Verslag van Jan Steman, marconist van Cor van Paaschen.
Johannes Antonius Steman, geb. 3-7-1920 te Amsterdam, 1e Luitenant BBO, thans verblijvende in Engeland,
verklaarde onder meer:

Op 1 April ben ik in de nabijheid van Breda gedropt in gezelschap van (thans wijlen) majoor BIALOSTECHSKI. Deze heeft mij voorgesteld aan VAN PAASCHEN, die hij kende van voor de tijd, dat hij naar Engeland vertrok.
BIALOSTECHSKI en VAN PAASCHEN hebben zich een paardagen hierna naar het terrein begeven, waar wij waren afgeworpen, om onze instrumenten, die wij daar hadden begraven, op te halen. Zij kwamen echter tot de ontdekking, dat het pakket was verdwenen. Wij hebben toen via oude contacten geprobeerd een zender te krijgen, doch dit is niet gelukt. BIALOSTECHSKI is toen naar Engeland teruggegaan. Kort na zijn vertrek zijn wij in contact gekomen met een zekere ST. JUDE, iemand van B.I. (
Herman Leus). Deze was bij zijn dropping een gedeelte van zijn pakket kwijtgeraakt, dwz gebroken, zodat hij geen kristallen meer had. Ik had deze wel, benevens mijn zendplan, zodat ik met mijn bezittingen en de zijne gecombineerd, toch kon werken. Ik ben toen met mijn organiser VAN PAASCHEN op verschillende adressen in Nederland gaan werken en werden de verbindingen tussen VAN PAASCHEN en mij in stand gehouden door verschillende koeriers. Toen de spoorwegstaking uitbrak en de verbindingen met Den Haag te lastig werden, ben ik naar Den Haag gegaan. Ik heb achtereenvolgens 6 weken gewerkt in de Deimanstraat, daarna ongeveer 3 maanden in de Catslaan. De kruispeilingen van de Duitsers waren toen zodanig, dat ik steeds van adres moest veranderen, vanwege een blijkbare schuwheid en vrees van het grootste deel van de mensen in Den Haag, was ik gedwongen om drie maanden achtereen acht keer per dag te zenden van de Catslaan. De enige steun heb ik toen ondervonden van VAN PAASCHEN en Jos GEMMEKE, die eigenlijk degenen waren die adressen verzorgden. Verder steun heb ik niet gehad. Teneinde arrestatie te ontgaan ben ik, geholpen door VAN PAASCHEN en GEMMEKE begonnen door Den Haag op steeds andere adressen te circuleren, zoals onder meer Zoutmanstraat, Deimanstraat, Ziekenhuis Zuidwal en enkele andere adressen. Begin December 1944 was ik door peiling van de Duitsers plotseling genoodzaakt mijn adres in de Zoutmanstraat te verlaten. Nadat ik nog enige weken in Den Haag op andere adressen had gewerkt vertrok ik naar Zoetermeer. Ik wil nog opmerken dat ik in het gebouw van het Vredespaleis slecht één keer heb proberen te zenden, doch dat dit, door de grote massa metaal niet goed lukte (kooi van Faraday). Er is nimmer iemand bij mijn uitzendingen aanwezig geweest. De berichten die ik ontving waren in code gesteld en konden door mij niet worden ontcijferd. Zij werden per koerier naar VAN PAASCHEN gezonden.
In Zoetermeer woonde ik bij de familie VAN DRIEL en zond uit in de toren van de Gereformeerde Kerk.
Op 16 Februari had één der zoons VAN DRIEL aan een overval meegewerkt, waarbij hij herkend was. Dit had tot gevolg, dat de Landwacht en de Marechaussee een inval deden in het huis, waar ik, gewapend met een pistool, juist aanwezig was. Ik werd gearresteerd en na een kort verhoor door Kapitein WARMENHOVEN uit Delft uitgeleverd aan de Duitse politie. Overgebracht naar Rotterdam ter beschikking van de SD werd ik verhoord door een Hollander die mij vertelde dat verder verhoor niet nodig was en dat ik bij de eerstvolgende represaille zou worden gefusilleerd. Ik werd opgesloten in een cel van het hoofdbureau van politie te Rotterdam, Haagse Veer.
Op 14 April 1945 werd mijn cel geopend door een SD officier, wiens naam mij onbekend is en die mij vertelde dat ik vrij was, maar eerst nog even mee moest naar een gebouw van de SD. Hier werd ik hartelijk begroet door verschillende SD officieren, die zich aan mij voorstelden. De enige naam die ik onthouden heb is die van HINKFUSZ. Deze zat mij tijdens het onderhoud geruime tijd aan te kijken en gaf op een gegeven moment een teken dat de anderen konden verdwijnen. Na een gesprek over ditjes-en-datjes vroeg hij mij plotseling, of ik HAAKMAN kende. Ik antwoorde, dat ik die naam wel eens eerder had gehoord, maar mij niet kon herinneren wie dat was. Daarop vroeg hij, of ik ooit voor HAAKMAN had gewerkt, waarop ik zei dat hij dat zelf maar aan HAAKMAN moest vragen. Hij begon hierop te lachen en zei: "Sehr gut". daarop zei hij dat hij hoopte prettig met mij te kunnen samenwerken en dat ik mijn rapporten naar HAAKMAN moest zenden. Hierop bracht HINKFUSZ mij per auto naar Den Haag, waar hij afscheid nam bij het gebouw van de SD en aan de chauffeur GERRIT van de verkeersgroep van de Marechaussee, opdracht gaf mij naar Sassenheim te brengen. Voordat wij naar Sassenheim gingen, haalden wij nog even VAN PAASCHEN op die zich bevond in het huis van Dr, VAN DOORN, Anna Paulownastraat. Hierop begaf ik mij met VAN PAASCHEN naar HAAKMAN te Sassenheim. Dit was de eerste keer dat ik HAAKMAN ontmoette. Voordien had ik wel eens zijn naam gehoord van VAN PAASCHEN. Ik wist alleen, dat HAAKMAN een medewerker was van de SD en dat de illegaliteit door bemiddeling van hem wel eens mensen vrij kreeg uit de gevangenis. Wij werden vriendelijk door HAAKMAN ontvangen. Deze waarschuwde mij dat ik ervoor moest zorgen geen tweede keer gepakt te worden. Hij vroeg mij in mijn eerste bericht naar Londen te willen seinen, dat ik door zijn hulp was vrijgekomen. Op welke wijze mijn bevrijding tot stand werd gebracht werd niet besproken, dat hoorde ik eerst in grote trekken na de bevrijding van VAN PAASCHEN. Deze vertelde mij, dat HAAKMAN aan HINKFUSZ had medegedeeld dat ik een koeriersweg naar het Zuiden wist en volledig met alle adressen op de hoogte was. Wanneer zij mij zouden vrijlaten en ik weer aan het werk kon gaan zou ik over deze lijn alle gegevens kunnen verstrekken en zou de SD van de lijn gebruik kunnen maken en deze eventueel kunnen oprollen. Ik ben hierop vertrokken naar Nieuwkoop en heb daar tot aan de capitulatie mijn werk voortgezet.
Over de positie van VAN PAASCHEN kan ik het volgende verklaren. Na de terugkeer van BIALOSTECHSKY naar Engeland wees hij VAN PAASCHEN als zijn tijdelijk plaatsvervanger aan. Vanuit Engeland kreeg ik omstreeks half Mei 1944 het bericht dat VAN PAASCHEN officieel als mijn chef was benoemd. Hij ontving de code en code-naam, op welke wijze dit ging weet ik niet. VAN PAASCHEN is voor mij in mijn moeilijke werk een grote steun geweest en heeft mij bij alle mogelijke gelegenheden grote hulp verleend. Ik heb voor hem dan ook veel respect. In het Vredespaleis heb ik gewoond van ongeveer half December 1944 tot eind Januari 1945. Ik ontving daar elke nacht de uitzendingen vanuit Londen. In de tijd dat ik in het Vredespaleis woonde was één van mijn zendadressen de kazerne van de verkeersgroep van de Marechaussee aan de Laan van N.O. Indië. Dit adres was mij opgegeven door VAN PAASCHEN. ZWOLSMAN heb ik leren kennen door VAN PAASCHEN. De eerste keer dat ik hem zag was hij bij een ontmoeting die VAN PAASCHEN met hem op straat had. De tweede keer was na de vrijlating van ZWOLSMAN uit de gevangenis te Scheveningen, toen hij VAN PAASCHEN in diens woning in het Vredespaleis kwam opzoeken. Beide keren was de kennismaking oppervlakkig. Via VAN PAASCHEN hoorde ik dat ZWOLSMAN zijn kantoor had aangeboden als zendadres, daar heb ik echter geen gebruik van gemaakt.
w.mugge@home.nl


    
24-11-2019