ons huis was een soort van tussenstop voor hen. Sommige piloten bleven er slechts kort, anderen wat langer. Dit lag eraan of het al dan niet veilig en verantwoord was om meestal 's nachts te voet, of per fiets verder te trekken richting het zuiden. Onder de vloer van de woonkamer was een kelder uitgegraven waarin de piloten zich vliegensvlug konden verbergen als er onraad dreigde. In de kelder was er geen enkele luxe, de bodem was hoegenaamd alleen van zand. er lagen een aantal machinepistolen verborgen, een flinke voorraad springstof en een emmer vol handgranaten. Overdag, als de kust veilig was, namen de piloten gewoon deel aan ons gezinsleven. Wij hadden een klein boerderijtje met wat koeien, klein- en pluimvee en waren daardoor in staat redelijk in ons levensonderhoud te voorzien".


Nachelijke voedseldroppings.

"Ook voor de piloten was er voldoende te eten en te drinken. Naast dat wij in onze eigen voedselbehoefte konden voorzien, kregen wij ook regelmatig extra voedsel aangereikt dat tijdens nachtelijke droppings in de omgeving van de schietbaan ter hoogte van de Boslandweg te Vriezenveen was afgeworpen".
Boslandweg, Vriezenveen.
"Jammer genoeg was voor de piloten tabak een schaars goed in die tijd. Wij hadden echter een radiozender op het erf welke op vernuftige wijze in een melkbus was verborgen. De piloten konden vrijelijk over deze zender beschikken. Zij seinden in codetaal richting Engeland dat zij naast voedsel ook graag tabak wilden ontvangen"

Dit lijkt mij een sterk verhaal, genoemde vliegers waren schutters en geen marconisten en zij beschikten zeker niet over eigen codes. Zeker is wel dat zowel Sjoerd Sjoerdsma als Jaap Beekman regelmatig om sigaretten en tabak vroegen. Ook beide marconisten van Jedburgh team Gobbo, die ook enige tijd bij de familie Lescher ondergedoken waren, zullen om rookwaar gevraagd hebben. Ik denk dat hun zender in de melkbus verborgen zat.

"Meestal verliepen de droppings zoals gepland maar af en toe ging het ook mis. Slecht zicht of plots onheil aan de grond waren vaak de oorzaak van een mislukte dropping. Dan kon het wel eens voorkomen dat eten en drinken thuis een schaars goed waren en er geen rookwaar voor de onderduikers was. Ma wist het echter toch altijd zo te organiseren dat niemand met een lege maag naar bed hoefde. Bang voor verraad spraken wij kinderen op school met geen woord over de piloten bij ons thuis. Eén keer je mond voorbij praten kon desastreuze gevolgen hebben. Zwijgen was daarom voor ons een vanzelfsprekendheid".


Dekens voor de familie Lescher op donderdag 15 maart 1945.

Omstreeks half drie in de middag fietst de Almelose verzetsman Jo Burks door de Weitemanslanden. Hij is zojuist bij de familie Lescher aan de Witteveenseweg vertrokken, waar hij enkele dekens heeft afgegeven. Die dekens zijn hard nodig, want op de boerderij zitten vijf mannen ondergedoken. Burks is nog maar net de Witteveenseweg uitgefietst als in tegenovergestelde richting drie Duitse militairen van de beruchte Feldgendarmerie aan komen fietsen. Zij passeren hem zonder iets te zeggen, maar wanneer hij zo onopvalend mogelijk omkijkt, ziet hij hoe zij een moment aarzelen alsof zij hem toch willen aanhouden. gelukkig schijnen zij van gedachte te veranderen; zij laten hem ongemoeid en vervolgen hun weg. Burks trapt opgelucht door en is al weer een paar kilometer gevorderd, als achter hem in de verte een hevige schietpartij losbarst. Hij springt geschrokken van de fiets en luistert ingespannen: het schieten gaat onverminderd voort en zijn bange vermoedens lijken bevestigd te worden, want de schoten komen onmiskenbaar uit de richting van de Witteveenseweg, daar waar ongeveer de boerderij van de familie Lescher staat!


Vijf onderduikers op de boerderij.

Zoals vermeldt zitten op de boerderij van Lescher vijf mannen ondergedoken. het zijn drie Amerikaanse vliegers genaamd Chech, Haefner en Bouley en twee onderduikers Jo Zweers en Arie de Bruin. Deze vijf mannen zitten daar al sinds eind februari nadat ze in Beerzerveld al schietend aan dertig Landwachters wisten te ontkomen. Zij waren daar verraden door iemand uit de buurt, die de Landwachters had verteld dat in de boerderij van de familie de Bruin een heel leger onderduikers zat en dat het een complete opslagplaats was voor gedropte wapens. Op donderdag 15 maart 1945, net na het middageten, slenteren Arie de Bruin en Jo Zweers de Witteveenseweg af op weg naar een buurman van de Leschers, de landbouwer Gast. Zij weten dat daar tabal wordt verbouwd en daarin zijn de twee mannen in hevige mate geïnteresseerd. Wanneer zij de deel bij Gast oplopen vinden zij de man daar aan het werk en nadat zij de felbegeerde tabak 'versierd' hebben is er nog even tijd voor een praatje. Wanneer zij tien minuten later de deeldeur weer uitkomen om terug te keren naar hun onderduikadres, staan zij plotseling oog in oog met drie 'Kettinghonden' van de Duitse Feldgendarmerie. Deze bijnaam kregen deze beruchte politietroepen vanwege de grote metalen plaat die zij aan een ketting om hum nek droegen. Het groepje bestaat uit een officier, een onderofficier en een soldaat. "Wer sind sie!" snauwt de officier en duwt beide jongens terug de deel op. De soldaat laat hij buiten op het erf de wacht houden en zelf gaat hij, vergezeld van de onderofficier mee naar binnen waar boer Gast onverstoorbaar met zijn werk verder gaat. Bij een vluchtige foullering vinden de Duitsers in de zakken van Jo Zweers enige patronen en dan zijn de poppen pas goed aan het dansen. De officier duwt de twee tegen de muur en laat ze door zijn ondergeschikte bewaken. Hij grijpt Gast, slaat hem in het gezicht en dwingt hem voorop de ladder naar de hooizolder op te gaan om te kijken of er nog meer onderduikers zijn. In een onbewaakt ogenblik weet Jo Zweers aan de aandacht van de Duitse onderofficier te ontsnappen; hij springt naar de deeldeur en verdwijnt het erf op. Daar loopt hij uiterlijk kalm, naar de soldaat die daar op wacht staat en zegt dat hij op bevel van diens superieur even zijn Ausweis uit zijn jas moet halen die in de schuur hangt. Doodgemoedereerd loopt hij op de bewuste schuur af, doet de deur acht zich dicht en neemt dan een geweldige spurt naar de deur in de achterwand. Hij is al honderden meters het land in gerend als de soldaat begint te begrijpen wat er gebeurd is. Hij jaagt de vluchteling nog een salvo uit zijn machinepistool na, maar treft gelukkig geen doel.


Pistool in de nek.

Voor Arie de Bruin verloopt de toestand niet zo gunstig. Hij had Jo Zweers willen volgen maar de onderofficier grijpt hem bij zijn haar en drukt hem een pistool in de nek. De officier is inmiddels, hals over kop, van de hooizolder naar beneden gekomen en zet de handen van Arie de Bruin op dienst rug vast met een paar handboeien. Hij vloekt en tiert tegen zijn ondergeschikte en rent naar buiten om te zien waar Jo Zweers is gebleven. Als hij merkt dat de vluchteling niet door de schildwacht is tegengehouden koelt hij zijn woede op Arie de Bruin. Hij trapt hem verschrikkelijk hard onder zijn zitvlak en omdat Arie de Bruin zijn handen op zijn rug geboeid heeft kan hij zich niet meer in balans houden en smakt voorover tegen de grond. Hierop beginnen de Duitsers het erf af te zoeken: de Feldwebel wordt bij Arie de Bruin achtergelaten voor bewaking. Al zoekend verwijderen de soldaat en de officier  zich en Arie de Bruin ziet tot zijn schrik dat ze gevaarlijk dicht in de buurt van een bult str komen, waaronder zich een pas gereviseerde Wehrmachtsauto bevindt. De wagen werd door Jan Lescher gestolen bij garage Kemperink in Harbrinkhoek en samen met hem, had Arie de Bruin de wagen netjes onder het stro laten verdwijnen. De Duitser die Arie de Bruin bewaakt en die schijnbaar graag zijn fout van daarnet weer goed wil maken, zet zijn arrestant doorlopend onder zware druk om toch vooral maar op te biechten waar zijn maat gebleven kan zijn. Arie de Bruin laat de manmaar praten en scharrelt intussen langzaam maar zeker verder weg van de zoekende Duitsers. Deze schieten hun wapens leeg in de stro hoop, waarop er een verdacht gerinkel van glas volgt. "De autoruiten" denkt Arie de Bruin, "Ik moet zien dat ik op een geschikte manier uit de buurt kom voordat die rotmoffen hun eigen wagen vinden". Hij doet alsof hij voor de argumenten van zijn bewaker zwicht en zegt tegende man dat hij naar de plaats zal brengen waar Jo Zweers naar toe is gevlucht.In ruil voor zijn inlichtingen belooft de Duitser hem dat hij er genadig vanaf zal komen: "Hij zal slechts als straf voor de Arbeitseinsatz moeten gaan werken". Net op tijd, de twee andere Duitsers beginnen al het stro van de auto af te trekken, leidt Arie de Bruin zijn bewaker in de richting van de boerderij van Lescher. Vanuit de verte ziet hij hoe de moeder van Jan Lescher zenuwachtig met melkbussen loopt te slepen terwijl zij steeds in zijn richting kijkt.


"Schiet die vent dood!"

Opgelucht beseft Arie de Bruin dat Jo Zweers dan in ieder geval het bericht van zijn arrestatie aan de familie Lescher heeft overgebracht en dat iedereen in de boerderij op zijn hoede is. Nu is de zorg om zo snel mogelijk duidelijk te maken dat er slechts één Duitser onschadelijk gemaakt hoeft te worden. Wanneer zij bij Lescher op het erf zijn gearriveerd zet de Duitser zijn fiets tegen de put en terwijl hij zijn pistool op Arie gericht houdt lopen zij naar de keukendeur. Jo Zweers zit intussen met de drie piloten in de schuilplaats en trillend van de spanning wachten zij, met de wapens in de hand, op de dingen die staan te gebeuren. "Is Jo hier ook" vraagt Arie de Bruin aan mevrouw Lescher "Roep hem even en zeg dat ik hier ben". De boerin knikt, loopt naar binnen en trekt het luik van de schuilplaats open. Zij steekt haat hoofd naar binnen en sist tussen haar tanden tegen Jo Zweers: "Schiet die vent dood, we laten Arie niet meenemen". Als Jo Zweers niet direct antwoordt, voegt zij er beslist aan toe: "Als jij het niet doet, doe ik het!" Door de zijdeur van de keuken kan Arie de Bruin dwars over de deel kijken en hij ziet in het schemerige licht hoe aan de overkant voorzichtig een deur opengaat, waar even later een machinepistool en het gezicht van één van de vliegers achter tevoorschijn komt .... De Duitser naast Arie de Bruin is zich van deze gevaarlijke ontwikkeling ten opzichte van zijn gezondheid niet bewust: hij houdtnog steeds het pistool op zijn gevangene gericht en wacht tot Jo Zweers tevoorschijn zal komen. Arie de Bruin vraagt zijn bewaker tijdens het wachten om een sigaret, hij vindt dat hij die wel verdiend heeft nu de vluchteling door hem is aangewezen. Natuurlijk gaat het hem niet om de sigaret, maar hoopt dat hij de Duitser dan even zijn wapen weglegt. En waarachtig hij trapt er in: hij steekt zijn pistool in de tas en begint een sigaret voor zijn bereidwillige gevangene te draaien. Op het moment dat hij de lucifers uit zijn zak wil halen, duikt Arie de Bruin met een geweldige sprong het huis binnen en stormt de deel over.


Verblufte Duitser stort gewond neer.

Meteen schiet Jo Zweers met een revolver op de verblufte Duitser en deze stort gewond neer. Het lijkt het sein voor een kleine oorlog, want nu komen ook de Amerikanen achter de boerderij vandaan en openen een moordend vuur in de richting van de gewonde Duitser. Deze heeft ondertussen kans gezien om, al kruipend, in de dekking van een mesthoop te komen. Hoewel nog steeds uit alle wapens op hem gevuurd wordt, schijnt hij daar betrekkelijk veilig te zijn. "Drop handgrenades, drop handgrenades" gilt Arie de bruin in het engels tegen de vliegers, terwijl hij machteloos moet toezien vanwege de op zijn rug gebonden handen. Het schijnt inderdaad nodig te zijn om zwaarder geschut te gebruiken, want de Duitser heeft inmiddels zijn machinepistool, dat al die tijd aan zijn schouder heeft gehangen, in gebruik genomen en verdedigd zijn stelling fel. De Amerikanen hebben intussen gehoor gegeven aan de dringende oproep van Arie de Bruin een handgranaat in de richting van de Duitser achter de mesthoop gegooid. Op dat moment mengt zich een derde, zeer enthousiaste, partij zich in de strijd. Het is de goed afgerichte jachthond van Jan Lescher, die hij enige tijd geleden van de Duitsers heeft gestolen. De hond verloochend zijn jachtinstinct niet: als een pijl uit een boog rent hij achter de weggeworpen handgranaat aan, pakt het projectiel in de bek en loopt er triomfantelijk mee in de richting van Arie de Bruin en zijn medestrijders! Zij doen nog een vertwijfelde poging om het dier de andere kant op te sturen, maar de hond laat zich niet van de wijs brengen; voor dit werk is hij opgeleid en maandenlang getraind. Dit lijkt bij uitstek de gelegenheid om te tonen wat hij kan. Nog net op tijd komt de verlossende explosie; granaat en hond vliegen uit elkaar!


Arie de Bruin moet van de handboeien bevrijd worden.

Ondertussen weet Herman Lescher tussen de kogelregen door nog een geit in veiligheid te brengen. De Duitser heeft van de kortstondige consternatie gebruik gemaakt om zijn stelling te verlaten. Zwaar gewond heeft hij zich in een sloot laten rollen en kruipt nu moeizaam weg in de richting van de boerderij van Gast. Zeker 400 meter verderop staan zijn twee kamaraden met een verrekijker te kijken hoe hij moet vechten voor zijn leven, maar zij komen hem niet te hulp. Op weg naar Almelo is de gewonde Duitser overleden. In de nu ontstane adempauze grijpen Haefner en Bouley de geboeide Arie de Bruin onder z'n armen en rennen met hem weg om iemand te zoeken die de handboeien kan doorhakken. Onderweg komen ze Jan Lescher tegen die op de fiets komt aanjakkeren. Dodelijk ongerust heeft hij het hevige schieten gehoord en met een handgranaat en een pistool in z'n handen wil hij zich in het strijdgewoel storten. Als hij ziet dat het niet meer nodig is, stuurt hij zijn moeder vast weg. Hij weet dat de Duitsers terug zullen komen om hun nederlaag te wreken. Ook zijn broertjes en zusjes moeten bij school opgevangen worden, want die kunnen natuurlijk niet naar huis terug. Er wordt snel en kort overlegd. Het is zaak om zo vlug mogelijk spoorloos te verdwijnen, maar eerst moet Arie de Bruin van zijn boeien bevrijd worden. De eerste boer waar zij om een hamer en nijptang vragen deinst verschrikt achteruit en kan alleen maar zeggen: "Weg, weg!"


"Jij altijd met je onderduikers"

Ook op het volgende adres zijn zij niet erg welkom; de vrouw overlaadt Jan Lescher met verwijten "Jij altijd met je onderduikers, de hele buurt wordt nog uitgeroeid". Wanneer de man begint met "heb je nu je zin" raakt Jan Lescher door het dolle heen en maakt aanstalten om de handgranaat bij de mensen naar binnen te gooien. De anderen weten hem echter tot kalmte te manen en het gezelschap vertrekt haastig naar het volgende adres. Daar heeft men wel begrip voor de situatie en ook de nodige gereedschappen. Op een grote steen voor het huis slaat Jan Lescher, niet zonder enige moeite, de stalen boeien van Arie de Bruin door. De polsen van het 'slachtoffer' zwellen door de dreunende hamerslagen op tot bijna twee keer de normale dikte, maar hij staat even later toch te juichen en te springen als een kind als hij zijn beide handen weer vrij heeft; de stalen klemmen die nu nog om zijn polsen zittenkomen later wel aan de beurt. Arie de Bruin, Jo Zweers en de Amerikanen belandenuiteindelijk in Manderveen, waar zij zich schuil houden in een hooiberg bij de 'Weustboer'. Hier zitten ze ongeveer 300 meter van de grens verwijderd en in de verte zien zij de Duitse grenswachten patrouilleren.


Boerderij wordt opgeblazen.

Jan Lescher duikt onder bij een bekend adres van hem, de familie Geerdink (Frederiks-Graats) in Harbrinkhoek. Een geweldig stel mensen war hij steeds veel hulp van ondervindt. Ma Lescher duikt bij haar vader onder, maar wordt daar helaas door de SD gearresteerd. Zij wordt na 14 dagen door de SD in Almelo verhoord. Zij speelt echter de volmaakte onschuld. Wim van Walderveen houdt tijdens die 14 dagen, via een contact in de gevangenis, voortdurend Jan Lescher op de hoogte van de toestand waarin zijn moeder zich bevindt. De boerderij van de familie Lescher wordt door de Duitsers geheel 'ontmanteld' en daarna opgeblazen. Hoe grondig dit gebeurd blijkt wel uit het feit dat er na de oorlog niet één steen meer gebruikt kon worden voor de herbouw van de nieuwe boerderij. Alles was totaal verpulverd.

Dit was miscchien ook te wijten aan de in de geheime bergruimte opgeslagen hoeveelheid springstof?


De volledige huisraad was door de Duitser meegenomen naar Geesteren en alle familiefoto's verbrand. Ondertussen waren meerdere buren vertrokken uit angst voor represailles van de Duitsers. Zo doken zij onder bij Bignhoes en Vearnhoes. Na de bevrijding krijgt de familie Lescher vanuit Duitsland een loods ter beschikkking waarin men voor nood kon wonen. Als een vorm van nazorg had de Ondergrondse hiervoor gezorgd. In de loop van 1947 kwam het nieuwe huis gereed. De loods deed in 1947 vervolgens nog dienst als woning voor Annie Lescher en haar man Bernard Kroeze.


Naschrift.

Jan Lescher overleefde de oorlog en diende daarna nog drie jaar in Indië. In 1983 kreeg hij een hoge onderscheiding voor zijn verzetsdaden. Hij overleed op 13 februari 1994 op de leeftijd van 73 jaar.



Terug naar de familie Lescher.

Op het internet vond ik nog een stukje over Jedburgh team Gobbo en Jan Lescher: bij de familie Lescher verving de oudste Jan zijn vader omdat deze door een ernstige ziekte niet thuis kon zijn. Samen met zijn moeder runde hij de boerderij en had hij mede de zorg voor zijn jongere broers en zuster.

Ook bij de Lescher waren veel gedropte wapens maar bovendien hadden er tot voor kort 5 Belgische militairen van de S.A.S. (Special Air Services, een elite-eenheid die ver achter het front op vijandelijk gebied werd ingezet om zoveel mogelijk afbreuk te doen aan het werk van de Duitsers) ondergedoken gezeten. De vijf commandos waren tijdens de luchtlandingen bij Arnhem (17 september 1944) in de buurt van Westerbork afgesprongen en hadden tot taak de hoofdweg bij Hoogeveen in de gaten te houden; via hun meegebrachte zenders gaven ze de Duitse troepenverplaatsingen door aan het hoofdkwartier.

Toen de gevechten bij Arnhem voor de geallieerden op een fiasco uitliepen, hadden ze opdracht gekregen zich weer achter de linies in Brabant te melden. (Zij werden ook in in safehouse in Drenthe overvallen, maar werden niet ontdekt) Na een tijdlang bij aannemer De Groot in Vroomshoop in een woonwagen ondergedoken te hebben gezeten werd de groep door de K.K. (Kontroll-Kommando) uit Ommen overvallen, maar de perfect getrainde soldaten wisten zich een weg naar de vrijheid te schieten. Helaas werd De Groot, samen met enkele andere verzetsmensen gearresteerd en op 2 maart 1945 bij Varsseveld gefusilleerd. Via de jongens van De Bruin komen de vijf Belgen uiteindelijk bij Jan Lescher terecht.

Om de vijf commando's te voorzien van voedsel en batterijen voor de zenders, werd een speciale dropping aangevraagd welke in drie containers werd afgeworpen vlak bij de Duitse schietbaan in Knuppelshuizen. Later bereikten de vijf SAS-leden veilig de geallieerde linies door via de Biesbosch naar bevrijd gebied uit te wijken.

                                                                                              


Fam. de Bruin uit Beerzeld.

Vrijwel alle leden van deze familie zaten op de één of andere manier in het verzet. In oktober 2017 kreeg ik de gelegenheid om met Marie de Bruin (1926) te spreken. In 1944 was zij 18 jaar en één van haar taken was het verzorgen van haar zieke vader Cornelis de Bruin. Omdat zij de jongste en de kleinste van de familie was, was zij degene die via een staande keukenkast en een geheim luik onder de vloer moest kruipen om daar de ontvangen wapens en explosieven te verstoppen. Ook moest zij bij tijd en wijle er wapens en springstof onder vandaan halen wanneer het verzet deze nodig had. Het is een keer voor gekomen dat er mensen richting de boerderij liepen terwijl zij onder de vloer zat. De geprepareerde keukenkast werd weer snel  in zijn originele staat terug gebracht en Marie kon niet meer onder de vloer vandaan komen. Daar zat zijn dan, opgesloten tussen wapens, munitie, handgranaten en kilo's springstof. Pas toen het gevaar geweken was mocht zij weer onder de vloer vandaan komen.
Bij de buurman van de familie de Bruin, de onderwijzer Wensink, zat Jaap Beekman ondergedoken. Hij kwam ook regelmatig bij de familie de Bruin langs, om een praatje te maken, of om materiaal op te halen.
Na de overval op de boerderij van de familie de Bruin op 28 februari 1945 werd Marie gearresteerd en opgesloten in de gevangenis in Almelo. Deze overval was het gevolg van verraad door landwachter W. die een zoon in Duitsland had zitten. Mogelijk heeft hij geprobeerd een deal te maken om op die manier zijn zoon naar huis te krijgen. Marie werd in de gevangenis door landwachters ondervraagd op een manier die voor haar erg beschamend was. Maar zelfs in die omstandigheden heeft zij niets losgelaten. Via de vrouwelijke gevangenisbewaakster mevrouw Huiskes was Marie in staat met de buitenwereld te communiceren. Mevrouw Huiskes verstopte briefjes van Marie onder de binnenzolen van haar schoenen en bracht deze naar een zuster van Marie.
Op 13 maart 1945 vierde Marie haar 19e verjaardag in de gevangenis, om het een beetje te vieren kreeg zij van de bewaakster Didi de Graaf een beker chocolademelk.
Een paar weken voor de bevrijding is Marie vrijgelaten, mogelijk hoopte men alsnog via haar een aantal verzetsmensen op te kunnen pakken, maar ook die vlieger ging niet op.

Naast de zes vliegers die men op de boerderij van de familie de Bruin verborgen hield, waren er op een gegeven moment ook nog zes mannen van de Arbeitseinsatz ondergedoken, deze zes heeft men zo snel mogelijk bij verschillende adressen in de omgeving van Beerzeveld ondergebracht. Marie is na de oorlog naar Amerika geweest om de vliegers thuis te bezoeken, met meerdere van hen heeft men jarenlang contact gehouden.







                                                                                         TERUG NAAR OVERZICHT


                                                                           TERUG NAAR TELEGRAMMEN 3, JAAP BEEKMAN



                                                                                         
     w.mugge@home.nl



                                                                                                   
28-02-2020
Voor de boerdrij van Fam. de Bruin in Beerzeveld.