Vanuit Engeland werden daarom boven Nederland met vliegtuigen wapens gedropt voor het verzet. De Ommer buurtschap Stegeren heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Vanaf 1944 kwamen hier parachutes naar beneden met daaraan containers waarin wapens en andere materialen zaten. “Evert” was de naam van het droppingsveld. Dit was ook de schuilnaam van de commandant van het verzet in Salland, Evert Lancker, die het eind van de oorlog zelf niet meer mee zou mogen maken. Het afwerpterrein Stegeren had in de illegaliteit een bekende naam. Hoewel vlak onder de rook van het beruchte kamp Erika, konden de droppings telkens tot een goed einde gebracht worden, vooral ook door de hulp en stilzwijgende medewerking van de plaatselijke bevolking.

Afwerpterrein Stegeren werd intensief benut door de verzetsgroep. Kapitein Evert Lancker uit Hoge Hexel gaf tot diens sneuvelen op 11 februari 1945 leiding met verzetsmensen uit Vroomshoop, Den Ham, Daarle, Beerzerveld en Mariënberg. De 29-jarige Jan Nieboer alias Jetro uit Vroomshoop was commandant van de verzetsgroep Stegeren. Verder bestond de groep uit de volgende verzetsmensen Jaap Beekman (marconist), Kees Geurtze, Jan Rutgers (jonge Buter), Jaap Kolkman (de Kok), Derk Veurink, Evert Vaartjes, (Amos), Bertus Maters, Henk Brand (Blonde Henk), Marinus de Bruin, Gerard Niezink, Roelof van Veldhuizen, Gijs van der Haar en Johan Rutgers (Buter). De geheime agenten waren onder meer Christiaanz en Cor den Dekker.

De verzetsgroep Salland moest na een eerste dropping aan de Loomsweg in de buurtschap Hoge Hexel onder de gemeente Wierden op 13 september 1944, door verraad noodgedwongen haar werkterrein verplaatsen. Na enig zoeken vond men een nieuw terrein in Stegeren in de gemeente Ommen op het landgoed van baron Bentinck van Schoonheten. De eerste weken werd onderdak gevonden in de boerderij van landbouwer Weitkamp. Daarna dook men van augustus 1944 tot het einde van dat jaar onder in een hut in de Stegerense bossen. Toen de Duitsers er lucht van begonnen te krijgen, werd een hol bij het afwerpterrein gegraven, waarin alle mannen een onderdak vonden. Hierin werden ook de gedropte wapens -brenguns, stenguns geweren en pistolen - gereed gemaakt voor verzending. Het verzorgingsgebied bestond uit Dedemsvaart, Dalfsen, Deventer, Holten, Kampen, Lemele, Ommen, Vriezenveen, Lemelerveld, en de Achterhoek. Soms werden de wapenzendingen afgehaald of bracht de groep ze zelf weg met een paard en wagen, per schip of op de fiets. Er waren dertien geslaagde droppingen van totaal 48 ton wapens, munitie, levensmiddelen en kleding. Per dropping werden circa 20 containers afgeworpen. Ook zweefden acht geheime agenten aan parachutes naar beneden, waarna deze elders op veilige plaatsen werden ondergebracht. Stegeren werd door de verzetsgroep gezien als één van de veiligste afwerpterreinen in Nederland. Bovendien werden vanuit Stegeren de nodige sabotage-activiteiten verricht.

Overigens vond in Stegeren op 7 november 1941 ook al een dropping plaats met het zogeheten Englandspiel toen de geheime agenten Huub Lauwers en Thijs Taconis werden gedropt. Hun fiets met parachute werd een dag later gevonden.

Toch dreigde het faliekant een keer mis te gaan, toen de verzetsgroep zich bij het onderduikershol in Stegeren zich op foto liet zetten, compleet met gevechtstenue met op de linkermouw het embleem van de BS (Binnenlandse Strijdkrachten). Het bewuste filmrolletje leek veilig te zijn in de kluis van de vaderlandslievende fotograaf Kolkman in Wierden, maar een onverwachte Duitse huiszoeking veranderde alles. Verzetsman Andries Lohuizen werd in het Huis van bewaring in Almelo geconfronteerd met de foto en een bikkelhard verhoor, maar sloeg niet door. Daardoor is deze achteraf gezien toch wat onbezonnen daad gelukkig zonder gevolgen gebleven. De foto is nu (voor de helft) in het bezit van de zoon van Jan Nieboer, Hans Nieboer. Dat het slechts de helft van de foto is zal wellicht te maken kunnen hebben met onbewust de angst voor ontdekking met in het verlengde daarvan Duitse represailles binnen de groep.

Het contact met Engeland liep via de aan de verzetsgroep verbonden marconist Jaap Beekman (Maurits), die steeds van plaats verwisselde. De verzetsgroep gaf een slagzin op, bijvoorbeeld: “Bericht voor Groote Jan”, “Het eten is niet vet genoeg”, “Eendracht maakt macht” of “De kikvors zit in het riet”. Wanneer de slagzin via de Belgische zender ‘s middags en ‘s nachts werd omgeroepen, betekende dit dat een dropping zou plaatsvinden. De hoeveelheid werd aan Maurits doorgegeven. Slechts een enkele maal kon een dropping niet doorgaan, dit vanwege activiteiten van Duitse Jagers. Na elke dropping was er veel werk te doen. De neergekomen goederen opgeborgen in sigaarvormige containers hangend aan parachutes variërend van 20 tot 30 stuks lagen her en der verspreid over de heide. Ze moesten meestal eerst worden uitgegraven en voor het daglicht aanbrak opgeruimd zijn. Uiteraard mochten geen sporen achter gelaten worden. Zo ging de vracht verborgen onder een andere lading of in melkbussen het land af om elders weer verborgen te worden. Op de meest onwaarschijnlijke plaatsen in de boerderijen, schuren in kerken, soms onder de preekstoel.

Het afwerpterrein is nimmer door de SD ontdekt ondanks dat tot twee keer toe de SD het gebied drastisch heeft uitgekamd. De leden van de groep hielden zich met succes schuil. Binnen de groep vertrouwde men elkaar ook volkomen. Toen op een gegeven moment iemand zich ook wilde aansluiten bij de verzetsgroep en vertelde van de dropping van Wierden gevlucht te zijn werd door alertheid van de groep deze persoon tijdig afgeserveerd. Het bleek een spion van de Duitsers te zijn. Zo wist men te voorkomen dat de groep gedurende haar werkzaamheden werd verraden. Tot aan het eind van de oorlog bleef de groep actief.

Rond het onderduikershol was een ring van springladingen gelegd, die men van binnenuit bij eventueel gevaar kon bedienen. Tijdens een dropping stonden leden van de verzetsgroep gewapend met mitrailleurs verdekt in het veld opgesteld om op eventuele onaangename verrassingen voorbereid te zijn. Men zag niemand, men hoorde niemand, maar de mensen van de verzetsgroep wachten af. Seinposten werden bezet, klaar om lichtseinen door te geven zodra ze geronk van de vliegtuigmotoren hoorden. Aan parachutes kwamen de containers neer om na leeggemaakt te zijn in de Vecht te worden gedeponeerd. Ook werd een dropping voor een Belgische sabotagegroep (Mc Beff) ontvangen. De groep Mc Beff kwam na veel omzwervingen volkomen berooid in Vroomshoop aan. Via het afwerpterrein werden de Belgen weer volledig uitgerust. Verder bezorgde de verzetsgroep Stegeren wapens aan een aantal, bij landbouwer De Bruin in Beerzerveld, ondergedoken Amerikaanse piloten. Die wapens hebben hun nut bewezen bij een latere overval van de SD. Tussentijds pleegde men overvallen op een zuivelfabriek en een distributiekantoor. Ook op ander terrein deed de groep van zich spreken. Als er geen droppings waren was de groep actief op het gebied van sabotage aan bruggen en spoorlijnen of zorgde voor verkeersbelemmeringen. Voor de bevrijding van Vroomshoop nam de groep actief deel aan de gevechten. Na de oorlog werden ze “De vergeten soldaten van Oranje” genoemd, een uitspraak van geheim agent Cor den Dekker, die de daadkracht en moed van de verzetsgroep Salland in Stegeren bewonderde. Den Dekker had zelfs met Montgomery tegen Rommel gevochten.

Op initiatief van “De Darde Klokke” werd aan de Stegerdijk in Stegeren een gedenksteen geplaatst. Op zaterdag 4 mei 1985 woonden 400 aanwezigen de onthullingsplechtigheid bij waaronder de meeste leden van de verzetsgroep. De tekst op de gedenksteen is veelzeggend: “Afwerpterrein Stegeren 1944-1945. In dankbare herinnering aan de verzetsgroep “Salland” gedragen door de steun en zwijgzaamheid van de bevolking. 4 mei 1985”.



Bron: Harry Woertink - 30 maart 2020



                                                                    
w.mugge@home.nl
JAN NIEBOER.