PF CARD
FILE: HS9/951

NAME:
Luykenaar, Johannes Hendrik (Joop).

BORN:
19-01-1918, Rotterdam.

EDUCATION:

OCCUPATION:

ARRIVED IN ENGLAND:

ORGANISATION: SOE/BBO

TRAINED AS:
agent/organizer.

TO THE FIELD: 28-08-1944/29-08-1944

MISSION:
SHOOTING

DROPPED AT:

NEAR:
Voorthuizen.

DROPPED WITH:

OVERRUN:
N.A.

PLACE:
N.A.

RETURNED TO ENGLAND:
03-05-1945.

AFTER MISSION REPORT:

ARRESTED:

PRISONS:

DIED:
04-02-1996

PLACE:
Edmonton, Alberta, Canada.

ALIAS:
LODEWIJK

NAMES IN THE FIELD:
LEESTEMAKER

RADIOPLANS:
WITHRAM

CRYSTALS:
N.A.

SET:
N.A.

PREFIX:

CUTOUT:

WITH ORGANIZATION:

CONTACTS:

SAFEHOUSES:

TX LOCATIONS:
N.A.

WT-OPERATOR(S):

SOURCES:

REMARKS:
Johannis Hendrikus (Joop) werd in Rotterdam geboren als tweede zoon van Leendert Luijkenaar en Anna Helders. Joop oefende bij de boksschool van Wim Brand in de Keerweerlaan, was goalkeeper voor de Neptunus voetbalclub en werkte al vroeg als slagersknecht voor de Schops vleesfabriek. Hij was vrijgesteld van dienst omdat zijn broer al gediend had maar dat veranderde kort na zijn ontslag bij Schops in 1939. Joop moest toch in dienst.
Luijkenaar werd geplaatst in Grave, Noord-Brabant, dicht bij de grens met Duitsland. Daar leerde hij een opper van de Koninklijke Marechaussee kennen die hem vroeg of hij zin had bij de Marechaussee te komen. Na zijn examen maakte Luijkenaar deel uit van de Grave Brigade, en kreeg verdere opleiding in de Koning Willem II kazerne in Apeldoorn en bij de Marechausseeschool op de Gondelstraat in Scheveningen. Vanaf 14 februari 1940 zijn standplaats was Zierikzee.

Zijn eerste heldendaad verrichtte Luijkenaar tijdens de meidagen van 1940. Nadat op 13 mei 1940 bij Terneuzen een Engels oorlogsschip door een bom werd geraakt redde hij meerdere gewonden van de verdrinkingsdood. Met anderen van de Marechaussee moest hij een rendez-vous maken in Caen, France, hij fietste daarnaartoe om uiteindelijk via Duinkerken naar Plymouth over te steken op 12 juni 1940.
In Engeland, na een korte tijd met de Princes Irene Brigade, werd hij als vrijwilliger in Scotland door de SOE opgeleid tot geheim agent. In de nacht van 28 augustus 1944 werd hij bij Voorthuizen geparachuteerd om het verzet te leren met wapens om te gaan. Op 3 mei 1945 was hij weer terug in Engeland. Hij woonde toen op 117 Hertford House (Londen W1).
Na de oorlog bleef Luijkenaar bij de Koninklijke Landmacht. Hij werd naar Engeland overgeplaatst. Zijn verloofde Alida Johanna Booij volgde hem en zij trouwden op 9 augustus in Westminster, Londen. Daarna woonden zij in Indonesië en was hij in actieve dienst in Indonesië en Korea.
Alida werd Alice genoemd. Zij zat in het verzet en werd in 1944 gearresteerd. Ze zat tot het einde van de oorlog gevangen. Na Londen woonde het echtpaar enkele jaren in Indonesië en Duitsland (Bad Oeynhausen), voordat ze in Arnhem terechtkwamen, waar hun derde zoon en eerste dochter geboren werden. Er volgenden nog overplaatsingen naar La Courtine en Maastricht voordat hij eervol werd ontslagen met de rang van luitenant-kolonel.
Van 1963-1969 was hij de niet-academische directeur van de Haagsche Hotelschool en hoofd van het internaat. Daarna emigreerde hij naar Canada, waar hij tot zijn pensioen in de hotel- en cateringindustrie werkte.
Luijkenaar overleed in Edmonton en werd daar gecremeerd.

In de nacht van 28 augustus 1944, was een Britse Stirling bommenwerper aan het cirkelen om te zoeken naar het droppingsgebied dicht bij Voorthuizen op de Veluwe in de Nederlandse provincie Gelderland. In het ruim waren drie BBO agenten die elkaars echte namen niet wisten:
Lodewijk (Joop Luijkenaar, missie ‘Shooting’); Chris (Jaap Hinderink, missie ‘Hunting’) en Maurits (Jaap Beekman, missie ‘Charades’). Dit zou een blinde dropping zonder een ontvangstcomité worden. Luijkenaar ontdekte dat de radiocommunicatie binnen het vliegtuig niet werkte en dientengevolge werden de drie agenten te laat gedropt, ongeveer 5 kilometer verwijderd van de afgesproken plaats op de Appelse Heide en zij verloren elkaar uit het oog in het donker. JHL: “Het was erg donker. Ik begroef mijn parachute en materialen die ik niet nodig had, inclusief sommige wapens. Ik had een fles Hollandse jenever bij me, nam een slok en sprenkelde de rest over mijn kleren voor geval dat Duitsers me zouden tegenkomen. Ik kon dan een dronkaard spelen die van een feestje kwam. Ik verborg me vervolgens in een greppel tot vroeg in de ochtend. Ik had twee postduiven verborgen onder mijn jas en ik liet ze om 7 uur gaan. Ze vlogen onmiddellijk in de richting van Engeland. Op deze manier zou Londen weten dat ik veilig was aangekomen. Ik ging toen op zoek naar ons contact op een boerderij geheten: ‘Nieuwe Zorg’ op de Voorthuizerweg, op een paar kilometer afstand. “Wat gebeurde daar?”
JHL: “Ik wachtte tot de boer naar buiten kwam en na een praatje over het weer, zei ik het wachtwoord: “Ik ben hier voor de volkstelling van 1945.” Ruikend naar jenever dacht hij waarschijnlijk dat ik dronken was en hij keek me verbijsterd aan. Ik herhaalde het wachtwoord twee keer en nog steeds kreeg ik niet het vereiste antwoord. Vervolgens greep ik hem hard bij zijn kraag en legde uit dat ik een geheim agent was en die nacht gedropt vanuit Engeland. Hij
verontschuldigde zich. Ja, een paar maanden geleden had iemand uit het verzet hem verteld dat hij iemand kon verwachten uit Groot-Brittannië. “Helaas, ik was alles erover vergeten”, zei hij. Na een tijdje arriveerden de andere twee agenten en ieder ging zijn eigen weg.” In Voorthuizen was Luijkenaar ondergebracht bij de familie Hendriksen, die een bakkerij had. Daar ontmoette hij
Piet van de Veluwe van het lokale verzet met wie hij zijn opdrachten besprak. Zij organiseerden de eerste van vele wapendroppings op de nabijgelegen Appelse Heide. Tijdens 1944 werden zo’n 40.000 kilo wapens, munitie, springstoffen, sabotage materialen, sigaretten, geneesmiddelen en andere materialen gedropt, waardoor de Appelse Heide het meest gebruikte droppingsgebied werd tijdens de oorlog. De wapens en explosieven werden vervoerd naar de boerderij van de familie Kamphuis, waarvan de zoon een belangrijke rol
in het verzet speelde. Op de boerderij gaf Luijkenaar leden van het verzet instructie over het gebruik en onderhoud van wapens en hoe met explosieven om te gaan. JHL: “Wij ontvingen vervolgens opdracht van het Hoofdkwartier van Prins Bernhard om communicatielijnen en wegen naar Arnhem te saboteren, ter ondersteuning van ‘Operation Market Garden’. Ik deed dit met de hulp van de zoon van bakker Hendriksen. Met behulp van explosieven haalden we een aantal bomen neer om de snelweg tussen Amersfoort en Apeldoorn te blokkeren. We bliezen ook de treinrails tussen deze twee steden op, door gebruik te maken van een zelf-ontbrandend proces. De trein raakte de ontbrandingslont, ontspoorde en daardoor raakte de weg nog verder geblokkeerd.” “Wat gebeurde er daarna?” JHL: “Toen Hendriksen en ik ’s avonds terugkeerden naar Voorthuizen, zagen we een Duitse soldaat op een fiets met een geweer. We besloten om in de tegenovergestelde richting te lopen, maar hij volgde ons. We verborgen ons in een greppel en toen overweldigden wij hem en namen zijn geweer af. “Bitte nicht schiessen, ich möchte gerne meine Mutti wiedersehen”, zei de nu huilende Duitser (Alstublieft niet schieten, ik zou graag mijn mama weer zien). Hij zei dat hij een Tsjech was en het Duitse leger had verlaten. We besloten hem naar boerderij Kamphuis te brengen." Kort daarna hoorde Luijkenaar, dat de deserteur net buiten de boerderij was gearresteerd en doodgeschoten door de SD (Sicherheitsdienst, de Duitse veiligheidsdienst). Zowel Kamphuis als Hendriksen werden gearresteerd en doodgeschoten na gemarteld te zijn. Na
het debacle van ‘Operation Market Garden’ en dit incident was de SD waarschijnlijk op de hoogte van het feit, dat er een agent actief was in het gebied en Luijkenaar besloot om te vertrekken naar Rotterdam, zijn geboorteplaats.

JHL: “De ondergrondse was in staat mij met een ambulance naar Lekkerkerk aan de rivier de Lek in de provincie Zuid-Holland te brengen. De ambulancechauffeur was Rienus Landwehr uit Rotterdam en Lambertus Bakker van Nunspeet deed of hij de verpleger was. In Lekkerkerk bleef ik een paar dagen bij een melkveehouder en daar ontmoette ik Lies Nederveen van het verzet, die me adviseerde om met de boot naar Rotterdam te gaan omdat de Duitsers alle wegen naar Rotterdam controleerden. De boer bracht zijn melk naar een melkboot en de kapitein stond
me toe om mee te varen naar de haven van Rotterdam. Vanaf daar ging ik naar het huis van Rienus Landwehr’s ouders die me verwachtten.” Luijkenaar ging vervolgens naar het kantoor van het Nederveen Bouwbedrijf en werd naar een safehouse gebracht op de Nieuwe Binnenweg. Daar ontmoette hij Rienus Landwehr weer die hem uitgelegde dat het Nederveen Bouwbedrijf door zijn grootvader was opgericht, maar nu onder contract van de Duitsers was geplaatst om bunkers en antitank grachten te bouwen. Hij wilde zijn bedrijf niet verliezen, maar begreep dat na de oorlog hij misschien ter verantwoording zou worden geroepen en als collaborateur zou worden aangezien. Hij vroeg toen Luijkenaar om hem te verdedigen als dat zou gebeuren. “Hoe reageerde u daarop?” JHL: “Nou, Rienus was actief in het verzet, hij leek me een zeer eerlijke man en ik had eigenlijk geen andere keuze dan mijn steun toe te zeggen. Bovendien, door hem werd ik een Nederveen werknemer, met papieren waaruit bleek dat ik een toezichthouder was bij de bouw van anti-tank grachten in Rhoon, net ten zuiden van Rotterdam. In feite redden deze documenten, ondertekend door een Duitse Generaal, later mijn leven!” “Wat was er gebeurd?” JHL: “Er waren represaille acties van de Duitsers, waarbij ze een aantal mannen bij elkaar dreven en executeerden op straat of oppakten om naar Duitsland te worden vervoerd om dwangarbeid te verrichten. De Duitsers omsingelden een huizenblok waar ik was en namen alle
mannen mee. Ik probeerde te ontsnappen via de achterdeur, maar werd ontdekt door gewapende Duitsers. Met de anderen werd ik tegen een blinde muur gezet met twee machinegeweren op ons gericht. Na een paar minuten controleerde een geüniformeerde Nederlander mijn papieren. Ik vertelde hem dat de Duitse Generaal mij naar Duitsland wilde sturen, en dat hij beter moest informeren. De Nederveen papieren waren erg overtuigend en hij liet me gaan. Alleen God weet wat is er met de anderen gebeurd is.” Luijkenaar’s opdracht in Rotterdam was om het verzet instructies te geven over wapens en explosieven en om Duitse stellingen in en rond Rotterdam in kaart te brengen. Ook om droppings te coördineren en de gedropte wapens, explosieven en andere materialen van de Duitsers te verbergen voor gebruik door het verzet. Een andere BBO Agent, W/T operator Arie van Duyn (missie ‘Cribbage’) werkte zich een
slag in de rondte om informatie van Luijkenaar en andere BBO agenten door te zenden aan het BBO Hoofdkwartier in Londen.  Luijkenaar kwam vervolgens in contact met Pieter Booij, Commissaris voor de Sanitaire Voorzieningen & Ontsmettingsdienst voor de stad Rotterdam, die zijn toestemming gaf voor het opslaan van voedsel, voor degenen die ondergedoken waren, op zijn kantoor op het Noordplein. Dit was in het begin van in 1945, in het midden van de Hongerwinter, toen duizenden Nederlanders omkwamen van de honger. Dit frustreerde Luijkenaar en via een koerier gaf hij de volgende brief door aan BBO Commandant, Kapitein Kas de Graaf, aan het BBO Hoofdkwartier in België:

“Kapitein de Graaf,
Ik heb zojuist gehoord dat een van onze meisjes naar Eindhoven (in bevrijd Brabant) vertrekt. De situatie hier is op dit moment kritiek en het is tijd, dat er iets gebeurt. Wij, jongens die werden gestuurd uit Groot-Brittannië, hebben slechts één doel voor ogen en dat is de bevrijding van ons vaderland. U weet dat wij allen vrijwillig gingen, maar ik wil u een vraag stellen. Is Engeland zich bewust van hetgeen wij hier meemaken en van de gevaren waaraan we worden blootgesteld, met name in Rotterdam? Ook is de financiële situatie betreurenswaardig. Vele malen heb ik gevraagd om geld, maar niemand heeft hierop gereageerd. Op dit moment kan geld ons leven redden, enz, enz. We zullen vechten tot de dood.
Groeten, Lodewijk v/h Leestemaker.”

De brief geeft ons een idee van de geestelijke gesteldheid van de BBO agenten in Rotterdam. Kort nadat een man die actief was geweest in het verzet, was ontdekt en gearresteerd, ging deze na verschrikkelijke martelingen werken voor de Duitse Sicherheitsdienst en verraadde een aantal verzetsstrijders. Het BBO gaf de BBO agenten in Rotterdam de opdracht de verrader te grijpen en hem te liquideren. Een trieste affaire. In februari 1945, stond de eigenaar van het Restaurant van de Beurs, Mr. Kalkman toe dat een kamer naast de keuken kon worden gebruikt door Luijkenaar en het verzet. JHL: “Het was 28 februari, 11 uur in de avond en ik was er met ‘
Hans’ en Pieter Booij’s dochter Alice, beiden actief in het verzet. Alice was koerierster. We hoorden geluiden uit de keuken komen. Met pistolen in de hand, gingen ‘Hans’ en ik op onderzoek uit en plotseling stonden we oog in oog met de beruchte verrader Anton van der Waals en twee anderen in burgerkleding. Schieten zou onzinnig zijn geweest en wij waren met z’n drieën in staat om te Anton van der Waals ontsnappen via een bekende vluchtweg, dwars door de Cineac Cinema naar buiten. ‘Hans’ en ik verloren Alice uit het oog en wij verborgen ons in een diep gat in een opgebroken deel van de weg. Wij waren ervan overtuigd dat Alice was gearresteerd, maar later vonden wij tot onze blijdschap Alice ongedeerd terug in een safehouse op de Coolsingel.” Anton van der Waals, beschouwd als de ergste verrader van Nederland in de Tweede Wereldoorlog, werkte als spion voor de SD. Hij was verantwoordelijk voor de arrestatie van tenminste 83 leden van het verzet, van wie velen werden geëxecuteerd. Hij speelde een belangrijke rol in het Englandspiel dat veel Nederlandse geheime agenten uit Engeland hun leven kosten. Hij werd schuldig bevonden aan verraad en geëxecuteerd op de Waalsdorpervlakte in 1950, dezelfde plaats waar de Duitsers veel verzetsstrijders hebben geëxecuteerd.
De gehele familie Booij was betrokken bij het verzet. Theo Booij, die voor ingenieur studeerde aan de Technische Hogeschool van Delft, was een medewerker van ‘De Nederlander’, een ondergronds blad in Rotterdam. Door verraad overvielen de Duitsers het huis van Pieter Booij op de Bergweg 311, waar zij een radio geïnstalleerd vonden onder een stoel. Zij arresteerden Pieter Booij, die de resterende maanden van de oorlog in een gevangenis in Rotterdam doorbracht en zijn zoon Theo, die samen met 19 anderen werd geëxecuteerd door de Duitsers op het Hofplein in het centrum van Rotterdam op 12 maart 1945. Ze lieten Alice die in bed lag en veinsde ziek te zijn, met rust, terwijl zij
wapens had verborgen onder de dekens. Op 12 maart 1945 werd Theo Booij samen met 19 gevangen verzetsstrijders
geëxecuteerd op het Hofplein als vergelding voor een aanval op een lid van de Ordnungspolizei, de liquidatie van een
Duits lid van de Siecherheitsdienst en een Nederlandse collaborateur. Op die plek staat een monument met de namen van de twintig mannen die hun leven voor onze vrijheid verloren. JHL: “Het was eigenlijk toen, dat mijn vervalste werkdocumenten mijn leven redden en toen ik wegliep van de plaats waar ik vrij werd gelaten, zag ik ‘Hans’ tussen twee officieren van de ‘Grüne Polizei’. Hij knikte met zijn hoofd in de richting van ons safehouse op de Noordsingel. Ik begreep niet wat hij bedoelde, maar zag Alice Booij voor het huis. We voelden ons zeer aangetrokken tot elkaar, waren verliefd en ik vroeg haar te vluchten, hetgeen ze weigerde. Later die dag kwamen de Duitsers terug op Bergweg 311 en vonden een pistool en een codeboek en Alice werd gearresteerd. Met mijn pistool en code boek in Duitse handen, wisten ze dat ze een geheim agent hadden laten ontsnappen. Alice werd opgesloten in het beruchte ‘Oranjehotel’ in Scheveningen tot het einde van de oorlog. ‘Hans’ overleefde de oorlog niet.” Tijdens de Hongerwinter van 1944/45 stierven zo’n 20.000 Nederlanders van de honger of vroren dood. “Besloot u toen om te vertrekken uit het bezette deel van Nederland?” JHL: “Na een paar dagen besloot ik om terug te gaan naar het safehouse op de Noordsingel. Ik had een pakket met vlees, gewikkeld in papier voor mijn ouders, die ik meer dan vier jaar niet gezien had. Hoewel ik strikte instructies uit Londen had hen niet op te zoeken, na het verlies van Alice, wilde ik mijn ouders zien; ze wisten niet eens dat ik nog in leven was, laat staan in Rotterdam in het verzet actief was! Binnen in het huis trof ik twee Duitsers die hun geweren op me richtten en me bevolen naar de voorkamer te gaan en daar te wachten. Zonder aarzelen gooide ik het pakket in een hoek en ontsnapte door via een raam het huis uit te duiken. Dat de
Duitsers niet schoten, kwam omdat ze dachten dat er explosieven in het pakket zaten. Ik was gelukkig nog steeds in staat voedsel, brandstof en bonnen voor mijn ouders te regelen, zodat die daardoor de Hongerwinter overleefden. Ik sliep die nacht niet bij mijn ouders op Mathenessestraat 46A, maar bij mijn schoonzus en haar gezin op de Taanderstraat. Echter, na deze gebeurtenis, besloot ik Rotterdam te verlaten. Ook, omdat ik Londen op de hoogte wilde
brengen van de kritieke omstandigheden van de Nederlanders die honger leden, met name in Noord- en Zuid-Holland.”
Op 12 maart 1945 reisde Joop Luijkenaar op de fiets naar Berkel waar hij met hulp van de ondergrondse Brabant kon bereiken, dat in de herfst van 1944 was bevrijd. Vervolgens ging hij naar Diest in de Belgische provincie Vlaams-Brabant, waar de BBO organisatie haar Europese Hoofdkwartier had opgericht op 8 september 1944.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden 215 van de gevangenen verzetsstrijders in het ‘Oranjehotel’ in Scheveningen geëxecuteerd op de nabijgelegen Waalsdorpervlakte. Luijkenaar werd vanuit België onmiddellijk naar Londen gestuurd om Koningin Wilhelmina op de hoogte te brengen van de kritieke situatie in Nederland en de inspanningen van het verzet. “Eindigde hiermee de oorlog voor u?” JHL: “Nadat Nederland werd bevrijd, ging ik terug naar Rotterdam om mijn ouders te zien, die de oorlog hadden overleefd. Mijn enige broer Koos kwam terug uit Dresden, Duitsland waar hij gedwongen was te werken in het centraal postkantoor en hij de verschrikkelijke geallieerde bombardementen overleefde. De familie Booij had Theo verloren, geëxecuteerd door de Duitsers, maar Alice en haar vader overleefden de gevangenis ondanks erbarmelijke omstandigheden. Haar moeder en twee jongere broers en een zus waren ook
veilig.” “Ik had een diamanten huwelijksring en Alice zei ‘ ja’ op mijn voorstel om te trouwen.” Rond die tijd zei Prins Bernhard tegen Joop Luijkenaar dat het leger mensen zoals hij nodig had en vroeg hem om in het Nederlandse leger te blijven. Joop stemde in op voorwaarde dat hij gelijktijdig officier zou worden. Als een BBO Agent had hij geen specifieke militaire rang. ZKH Prins Bernhard, die Generaal en de toenmalige Commandant van alle Nederlandse strijdkrachten was, bevorderde hem onmiddellijk tot Tweede Luitenant van de Infanterie. Joop vroeg een kort verlof om te trouwen, wat natuurlijk werd verleend door de Prins. “Waar bent u getrouwd?” JHL: “Omdat wij beiden met anderen verloofd waren aan het begin van de oorlog, ontsnapten Alice en ik naar Londen om daar op 9 augustus 1945 te trouwen in Westminster in het bijzijn van mijn BBO-vrienden. Wij deden dit omdat onze beide ouders, die onze vorige verloofdes
goed gekend hadden, het niet gewaardeerd zouden hebben dat wij zo snel na de oorlog al trouwden. We hadden een korte huwelijksreis naar Schotland en ik toonde haar waar ik mijn 3-jarige training had doorgebracht. We genoten ook van de tijd met onze BBO-vrienden in Londen, die ik toen voor het eerst bij hun echte namen kon noemen. Aan het einde van de oorlog waren er veel feesten te vieren met de BBO Agenten in Engeland en Nederland.” “Wanneer keerde u terug naar Nederland?” JHL: “Kort daarna. Onze wederzijdse ouders aanvaardden natuurlijk ons huwelijk, ook al
hadden zij elkaar nog nooit eerder ontmoet. Er was een groot sociaal verschil tussen hen. Pieter Booij was een hooggeplaatste ambtenaar in Rotterdam, die dagelijks werd opgehaald en vervoerd door een chauffeur en een aantal huizen bezat, terwijl mijn vader een arme schoenmaker was, die in een klein gehuurd rijtjeshuis in de volksbuurt
Spangen inwoonde. Mijn moeder werkte als werkster om rond te kunnen komen. Onze vaders hadden echter iets gemeen; zij hebben beiden levenslang nooit een rijbewijs gehad.” JHL: “Het leger, waarin ik tegen die tijd was bevorderd tot de rang van Eerste Luitenant, wees Alice en mij het leeggeplunderde huis van Anton Mussert op de Hoogstraat in Den Haag toe om tijdelijk in te wonen. Mussert was de leider van de NSB, de Nationale Socialistische Beweging, die als politieke partij had samengewerkt met de Nazi’s. Mussert werd gearresteerd in die tijd en
later berecht en geëxecuteerd. We organiseerden een groot kerstfeest met onze BBO-vrienden in Utrecht in December 1945, maar daarna was het tijd voor ieder van ons om ons te gaan wijden aan onze militaire- en burger carrières.”
Het BBO had haar Nederlandse Hoofdkwartier in Utrecht gevestigd, maar met ingang van 1 juni 1946 beëindigde het BBO al haar activiteiten in Engeland en Nederland.




RELEASED:
N.A.

COMPLETE:
NO



© Weggum

w.mugge@home.nl

Datum: 04-11-2020