PF CARD
FILE: HS9/737/1

NAME:
Holvoet, Raymond André

BORN:
20-01-1924, Kortrijk (B).

EDUCATION:

OCCUPATION:

ARRIVED IN ENGLAND:

ORGANISATION:
MI-9/SOE

TRAINED AS:
WT-Operator

TO THE FIELD:
16-10-1944/17-10-1944

MISSION:
TIMON

DROPPED AT:

NEAR:
Boeschoten, Gelderland.

DROPPED WITH: du Bois

OVERRUN:
NA

PLACE:
NA

RETURNED TO ENGLAND:
NA

AFTER MISSION REPORT: NA

ARRESTED:
27-10-1944

PRISONS:
Zwolle

DIED:
10-04-1945 (executed)

PLACE:
Zwolle, tegenover de Katerveersluis

ALIAS:
BACON

NAMES IN THE FIELD:
Vermarcke

RADIOPLANS:

CRYSTALS:

SET:

PREFIX:
unknown

CUTOUT:

WITH ORGANIZATION:

CONTACTS:

SAFEHOUSES:

TX LOCATIONS:

WT-OPERATOR(S):
NA

SOURCES:
Frans Kluiters

REMARKS:
Op het geallieerde hoofdkwartier in Brussel werd na de mislukking van Market Garden door Major Airey Neave aan een tweede massaontsnapping gewerkt om nog meer afgesneden geallieerde militairen naar de eigen linies over te brengen. Uit verhalen van mensen die bij Pegasus 1 betrokken waren, wist hij dat er nog ongeveer 150 geallieerde militairen in bezet gebied verbleven. Zij hadden om verschillende redenen niet aan operatie Pegasus 1 deelgenomen. Zo waren er veel die door het verzet niet op tijd bereikt konden worden om deel te nemen aan Pegasus 1. Voor de voorbereiding van Pegasus 2 stuurde Major Neave twee personen naar bezet gebied die het plaatselijke verzet moesten helpen bij de organisatie. Op 17 oktober 1944 landden ’s nachts bij Garderen de Nederlandse luitenant Abraham du Bois en zijn Belgische marconist Raymond Holvoet. Zij waren allebei speciaal uitgekozen voor deze gevaarlijke missie, omdat zij in het verleden hadden laten zien dat zij kundige en moedige militairen waren.
Abraham du Bois (schuilnaam: Martien) was tot aan zijn deelname aan deze operatie één van de ondercommandanten bij de Prinses Irene Brigade. Ook had hij deel uitgemaakt van de staf van prinses Juliana in Canada. Zowel tijdens de meidagen van 1940 als bij acties ter voorbereiding op de invasie in Normandië had hij blijk gegeven van grote moed en capaciteiten.

Raymond Holvoet was afkomstig uit het Belgische Kortrijk. Als marconist van een Belgische Special Air Service (SAS)-eenheid had hij enkele missies in bezet gebied uitgevoerd. Hij slaagde er elke keer in om weer heelhuids naar Engeland terug te keren. Hij werd echter enkele dagen na de landing, op 27 oktober 1944, door de Duitsers gearresteerd. Hij zat op verschillende plaatsen gevangen en werd op 10 april 1945 in opdracht van de SD geëxecuteerd bij de IJsselbrug in Zwolle.
Martien stond er dus na enkele dagen alleen voor. Samen met het plaatselijke verzet moest hij proberen om Pegasus 2 ook tot een groot succes te maken. Dat dit moeilijker zou zijn dan bij Pegasus 1 stond al bij voorbaat vast. Bij de vorige operatie had het plaatselijke verzet het geluk dat de massaontsnapping samenviel met de gedwongen evacuatie van het dorp Bennekom. De Duitsers konden toen onmogelijk de grote vervoersstromen controleren, waardoor de geallieerde militairen ongezien de verzamelplaats konden bereiken.
De Duitsers, die ontzettend verbolgen waren over het feit dat zoveel geallieerden onder hun ogen ontsnapt waren, namen drastische maatregelen om een tweede ontsnapping te voorkomen. Zij ontruimden de noordelijke Rijnoever tot een diepte van ongeveer 10 kilometer, zodat er in dat gebied geen burgers mochten komen. Een goede verkenning van het gebied was daarom extra gevaarlijk. Ook was de afstand die moest worden afgelegd tussen de verzamelplaats en het oversteekpunt veel groter dan bij Pegasus 1 op 22 oktober. Dat hield in dat ongeveer 100 geallieerde militairen minimaal een volledige dag in de open lucht zouden moesten verblijven, wat de kans op ontdekking nog groter maakte.
Het was de bedoeling bij deze operatie op een andere plaats de Rijn over te steken. Er werd gekozen voor een plek bij het Heterense Veer. Via een telefoonlijn van het verzet werd er door Abraham du Bois druk overlegd met het hoofdkwartier van het British Second Army in het reeds bevrijde Nijmegen. Vanuit het hoofdkwartier werd doorgegeven dat de crossing plaats kon vinden in de nacht van 17 op 18 november of de twee daaropvolgende nachten. Alles zou tijdens die drie nachten op de zuidelijke oever klaar staan voor de massaontsnapping. Vanaf de noordkant zou men drie keer met een groen licht moeten seinen. Daarop zouden Canadese soldaten met stormboten naar de overkant komen om de vluchtelingen op te pikken. De Britse artillerie zou dekkingsvuur geven om de Duitsers op afstand te houden.
De afstand van de eerste verzamelplaats naar het overzetpunt was ongeveer 20 kilometer en daarom rekende men twee dagen voor de gehele operatie. Op 16 november gingen de eerste groepjes al via sluipwegen naar het eerste verzamelpunt. Deze verzamelplaats bestond uit een aantal lege kippenhokken achter de boerderij van de familie Wolfswinkel aan de Meulunterse weg in Lunteren. Op de avond van 17 november waren daar 75 geallieerde militairen en 5 gidsen verzameld.
Major Hughes Maguire, een inlichtingenofficier van de 1st British Airborne Division, werd een dag van tevoren aangewezen als leider van de tocht, terwijl de ontsnappingsroute en de verdeling van de wapens over de groep door Abraham du Bois gemaakt was. De afstand van het verzamelpunt tot het oversteekpunt bij het Heterense Veer was te groot om in één nacht te overbruggen. Daarom zou men zich noodgedwongen overdag schuilhouden in een bosperceel grenzend aan het landgoed Het Wekeromse Zand. Dit was een gevaarlijk gebied, waar regelmatig door de Duitsers gepatrouilleerd werd.
Tegen de orders van Du Bois in maakte Maguire de volgende indeling. Hijzelf zou de kopgroep aanvoeren, bij die kopgroep waren slechts zes bewapende militairen. Daarna volgde de hoofdmacht (voornamelijk hospitaalsoldaten en piloten) die geen gevechtstraining op de grond hadden gekregen. Deze hoofdmacht stond onder leiding van de legerartsen Allenby en Longland. De achterhoede, beter bekend als de fighting group, stond onder leiding van Major John Sacheverrel A' Deane Coke. De leden van de achterhoede hadden 44 stenguns bij zich. Deze ongelijke verdeling kwam voort uit de visie van Maguire: hij wilde namelijk zonder gebruik van wapens de rivier bereiken. Als de Duitsers toch achter de geallieerde ontsnappers aan zouden komen, zou de achterhoede hen tegen kunnen houden. Dit zouden zij moeten doen totdat het beschermende dekkingsvuur van de zuidelijke Rijnoever die taak over zou nemen.
Om vier uur ’s ochtends op 18 november vertrok de gehele stoet voor het eerste gedeelte van de massaontsnapping. Na een moeilijke en natte tocht werd het bosperceel op het landgoed Het Wekeromse Zand zonder ongelukken bereikt. Het was behoorlijk koud en daarom kreeg elke deelnemer een glas rum om zich warm te houden. Energietabletten moesten ingeleverd worden bij de legerartsen, zodat die uitgereikt konden worden aan mannen die oververmoeid zouden raken. Abraham du Bois, die het eerste gedeelte van de route ook meegegaan was, deelde mee dat in de loop van de avond nog ongeveer 20 geallieerde militairen zich bij Westerrode ten noorden van Ede aan zouden sluiten. Voordat Du Bois vertrok, benadrukte hij nog eens dat men echt oostelijk van de boerderij de Heibloem moest blijven. Als zij dit niet deden, zou de stoet te dicht langs de Duitse stellingen komen.
Om vijf uur ’s avonds vertrok men van Het Wekeromse Zand om nu in één keer naar de rivier te trekken. Rond negen uur ’s avonds kwam de groep bij Westerrode en toen liepen zij al twee uur achter op het schema. Maguire had geen tijd om op de 20 militairen die nog moesten komen, te blijven wachten. Maguire was namelijk bang dat hij anders te laat bij de Rijn zou komen.
Onder leiding van Maguire trok de groep verder over de door Du Bois uitgestippelde ontsnappingsroute. Het tempo was laag, omdat er steeds gestopt moest worden om te voorkomen dat de geallieerde militairen elkaar kwijt zouden raken. Na enige tijd kwam het tot een discussie over een mogelijk kortere route. Eén van de gidsen protesteerde hiertegen, maar Maguire zette door. Op zijn bevel liep de groep ontsnappers in de richting van de boerderij de Heibloem. Daarbij stuitten zij op een Duitse artillerieopstelling, bestaande uit drie batterijen verdragende kanonnen, waar een heel alerte schildwacht direct alarm sloeg. Op zijn roep wie daar was, reageerde niemand en er gebeurde verder niets. Maguire besloot verder te trekken, maar merkte niet dat alleen de kopgroep hem volgde. De rest van de groep bleef namelijk in dekking liggen.

Toen men eenmaal op de Heibloemlaan was, besloot Maguire het aantal deelnemers te tellen en toen kwam hij tot de ontdekking dat er maar 30 mannen bij hem waren. Op een open plek werd even gerust en ondertussen ging Maguire terug om te kijken waar de achterhoede bleef. Hun voorman, Major John S. A. Coke, was op zoek naar de voorhoede en zo kwamen deze twee officieren elkaar tegen. Maguire vertelde hem waar de kopgroep was en beval hem om zich binnen tien minuten met zijn achterblijvers aan te sluiten. Maguire voegde zich vervolgens weer bij de voorhoede op de Heibloemlaan. Na tien minuten vergeefs gewacht te hebben, trok Maguire met de 30 man verder. Major Coke bereikte wel de achterhoede, maar werd later in een vuurgevecht met een Duitser gedood.
Ondertussen was de voorhoede aan het eind van de Heibloemlaan gekomen met voor zich de straatweg van Ede naar Arnhem. Die weg leek rustig en er waren ook geen Duitsers te zien. Maar toen er enkelen aan de overkant van de weg kwamen, barstte er hevig machinegeweervuur los. Ook werd het gehele gebied verlicht door afgeschoten lichtkogels. De geschrokken ontsnappers vluchtten in paniek alle kanten op en verscholen zich in het dichte bos. Het hele verband van de colonne was verloren gegaan en kleine groepjes trokken op eigen initiatief verder of zochten een goede schuilplaats. Van de ongeveer 100 militairen die deelnamen aan Pegasus 2, lukte het slechts 7 mannen om de oversteek te maken. Ongeveer 30 mannen werden gevangengenomen en circa 50 mannen ontsnapten uit Duitse handen.
Ook voor Abraham du Bois liep Pegasus 2 slecht af. Eind november 1944 kwam hij in contact met een Nederlandse SD-officier die op zijn hand was. Deze officier bleek bereid om de marconist en vriend van Du Bois, Raymond Holvoet, tegen een groot bedrag te behandelen als een krijgsgevangene en niet als een spion. Dit betekende dat Holvoet tot het einde van de oorlog in een krijgsgevangenenkamp zou blijven en zo meer kans zou hebben om de oorlog te overleven. Du Bois moest een keuze maken tussen zijn wantrouwen en het leven van zijn vriend dat in zijn handen lag, zo had de SD-officier hem verteld. Ondanks waarschuwingen van verzetsmensen, sprak hij af met deze SD’er. Deze zogenaamde officier was echter de beruchte collaborateur en infiltrant Johnny den Droog die al veel verzetsmensen verraden had.

Gedreven door zijn grote vriendschap voor Holvoet liet Du Bois zich naar de boerderij Westerwetering in de buurt van Ede lokken. Daar zou zogenaamd onderhandeld worden over de prijs. Toen Du Bois net binnen was, werd de boerderij omsingeld door Duitsers. Du Bois probeerde via de achterdeur te ontsnappen, waarbij hij door twee kogels in zijn been werd getroffen. Na een wilde worsteling werd hij gearresteerd. Het verzet heeft nog plannen gemaakt om hem te bevrijden, maar door de scherpe bewaking zou dat gelijk staan aan zelfmoord. Op 8 maart 1945 werd Abraham du Bois, met vele anderen, bij de Woeste Hoeve geëxecuteerd.
Na de oorlog werden er verschillende redenen gezocht en gevonden voor het mislukken van operatie Pegasus 2. Zo zou de conditie van de deelnemers niet goed genoeg zijn geweest voor zo’n nachtelijke tocht. Ook zou de veel grote afstand een rol gespeeld hebben. Daarnaast zou er teveel lawaai gemaakt zijn. Tot slot was het ook ongunstig dat Maguire de leiding nam; hij week namelijk bewust af van de door Du Bois uitgestippelde route. Ook had hij de opstelling van de groep veranderd, waardoor er minder snel dekkingsvuur gegeven kon worden. Samenvattend kan operatie Pegasus 2 door de hierboven beschreven ongelukkige samenloop van verschillende omstandigheden als een volledige mislukking worden beschouwd. Bron: Traces of war.

Van Raymond Holvoet weten we dat hij in Garderen is ondergedoken geweest bij Berend de Stroper (Berend Looyengoed). Hij had regelmatig contact met captain King. Op 27 oktober werd Raymond Holvoet echter gearresteerd in Garderen door de Duitsers. Raymond heeft nog geprobeerd te ontkomen, maar viel gewond in handen van de Duitsers. Raymond Holvoet werd op 10 april 1945 geexecuteerd bij Zwolle. Het lichaam van Holvoet werd na de executie in de IJssel gegooid. Zijn lichaam is aangespoeld bij Wilsum op 25 april 1945, zijn broer uit Kortrijk kon hem herkennen aan zijn gouden ring en rozenkrans. Bron: Elspeet Historie.

Op 27 oktober 1944, tijdens operatie
Timon, werd Holvoet door de Duitse bezetter betrapt op de boerderij waar hij zich schuilhield. Er wordt vermoed dat hij werd verraden. Voor hij gevangen werd genomen slaagde hij erin zijn toestel en codes te vernietigen. Tijdens de rit naar het politiekantoor van Garderen slaagde Holvoet erin te ontsnappen maar raakte daarbij gewond door een schot in de dij.
Zo'n zes maanden lang zat Holvoet in een Duitse cel waar hij meermaals hardhandig door de SS werd ondervraagd en mishandeld in de hoop dat hij de Duitsers gevoelige informatie zou doorgeven. Toen de Duitsers zich te erg bedreigd voelden door de oprukkende geallieerden, werd hij op bevel van SS-luitenant Joseph Rauch op 10 april 1945 op 21 jarige leeftijd door de SS gefusilleerd aan de oever van de IJssel te Hattem nabij Zwolle. Op 23 april spoelt zijn lichaam aan te Wilsum, zo'n 15 kilometer verder.
De laatste woorden van Raymond Holvoet zouden zijn geweest: "Als ge de rode mutsen met bevleugelde zwaardkenteken ziet, zeg hen dat ik nooit gefaald heb en breng hen mijn laatste groet."

In de regio tussen Staverden en Garderen was zo'n tachtig jaar geleden de familienaam Van Looijengoed besmet, want 'Berend de stroper' stond hier niet goed bekend. Hij is de vader van Gerrie Bolte- van Looijengoed (65) uit Barneveld. Hoewel Berend ook naar de fles greep, weet zijn dochter dat hij tijdens de oorlog in het verzet ook veel goed werk verrichtte.
Berend van Looijengoed werd geboren in 1911 en woonde vroeger in Houtdorp, aan de Koningsweg tussen Garderen en Speuld in een halve woning, met zijn vader, broer en schoonzus. Zijn moeder stierf al op jonge leeftijd. Berend was grintgraver op landgoed 't Sol in Garderen, maar dit bracht weinig geld in het laatje. ,,Hij verdiende drie gulden en vijfenzeventig cent in de week. Daar moest dan nog anderhalve gulden af voor de huur die hij aan zijn vader betaalde. De armoede was de reden om wild te gaan stropen. Als kind was dit niet leuk, omdat iedereen wist dat ik er een van Berend de stroper was."
Ze zegt dat haar vader krassen op zijn ziel had overgehouden van alle toestanden in de oorlog. ,,Hij vertelde niet veel. Dat gebeurde sowieso niet in die tijd." Wel is duidelijk dat de vader en de broer van Berend in het begin van de oorlog gevoelig waren voor het gedachtegoed van de NSB. En dat stond haaks op de vaderlandsliefde van Gerries vader. ,,Zijn broer Bessel had papieren om zich in te laten schrijven voor de NSB en liet deze aan Berend zien. Hij bedacht zich geen moment en gooide ze zo de kachel in. Weg papier. Desondanks heeft zijn broer toch voor de NSB gekozen, zodat hij naar Duitsland vertrok. Dat zat niet lekker."
Vervolgens groef Berend een groot gat achter zijn huis in de tuin, wat een soort bunker werd. De boerenkool stond er bovenop, zodat niets erop duidde dat hier een schuilplek onder was. De bovenmeester kwam bij Berend langs om te vragen of hij plek had voor een onderduiker, de joodse vrouw Sonja Deen. ,,En zo rolde hij het verzet in." In deze bunker verschafte Gerries vader plek voor haar én de Belgische piloot André Holvoet. ,,Die Belg kwam via via bij hem terecht en zond daarvandaan allerlei berichten uit."
De tante van Gerrie vond het wel leuk om zich in militaire Duitse kringen te begeven. Ze sprak haar mond voorbij, waardoor 'de vijand' op de hoogte raakte van de schuilplaats in de tuin van Berend. Vervolgens werd de bunker ontmanteld en namen Duitse soldaten de joodse dame en de Belg mee. ,,Ze keken hun ogen uit wat ze daar allemaal onder de grond zagen. Daarna hebben ze de hele zaak in brand gestoken."
André Holvoet werd meegenomen en later vermoord. Een oud krantenknipsel laat nog een groot artikel over hem zien. 'We herdenken de sympathieke Belg André Holvoet', luidt de kop. Sonja Deen werd naar het concentratiekamp in Westerbork afgevoerd. ,,Maar mijn vader is hier gewoon naar toegegaan, met de mededeling dat hij haar op kwam halen. De kampwacht zei: 'Wat wil je nou?'. Toen zei mijn vader: 'Ik heb vijf jaar gevochten en de laatste tien minuten kunnen daar ook nog wel bij. We zullen zien wie er wint'. Zo kreeg hij het toch voor elkaar en kon Sonja met hem mee." De joodse vrouw kwam vervolgens nog veel over de vloer bij de ouders van Gerrie. Een foto bevestigt dit.
Berend en zijn vrouw (koerier in het verzet) wisten te ontkomen toen de bunker werd ontdekt. Eerder was dat ook al het geval, bij een poging tot verraad. ,,Een postbode - met het hart op de goede plek - had een brief aan Gerries moeder gegeven, hoewel deze eigenlijk gericht was aan burgemeester Klinkenberg in Putten, een aanhanger van de NSB. De afzenders waren Berends vader, Bessel, zijn vrouw en landsadvocaat Van der Does. ,,Hierin stond dat mijn vader onderduikers had. De postbode had deze brief onderschept en aan mijn vader en moeder gegeven."
Advocaat Van der Does wilde ook onderduiken in de bunker, omdat hij een oproep had gekregen van de Duitsers om in dienst van de oosterburen te gaan werken. Hier was Berend niet van gediend, want het 'hol' zat al vol. ,,Toen zei Van der Does dat de jodin maar plaats moest maken, maar mijn vader was hier niet gevoelig voor. De advocaat had mijn vader uitgenodigd om hier over te praten, dat liep uit om een spannend moment. Mijn vader vond het al vreemd dat de deur van de kamer op slot ging. Ze waren allebei gewapend en dat wisten ze van elkaar. Wie zou er eerder schieten? 'Wil je een borreltje?', zei die advocaat. Mijn vader vertrouwde dit niet en wachtte net zo lang tot hij eerst iets had gedronken, want je wist niet of die man misschien iets in die drank had gedaan. Het hoge woord kwam eruit dat die advocaat die brief had geschreven voor de burgemeester, om hem te verraden. Daarom wilde mijn vader hem geen plek geven in de bunker. Vervolgens is via hem, mijn opa, tante en oom - uit pure nijd - het onderduikadres dus verraden aan de Duitsers."
In het dorpje Drie was ook een onderduikershol. Een foto laat zien dat hier wel veel ruimte was, er zitten zeven man aan tafel. ,,Ze deden hier aan jenever stoken en garen spinnen. Er moest brood op de plank komen, want er waren geen voedingsbonnen voor onderduikers. Mijn vader haalde daarom op geschikte momenten eten uit de kelder van de landsadvocaat, want hij had toch meer dan genoeg (lacht)."
Bovendien wist Berend een Amerikaanse piloot te redden die hij in het bos tegen kwam. Hij kreeg hiervoor zelfs een speciale oorkonde als dank van de president van de Verenigde Staten Dwight Eisenhower. 'Gratitude and appreciation for gallant service in assisting the escape of allied soldiers from the enemy' is er te lezen op het vergeelde en ingelijste papier. ,,Want de vliegtuigen schoten de Duitsers naar beneden. Deze piloot kwam aan een parachute naar beneden in de bossen. Pa pakte de kruiwagen en ging zogenaamd hout halen. Dan floten ze 'It's a long way to Tipperary' en dan wisten ze dat het goed zat. Toen kwam die piloot tevoorschijn, een hele grote man. Mijn vader kon geen Engels, maar kon wel duidelijk maken hoe laat hij hem in het bos brood zou brengen. Pas later heeft hij hem opgehaald en naar de bunker gebracht. Een dag erna bracht hij hem in een blauwe overall en met een rode zakdoek weer ergens anders heen." Vele jaren later kwam de Amerikaan nog naar Nederland om zijn redder in nood op te zoeken en te bedanken.
Van alle oorlogsbelevenissen, soms traumatisch, hield Berend van Looijengoed een kras op zijn ziel over. Met als gevolg dat hij na de oorlog erg veel alcohol dronk en niet gemakkelijk was voor zijn omgeving, zoals voor zijn vrouw en dochters Gerrie en Rina. ,,Hij was vaak dronken. De naam Van Looijengoed stond niet goed bekend in de regio. Dat merkte ik tijdens verjaardagen. Ik durfde ook geen vriendinnetjes mee naar huis te nemen, want dan wist ik niet hoe mijn vader zou reageren. Toch was hij voor ons ontzettend lief, maar niet als hij had gedronken."
Gerries man, Theo Bolte (72) uit IJsselmonde, bracht in 1970 zijn buren met een vrachtauto naar de zomerhuisjes van de ouders van Gerrie in Staverden. Daar liep hij Gerrie tegen het lijf. Na het huwelijk kwam hij op de Veluwe wonen. Samen woonden zij 24 jaar in Staverden, waarna ze verhuisden naar Uddel, Garderen en ten slotte naar Barneveld. In dit dorp woonde het echtpaar achtereenvolgens aan de Nijenbeek, De Heusplein en tegenwoordig aan het Oldebarneveldplein.
Bolte: ,,Gerries vader vertelde weleens iets uit de oorlog. Dan wist ik niet goed wat ik daarvan moest denken. Maar het boek 'Berend de stroper' van Gerrit van Malkenhorst bevestigde zijn verhalen. Het klopte wel. Die man schreef: 'Er waren mensen in de oorlog die bij alles in hun broek poepten, maar er waren toen ook figuren die nergens bang voor waren. Daar was Berend er één van'."
Gerrie bevestigt de onverschrokken moed van haar vader nogmaals met de bekende anekdote uit de oorlog, toen een Duits militair voertuig bij Putten werd overvallen. Haar vader zou ook bij dit verzet zijn geweest om papieren in handen te krijgen met informatie over een modern wapen. Hij zou met een verzetsgroep ook op de loer gelegen hebben om een opgepakte Nederlander neer te schieten, uit angst dat hij zou gaan praten.
Berend van Looijengoed is 62 jaar oud geworden. Hij overleed aan maagkanker. ,,We hebben hem destijds verkeerd beoordeeld", zegt Bolte. ,,Als je zoveel hebt meegemaakt, kan ik me voorstellen dat je overal een beetje moeite mee hebt. Zo mochten we nooit naar buitenlandse muziek luisteren, want dat was Duits. En als hij woorden met mijn moeder had, pakte hij zijn brommer en ging hij er een tijdje vandoor. Maar we spraken niet over moeilijke dingen in die tijd."
Gerrie laat nog de echte en vervalste paspoorten van haar ouders zien, als stille getuigen van het verzetswerk. Van Loo is er te lezen op het valse indentiteits bewijs, nog een beetje lijkend op zijn echte naam. Zo staat er bij Gerries moeder de naam Brave in plaats van Brouwer, haar echte meisjesnaam.
,,Ik vind dat zo'n man postuum geëerd zou moeten worden", zegt Bolte. ,,Als ik kijk naar al die militairen met medailles op het jasje van hun uniform, dan zou mijn schoonvader zeker een officiële waardering hebben verdiend…"
Bron: Barneveldse Krant.

RELEASED:
NA

COMPLETE:
NO



© Weggum

w.mugge@home.nl

Datum: 03-09-2019