NAOORLOGS VERHOOR VAN HUUB LAUWERS.
                                                                                         AFSCHRIFT.

                                                                                                                                                   
ZEER GEHEIM.

Ontvangen: 14-2-46
Dovoer:
Ra 35
No GB: 1351a/46
Doorgezonden:
Aon:


RAPPORT.
Betreffende NORDPOL - AFFAIRE.

De reserve-eerste-luitenant voor Algmeenen Dienst HUBERTUS MATTHEUS LAUWERS, geboren den 19den Juli 1915 te Amsterdam, vertrok den 6den December 1935 uit Nederland naar Singapore (S.S.) waar hij gedurende drie jaren werkzaam was o.m. als chef van de afdeeling Verkoop bij de Singapore Rubberworks Ltd. Voor dezelfde firma ging hij 7 Januari 1939 naar Manilla, vanwaar hij 14 Juni 1940 per M.S.'Eurymedon' naar Liverpool vertrok, teneinde als vrijwilliger dienst te nemen bij den Koninklijken Landmacht in Engeland. Hij arriveerde 20 Augustus 1940 in het verenigd Koninkrijk en werd 3 September 1940 te Porthoawl ingelijfd bij de Brigade 'Princes Irene', 2e Bataljon, 3e Compagnie. Na een voorloopige opleiding van de Stafcompagnie van hetzelfde Bataljon.


RECRUTERING DOOR S.O.E.

Omstreeks eind Maart 1941 werden vrijwilligers gevraagd voor een op te richten afdeeling Nederlandsche parachutisten en hiervoor meldde hij zich, in de hoop, dat dit de mogelijkheid zou bieden in werkelijk actieven dienst te gaan. Enkele weken na deze oproep, werden de vrijwilligers, die zich voor dit doel hadden aangeboden door Engelsche Intelligence officieren, MAJOR LANE en LT. FRANK DAWSON in het kamp te Wolverhampton op hun geschiktheid onderzocht, waarbij onder meer de vraag gesteld werd, of zij eventueel bereid waren in burger te springen. Hieruit bleek onmiddellijk, dat de algemeene oproepslechts als camouflage bedoeld was en dat de vrijwilligers voor speciale doeleinden zouden worden gerecruteerd. Toen dan ook tenslotte een 9-tal vrijwilligers het kamp met groot verlof verliet, begreep vrijwel de geheele bezetting, met welk doel dit geschiedde.

Eind April 1941 kreeg de luitenant Lauwers bevel zich tezamen met den SERGEANT TER LAAK, eveneens behoorend tot de verbindingssectie, naar Londen te begeven en zich aldaar te melden bij den toenmaligen KAPITEIN DERKSEMA, destijds belast met de leiding van de Nederlandschen Inlichtingendienst. Deze bleek dringend behoefte te hebben aan verbindingspersoneel, in verband waarmede zij opnieuw door hem werden getest. Na verloop van enige weken en na het afleggen van een zendproef, werd de Sergeant TER LAAK door hem voor zijn dienst aangenomen, terwijl den luitenant Lauwers werd medegedeeld, dat, in verband met zijn langdurig verblijf in het buitenland, waardoor hij over onvoldoende connecties in Nederland beschikte, het onverantwoordelijk moest worden geacht, hem voor parachutering in Nederland te recruteeren. De luitenant Lauwers keerde hierop naar het kamp te Wolverhampton terug, maar ontving reeds den volgenden dag bevel zich opnieuw naar Londen te begeven, waar hij zich moest melden op Stratton House bij den toenmaligen KAPITEIN KRUIS. Door hem werd hij denzelfden dag overgedragen aan den luitenant DAWSON, met de mededeeling, dat hij hiermee in Engelschen dienst was overgegaan.


OPLEIDING.

Per auto werd de luitenant Lauwers naar de opleidingsschool WINTERFOLD gebracht. Tijdens de reis hierheen, deelde de luitenant DAWSON hem mede, dat hij om security redenen tijdens zijn verblijf  aldaar, de naam Looman zou voeren. Dit zou hem tevens wennen aan het gebruik van anderen namen. Het was hem verboden aan zijn mede studenten zijn ware identiteit kenbaar te maken, of zich op de hoogte te stellen van de identiteit van zijn medestudenten. Ook tijdens zijn opleiding mocht hij het park, waarin de school stond, niet verlaten. De luitenant Lauwers deelde den luitenant DAWSON mede, op welke gronden hij door den Nederlandschen Inlichtingen Dienst geweigerd was, doch het aangevoerde argument werd door den luitenant DAWSON niet steekhoudend geacht. Toen de luitenant later, bij zijn eerste ontmoeting met den chef van de Nederlandsche Country Section, den heer LAMMING, thans handels-attaché bij de Britsche Ambassade, te Den Haag, dezelfde kwestie opnieuw besprak, ontving hij een gelijkluidend antwoord. Opgemerkt moge hier worden, dat de luitenant Lauwers inderdaad bij de uitvoering van de later door hem ontvangen opdrachten zeer gehinderd werd door een gebrek aan betrouwbare contacten.
In Winterfold trof de luitenant als medestudenten aan den Sergeant WIJNBERGH, den korporaal BAATSEN, de vrijwilligers ANDRINGA, KLOOSS, RAS, TACONIS, TELDERS en een vrijwilliger , waarvan hem thans den naam niet meer bekend is. De laatste werd na afloop van den eerste cursus naar het kamp te Wolverhampton teruggezonden. TELDERS werd, na nog de cursus in Schotland meegemaakt te hebben, eveneens afgevoerd en naar Wolverhampton teruggestuurd. De Sergeant WIJNBERGH werd, na zijn opleiding voltooid te hebben, op advies van de agenten Taconis en Lauwers, in verband met de door de bezetter tegen Joden gevoerde actie, afgevoerd en trad in dienst van de RAF.
Van deze toekomstige agenten kende de luitenant Lauwers RAS bij zijn waren naam, daar deze met hem in dezelfde sectie der Brigade 'Princes Irene' had gediend. Voor het einde der training, waren hem, hoewel hij hiervoor nimmer eenige moeite deed, ook de werkelijke namen der andere agenten bekend.
De opleiding in Winterfold duur de 3 weken en bestond voornamelijk uit para-militairy- en physical training, sabotage instructie en eenig seinen. Bijzonderheden over eventueel opdrachten werden niet gegeven, daar deze cursus hoofdzakelijk ten doel had een verdere selectie mogelijk te maken, en het niet gewenscht was, dat personen die naar hun voormalig onderdeel zouden terugkeeren, hiervan kennis droegen.
Gedurende de laatste dagen van het verblijf te Winterfold werd de groep bezocht door den heer LAMMING, die de toekomstige agenten een indruk gaf van den aard der hun te verstrekken opdrachten, waarbij hij te kennen gaf, dat een ieder zich nog kon terugtrekken, indienhij meende niet berekend te zijn voor zijn taak. Den luitenant Lauwers werd medegedeeld, dat het in de bedoeling lag hem, in verband met zijn reeds vroeger ontvangen opleiding op radiotelegrafisch gebied, als wireless-operator te parachuteren.

De opleiding werd voortgezet in ARISSAIG HOUSE, Arissaig, Schotland. Zij bleef in wezen dezelfde, slechts werd de sabotage-instructie uitgebreid en werden bovendien vele practische oefeningen gedaan. De cursus duurde ongeveer 5 weken, waarna de parachutisten-opleiding op het vliegveld RINGWAY, Manchester, volgde. In Manchester ontmoette de luitenant Lauwers voor het eerst den lateren agent-marconist H.J. JORDAAN, dien hij toen onder zijn trainingsnaam JEFFERS, leerde kennen. Ook ontmoette hij hier de andere leden van een vroeger gerecruteerde groep, bestaande uit ongeveer 12 personen, onder meer luitenants DE BRUINE, TER HAAR, DESSING, HOMBURG en SPORRE. In verband met het feit, dat zij zich konden vereenigen met de door de leiding aangegeven richtlijnen, heeft deze groep collectief geweigerd te vertrekken, waarom zij gedurende eenigen tijd in afzondering werden gehouden (
cooler), later echter opnieuw ingedeeld bij de Brigade 'Princes Irene'. Slechts de luitenants DESSING, HOMBURG en SPORRE zijn als agent in het veld geweest. Van Manchester vertrok de luitenant Lauwers met de andere leden van zijn groep medio Juli 1941 naar de Security School te BEAULIEU, waar de opleiding voortgezet werd met een cursus in algemeenen veiligheidsdienst, codes, organisaties der Duitsche Wehrmacht, vijandelijke contra-spionage diensten, enz. Na hun voorloopige opleiding op deze wijze voltooid te hebben, ontvingen de toekomstige agenten een courtesy commission in den rang van tweede luitenant. Terwijl de overige leden der groep na deze cursus met een week verlof naar Londen gingen, alvorens hun verdere speciale sabotage opleiding te vervolgen, werd de luitenant Lauwers, in verband met de urgentie van zijn toekomstige missie direct doorgezonden naar een wireless-school te GRENDON UNDERWOOD, GRENDON-HALL, waar hij begin Augustus 1941 zijn training voor radiotelegrafist aanving.
Na enige weken was zijn snelheid voldoende opgevoerd, waarop de luitenant Lauwers verder geinstrueerd werd op mobile-stations. Hij werkte vervolgens eenige scheds (
skeds) vanuit Preston. Teruggekeerd werd hij gedeeltelijk ingeschakeld bij het geven van instructies aan andere studenten, vooral op het gebied op gebied van codes, daar zijn opleiding nagenoeg voltooid was. Toen de luitenant ter zee LAMMING, een neef van den chef der Country Section hem eind September 1941 bezocht en naar zijn vorderingenvroeg, kon hij hem mededeelen, zich in staat te voelen een radio-telegrafische verbinding vanuit Nederland met Engeland tot stand te brengenen te onderhouden.
Gedurende het verblijf van den luitenant Lauwers in Grendon-Underwood werden aldaar 2 andere Hollandsche officieren tot radiotelegrafist opgeleid, namelijk de luitenant JORDAAN (JEFFERS) en MOLENAAR (MAARTENS). Tengevolge van ziekte was de eerste bij het vertrek van den luitenant Lauwers uit Grendon-Hall nog niet met zijn opleiding gereed, terwijl de luitenant MOLENAAR eerst kort voor zijn vertrek in Grendon Hall arriveerde.
Na een opleiding van in totaal ongeveer 5 maanden kreeg de luitenant Lauwers 23 October 1941 bevel, zich naar Londen te gegeven, teneinde gebriefd te worden voor zijn missie.


In verband met latere gebeurtenissen dienen de volgende punten in de opleiding van den luitenant Lauwers nog speciaal naar voren te worden gebracht.

Zoowel in Beaulieu als in Grendon-Hall werd hem medegedeeld,
dat het hem als agent-radiotelegrafist toegestaan was, in geval van arrestatie, zijn code af te geven en voor den vijand berichten door te zenden, op voorwaarde, dat hij zijn security-check niet bekend maakte, dit in verband met het feit, dat aangenomen moest worden, dat de Gestapo mogelijk middelen zou gebruiken, welke een absolute geheimhouding onmogelijk maakte. Tevens zou een dergelijke tactiek wellicht den agent-marconist gelegenheid bieden te ontvluchten. Als voorbeeld werd hierbij aangehaald de ontsnapping van een Noorsch radio-telegrafist, die gedurende eenige maanden voor den vijand berichten verzond en hierdoor voldoende tijd won, om een poging tot ontvluchten voor te bereiden en met succes uit te voeren.

Tijdens de training te Grendon-Hall werd voortdurend de nadruk gelegd op het feit, dat een wireless-operator als eenig middel om zijn arrestatie kenbaar te maken, zijn security check had en dat hij dus voortdurend moest nagaan, bij ieder te verzenden bericht opnieuw, of hij deze check op de juiste wijze gebruikte. Immers, het zou mogelijk zijn, dat een agent, die in werkelijkheid nog op vrije voeten was, als gearresteerd zou worden beschouwd, indien onregelmatigheden in zijn security check voorkwamen. Tijdens de periode, waarin de luitenant Lauwers zelf te Grendon-Hall instructie gaf, heeft hij bij zijn instructie ook voortdurend op deze mogelijkheid gewezen.
Gedurende de training in Grendon-Hall werd herhaaldelijk verzekerd, dat het voor de Duitsche afweerorganisatie nagenoeg niet mogelijk was, een ultrakortegolfzender uit de lucht te peilen (
SOE gebruikte kortegolfzenders op lage frequenties die eenvoudig uit te peilen waren). Er zouden dan ook op het tijdstip, dat de luitenant Lauwers zijn training ontving nagenoeg geen agenten-marconisten gearresteerd zijn, en diegenen, die in handen van den vijand waren gevallen, hadden dit uitsluitend te wijten aan eigen grove onvoorzichtigheid.

Van belang is nog een gesprek, dat de luitenant Lauwers had met den commandant der wireless-school, den toenmaligen Kapitein KAPLOWITCH (KAY), waarin deze hem mededeelde, dat een agent, uitgezonden door de Fransche Country Section, reeds in zijn eerste bericht geen security-check gebruikte. Daar echter alle verdere bijzonderheden in orde waren, werd aangenomen, dat deze agent niet gearresteerd was. Om misverstand te voorkomen, heeft de luitenant Lauwers bij zijn vertrek uit Londen naar de holding-school den luitenant DAWSON, die hem vergezelde, er nadrukkelijk op gewezen, dat indien onregelmatigheden in zijn identity check optraden, dit als teeken van zijn arrestatie moest worden beschouwd.


BRIEFING.

In Londen meldde de luitenant Lauwers zich op de flat van de Nederlandsche Country Section, 50 Sloane Street. De luitenant TACONIS, wie hij als agent-marconist zou worden geparachuteerd, was hier, na een verkorte opleiding, eveneens gearriveerd.

In de maand September 1941 waren de eerste twee agenten voor SOE de luitenants AB HOMBURG en COR SPORRE per motortorpedoboot naar Nederland gebracht, waar zij voor SOE contacten zouden leggen, welke later gebruikt konden worden door agenten, die boven Nederland zouden worden geparachuteerd. Bovendien was het hun taak te trachten, door bemiddeling van den heer BOTTEMA (BRANDY), gewezen kapitein van een kustvaarder en reeds in 1939 agent van den Engelschen Geheimen Dienst (
D-Section), een zeeverbinding met Engeland, via Zoutkamp, tot stand brengen. Het lag in de bedoeling, dat deze beide agenten binnen 6 weken van het strand bij Scheveningen, door een motortorpedoboot, zouden worden afgehaald, teneinde in Engeland rapport te kunnen uitbrengen over de door hen bereikte resultaten. Hoewel regelmatig getracht werd deze agenten op te pikken, slaagde men hierin niet. Hierdoor was het onmogelijk de luitenants Taconis en Lauwers van betrouwbare adressen te voorzien, waardoor zij, indien noodig, in direct contact met verschillende, in Nederland werkende verzetsgroepen zouden kunnen komen. In plaats daarvan, kregen zij opdracht zich te wenden tot familieleden van eenige in Engeland verblijvende Nederlandsche refugés, waarvan werd aangenomen, dat zij wel betrouwbaar zouden zijn. De luitenants Taconis en Lauwers werden in de gelegenheid gesteld de familieleden van deze contacten voor hun vertrek uit Londen te ondervragen. Naar aanleiding van hun bevindingen bij deze ondervraging, besloten zijn, voor de uitvoering van hun opdrachten van de hun gegeven adressen geen gebruik te maken en zich te beperken tot hun eigen relaties, in dit geval voornamelijk die van luitenant Taconis. In Februari 1942 ontvingen zij na reeds meer dan 3 maanden in het veld te zijn geweest een telegrafische waarschuwing van het hoofdkwartier in Londen, dat één der hun gegeven adressen, Dr. TACONIS te Laren, waarschijnlijk niet betrouwbaar was, daar vermoed werd, dat deze inmiddels lid van de NSB was geworden, zoodat indien reeds contact met hem was opgenomen, dit onmiddellijk moest worden verbroken.

De opdracht, welke de luitenant Taconis ontving omvatte het organiseeren van een door hem op te richten verzetsgroep in Nederland, het instrueeren en bewapenen van de leden dezer groep, voor de uitrusting waarvan door SOE boven bezet Nederlandsch gebied wapens en sabotagemateriaal zouden worden geparachuteerd, zoodat de luitenant Taconis tevens verantwoordelijk was voor de organisatie en instructie van de daarvoor benodigde ontvangstcomités. Gezien de Gestapo penetraties van reeds in Holland bestaande verzetsgroepen, diende, indien mogelijk, geen gebruik te worden gemaakt van bij deze verzetsgroepen aangesloten personen. Bovendien ontving de luitenant Taconis opdracht te trachten de beide vermiste agenten HOMBURG en SPORRE op te sporen en indien dit onmogelijk bleek, de hun toegewezen opdracht over te nemen.

De luitenant Lauwers zou als radiotelegrafist de verbinding met het hoofdkwartier in Engeland voor hem (
Taconis) tot stand brengen en onderhouden, belangrijke militaire informaties doorgeven en tevens ten behoeve van den zich in Engeland bevindenden zender 'De Flitspuit' berichten betreffende den algemeenen toestand in Nederland doorgeven. Hij zou hierbij gebruik maken van een zender, welke hem op één der laatste dagen voor zijn vertrek uit Londen werd getoond. Op zijn verzoekdezen zender te mogen probeeren, werd afwijzend beschikt, met de mededeeling, dat het toestel volledig gecontroleerd was en in goeden staat verkeerde. Zijn roepletter waren RLS, die van het homestation UBL. Per week dienden op vastgestelde uren en frequenties, drie scheds (skeds) gewerkt te worden, terwijl verdere zendtijden, op de gebruikelijke wijze gecodeerd, konden worden aangevraagd. De te verzenden berichten zouden door den marconist door middel van een gedicht worden gecodeerd.
De luitenant Taconis ontving geen eigen, terwijl noch hij, noch de luitenant Lauwers beschikte over een code voor
'innocent letters'. Wel werd afgesproken, dat de luitenant Lauwers, door middel van een brief via ZURICH (Zwitserland) bericht zou sturen, dat de beide agenten behouden in Nederland waren aangekomen. Was de ondertekening van dezen brief 'WIM' dan beteekende dit, dat zij zich veilig hadden kunnen infiltreeren, werd echter met 'JAN' ondertekeend, dan wilde dit zeggen, dat zij zich in niet nader gedefinieerde moeilijkheden bevonden.
Voor de uitvoering van hun opdracht beschikten de beide agenten over een bedrag van f. 12.000,- waarvan f. 8.000,- werd toegewezen aan den luitenant Taconis, f. 4.000,- aan den luitenant Lauwers. een klein gedeelte van dit bedrag werd hun in zilveren pasmunt verstrekt, de rest in banknoten van verschillende nominaties. Het was SOE destijdsdus blijkbaar niet bekend, dat alle zilvergeld boven een waarde van 25 cent reeds was ingetrokken. De beide agenten bemerkten dit eerst, na hun landing in Nederland, toen zij in Marienberg eenige glazen bier betaalden met een zilveren gulden, hetgeen eenig opzien baarde.

De luitenants Taconis en Lauwers werden in burgerkleeding geparachuteerd, welke hun verschaft werd door SOE. Hoewel de grootst mogelijke moeite genomen werd om deze kleeding voor Nederlandsch te doen doorgaan, onder meer door het aanbrengen van labels van Nederlandsche kleedingmagazijnen, vond men het niet noodig verscheidenheid in kleeding en uitrusting aan te brengen, zoodat zij waren voorzien van volkomen gelijke regenjassen, overkleeding, onderkleeding en actetassschen.

Besloten werd, dat de de luitenants Taconis onder den door hem bij zijn opleiding gebruikten naam TIMMER zou worden geparachuteerd. Aangezien hij als eerste der met hem in opleiding geweest zijnde agenten gearresteerd werd, heeft hem dit geen werkelijk nadeel berokkend.
Daar luitenant Lauwers in Nederland geleefd had onder de naam van zijn stiefvader, Wittebol, en slechts weinigen hem onder zijn eigen naam kenden, verzocht hij onder zijn werkelijken naam geparachuteerd te worden, hetgeen het opbouwen van een cover-story ten zeerste zou vergemakkelijken.


HOLDING SCHOOL.

In gezelschap van den luitenant DAWSON begaven de luitenants Taconis en Lauwers zich naar een holding school in de omgeving van Oxford. Hier ontvingen zij hun uitrusting, onder meer gecamoufleerde overalls, kompas, pistool, noodrantsoenen, spaden voor het begraven van der parachutes. Ook kregen zij hier valschen persoonsbewijzen. Bij controle bleken deze persoonsbewijzen volstrekt niet te voldoen aan de eischen, die daaraan moesten worden gesteld; zoo was onder meer het watermerk slecht uitgevoerd en onvoldoende duidelijk. Toen zij hierop critiek uitoefenden werd hun door MAJOOR LANE medegedeeld, dat deze identiteits-papieren inderdaad niet goed genoeg waren, maar dat zij zich alsnog konden terugtrekken, eventueel tot betere exemplaren konden worden vervaardigd, zonder dat hun dit kwalijk zou worden genomen. Daar echter alle voorbereiding reeds getroffen was, besloten zij desondanks te vertrekken (
SOE is nooit in staat geweest goede persoonsbewijzen te produceren).


OPERATIE.

De luitenants Taconis en Lauwers werden in de nacht van 6 op 7 November 1941 boven het Stegerveld in de omgeving van Ommen, nadat hun vertrek eenige malen wegens slecht weer was uitgesteld, geparachuteerd. Als noodvervoermiddel, in geval één der beide agenten bij de landing verwond geraakte, werd tevens een fiets afgeworpen. Tengevolge van de sterke wind kwamen de beide agenten op grooten afstand van elkaar terecht, doch na eenig zoeken konen zij zich vereenigen. De afgeworpen fiets werd echter niet teruggevonden niet teruggevonden. Teneinde geen argwaan te wekken bij Duitsche posten zou het vliegtuig niet boven het afwerpterrein circelen, doch na parachuteering der beide agentendirect doorvliegen naar één der in de nabijheid liggende industriesteden, om daar strooibiljetten af te werpen. Dit is niet geschied en bij het aanbreken van den dag vonden beide agenten deze strooibiljetten over het geheele afwerpterrein verspreid.


De fiets werd weldegelijk gevonden, zie onderstaand Proces Verbaal:



TRANSCRIPTIE.

                                                                                        
AFSCHRIFT

GEMEENTE POLITIE                                                                                                       
Ommen, 8 November 1941.
OMMEN
No: 59.
Onderwerp:                                                                      Rapport

Vinden van een parachute
waaraan was bevestigd een
heerenrijwiel, te Stegeren,
gemeente Ommen.

Naar aanleiding van een door de landbouwer Weitkamp in den voormiddag van 8 November 1941, omstreeks 10½
uur, gedane mededeeling aan het gemeentehuis alhier, betreffende dat in zijn weiland, gelegen te Stegeren, gemeente Ommen, een parachute, waaraan was bevestigd een Union-rijwiel, lag, heb ik; Geert Hoekstra, veldwachter der gemeente Ommen, in opdracht van den heer Burgemeester dezer gemeente, onverwijld per auto een onderzoek ingesteld.
In de boven genoemde buurtschap, zag ik, rapporteur, op plusminus 80 meter verwijderd van de boerderij van voorgenoemde landbouwer, in een weiland, een blauw gekleurde parachute liggen. Aan het uiteinde daarvan was een rijwiel bevestigd van het navolgende signalement: 'Geheel zwart gelakt heerenrijwiel, merk Gazelle; No. 3857052; voorzien van electrische lantaarn met dynamo.
In verband hiermede heb ik, Hoekstra, gehoord;
Willem Weitkamp, landbouwer, wonende te Stegeren M-13, gemeente Ommen, die als volgt verklaarde:
"Hedenmorgen, 8 November 1941, omstreeks 8½ uur, zag ik vanuit de keuken van mijn boerderij, iets op m'n weiland liggen. Aanvankelijk dacht ik dat de knecht de vorige dag wat op het land had laten liggen. Direct daarop ben ik gaan kijken en zag toen dat het een parachute, waaraan een rijwiel, was. Ik meende eerst dat het een Union-rijwiel was, doch dit blijkt bij beter nazien niet juist. Gelijktijdig zag ik in de verte twee personen loopen. Ik kan niet zeggen dat die personen in uniform, dan wel in burger gekleed waren. Ik dacht eerder aan stroopers, vandaar dat ik verder geen aandacht aan die personen geschonken heb. Meer kan ik niet verklaren".
Het rijwiel, met parachute is door mij in beslag genomen en ten gemeentehuis gedeponeerd.
Verder is door mij, rapporteur, in die omgeving, niets ter zake dienende gevonden.
Waarvan door mij, veldwachter voornoemd, opgemaakt dit rapportop den eed bij den aanvang mijner bediening afgelegd.

                                                                                        Gesloten te Ommen, 8 November 1941.
                                                                                                    get. G. Hoekstra.
                                                                                               Voor eensluidend afschrift,
                                                                                               De gemeente-veldwachter

Aan
den heer Burgemeester der Gemeente

                                      OMMEN.







Willem Weitkamp, heeft tot zijn dood in 1971 een boerenbedrijf uitgeoefend in ’n Oeverdinck. De buren van Weitkamp in het Schippershuis heten Kremer.
TRANSCRIPTIE.
Na hun parachute en ander materiaal, waaronder den zender van den luitenant Lauwers voorloopig begraven te hebben, begaven de beide agenten zich 's morgens om 8 uur op weg naar Vroomshoop, vanwaar zij per trein de reis via Almelo naar Amsterdam voortzetten (Dat is vreemd, zij hebben in Marienberg bier gedronken en waarom zijn zij hier niet op de trein naar Almelo gestapt?). Hier arriveerden zij 's avonds om 11.30 uur. De nacht werd doorgebracht bij een familielid van den luitenant Taconis (Was er nog geen Sperrtijd?).
De volgende morgen bezocht de luitenant Taconis eenige van zijn relaties te Amsterdam, teneinde te trachten deze voor zijn opdracht te interesseren. Hoewel één dezer personen beroepsmilitair en lid van de OD (Orde Dienst) was, slaagde hij hierin niet. Dezelfde dag vertrokken de luitenants Taconis en Lauwers naar Den Haag, waar zij onderdak vonden bij den heer W. VAN DER HILST, die hun zijn volle medewerking toezegde. Uit veiligheidsoogpunt werd het beter geacht, dat beide agenten niet op dit adres bleven wonen en daarom nam de luitenant Taconis voorloopig zijn intrek bij MEVROUW VAN ROY, Jacob Obrechtstraat 40 te Den Haag, terwijl de luitenant Lauwers onderdak vond bij
MEJ. G.T. OUDGENOED, Columbusstraat 122, eveneens te Den Haag.
Door bemiddeling van de heeren F. BOUMA, van Brakelstraat 108 te Den Haag en J. VAN DIJK, in leven directeur der Unilever te Arnhem, werd een veilig adres gevonden te Oosterbeek bij de familie VAN LINGEN, Fangmanweg 1, waar de beide agenten hun intrek namen. Van hieruit werd een regeling getroffen den zender op te graven en deze werd eenige dagen later door den heer VAN DIJK in het bezit van de luitenant Lauwers gesteld. Deze verzorgde hierop via Zurich het met SOE overeengekomen schrijven, het welke de behouden aankomst van beide agenten moest bevestigen. Tegelijkertid trachtte hij het radiotelegrafisch contact met Engeland tot stand te brengen. Hoewel het toestel zich oogenschijnlijk in goeden staat bevond, slaagde hij hierin niet. Na verschillende vergeefsche pogingen te hebben aangewend constateerde hij, dat zoowel de antenne-spanning als de spanningop de lampen van den ontvanger volkomen onvoldoende was, waardoor eenerzijds de zendradius te gering was, anderzijds slechts zeer krachtige station konden worden gehoord.
De luitenant Lauwers liet het toestel reviseeren door een hem bekende radiotechnicus (
Henk Appels, Delft), die vaststelde, dat eenige transformatordradenverkeerd verbonden waren. Eén en ander had ten gevolge, dat de luitenant Lauwers eerst den 3den Januari 1942 in radiotelegrafisch verbinding met het hoofdkwartier te Engeland kon treden (Dit moet vanuit Den Haag zijn gebeurd).

Inmiddels trachtte de luitenant Taconis de beide verdwenen agenten HOMBURG en SPORRE te vinden, zonder hierbij voorloopig eenig resultaat te kunnen boeken. Eerst nadat het radiotelegrafisch contact tot stand was gebracht, en nieuwe informatie beschikbaar werd, gelukte te hem in contact te komen met den luitenant HOMBURG, die toen woonde in de omgeving van Hillegom.

na hun veilige landing aan de Hollandsche kust, hadden de luitenants HOMBURG en SPORRE zich begeven naar een contactadres te Haarlem, vanwaar zij met de uitvoering van hun opdracht begonnen. Toen de luitenant HOMBURG, kort na zijn aankomst hier te lande, behoefte had aan tandheelkundige behandeling, begaf hij zich hiervoor naar een hem bekende tandtechniker, met wien hij voor de capitulatie in den Koninklijke Landmacht had gediend en dien hij als één van zijn beste vrienden beschouwde. Deze, een zekere DE VOS, of VOS (
Jan Jacob Vos, Amstellaan 55), destijds wonende te Amsterdam, was het bekend, dat de luitenant HOMBURG naar Engeland vertrokken was en hij begreep, dat hij als agent met een speciale opdracht uit Engeland naar Nederland moest zijn teruggekeerd. Zooals den luitenant HOMBURG later gebleken is, was deze persoon na de capitulatie tot de NSB toegetreden. Bij zijn tweede bezoek aan DE VOS werd de luitenant HOMBURG door verraad gearresteerd en naar de politieke gevangenis te Scheveningen overgebracht. Bij zijn verhoor slaagde hij erin, den vijand omtrent het werkelijke doel van zijn opdracht om den tuin te leiden. wel werden door hem bij dit verhoor eenige contactadressen prijsgegeven, terwijl hij ook den naam van den heer LAMMING noemde. De drie door hem genoemde, in Nederland verblijvende personen, waaronder de heer WILLEM RUYS, Directeur der Rotterdamsche Lloyd, werden gearresteerd, later echter bij gebrek aan bewijs weer vrijgelaten. Na een gevangenschap van nog geen drie weken slaagde de luitenant HOMBURG er in uit de gevangenis te Scheveningen te ontvluchten, waarna hij zijn intrek nam bij één zijner vrienden, den heer J.H.M. DE HAAS (PIJL), Elspeetstraat 12, Den Haag. Na hier eenige weken ondergedoken te zijn geweest, vertrok hij naar Hillegom. Van hieruit zocht hij opnieuw contact met den luitenant SPORRE, waarin hij ook slaagde. het feit, dat de luitenant HOMBURG gearresteerd en daarna ontsnapt was, wekte bij den luitenant SPORRE een zeker wantrouwen en hoewel bij hun ontmoeting overeengekomen werd, dat zij samen per motorboot naar Engeland zouden terugkeren, vertrok de luitenant SPORRE, in gezelschap van een B.I. agent (Wiek Schrage, MI-6), vanaf het strand te Petten, zonder den luitenant HOMBURG hiervan in kennis te hebben gesteld. Noch de luitenant SPORRE, noch zijn begeleider zijn ooit in Engeland aangekomen. De identiteit van de B.I. agent is den luitenant Lauwers niet bekend. Hij weet slechts, dat deze vroeger inspecteur van politie te Hilversum was, na de capitulatie naar Engeland ging en gedurende eenige tijd als transportofficier gedetacheerd was bij de Stafcompagnie van het twee bataljon der Brigade 'Prinses Brigade'. Mochten deze beide agenten bij hun overtocht in handen van den vijand zijn gevallen (zijn verdronken), dan behoort de chef van Abwehr III, de majoor GIESEKENS (Giskes) hierover nadere inlichtingen te kunnen verschaffen.
Reeds dadelijk na zijn ontvluchting trachtte de luitenant HOMBURG regelmatig in contact te komen met een motortorpeoboot, welke hem zou komen afhalen en na het vertrek van den luitenant SPORRE, zette hij deze pogingen voort. Hierbij werd hij eenige malen verrast door Duitsche patrouilles, waarbij het tot een vuurgevecht kwam. Hij wist echter steeds te ontsnappen. In contact gekomen met de luitenant Taconis en Lauwers werden nieuwe plannen gemaakt voor zijn vertrek naar Engeland. Besloten werd, dat hij tezamen met den heer DE HAAS en nog één zijner vrienden, zou trachten vanuit IJmuiden per trawler Engeland te bereiken. Hiervoor was een bedrag van F. 15.000,- noodig en de toezegging van Engeland, dat voor de familieleden der bemanning een financieele regeling zou worden getroffen. Via den zender van den luitenant Lauwers werd voor dit plan toestemming verkregen, terwijl door een slagzin, gezonden door Radio Oranje de, in het complot betrokken kapitein en hoofdmachinist van den trawler, overtuigd werden van de betrouwbaarheid van den luitenant HOMBURG.
In gezelschap van zijn beide vrienden (
Jan de Haas en Jo Buizer) gelukte het den luitenant HOMBURG de Duitsche posten te passeeren en zich aan boord van den trawler in den kolenbunker te verbergen. Op volle zee bedreigend zij de niet van de plannen op de hoogte zijnde bemanning met hun vuurwapens en dwongen de trawler koers te zetten naar Engeland, waar zij begin Februari 1942 veilig arriveerden. Deze gewapende dwang werd noodzakelijk geacht, teneinde de bemanning van de trawler vrijuit te doen gaan, indien het vaartuig eventueel door vijandelijke eenheden mocht worden aangehouden. De luitenant HOMBURG verbond zich na zijn terugkeer in Engeland bij de RAF en zou tijdens de invasie boven het front in Normandië zijn neergeschoten en gesneuveld (Homburg stortte op 01-04-1945 in de buurt van Delden met zijn Spitfire neer en overleed ter plekke).
Daar de luitenants HOMBURG en SPORRE niet in staat waren geweest hun opdracht uit te voeren, moest de luitenant Taconis trachten de verbinding over zee via Zoutkamp naar Engeland tot stand te brengen. reeds voor hij in contact kwam met den luitenant HOMBURG waren door hem hiertoe voorbereidende maatregelen getroffen. Hij bezocht persoonlijk den heer BOTTEMA, met wie plannen ontworpen werden. Met zijn visschersvaartuig zou BOTTEMA personen afzetten op Engelsmanplaat, respectievelijk daar door Engelsche MTB's gebrachte agenten, afhalen. Deze konden zich, indien noodig, eenige dagen schuil houden in het drenkelingenhuisje op de plaat. Daar de visschersvaartuigen zich niet meer van de Waddenzee op de Noordzee mochten begeven, was een directe verbinding onmogelijk. De plannen, zooals zij door Taconis met den heer BOTTEMA waren opgesteld, zijn nooit in practijk uitgevoerd, daar tengevolgde van het strenge winterweer de Waddenzee tot de arrestatie van Taconis onbevaarbaar was.

Tijdens zijn verblijf te Arnhem begon de luitenant Taconis met de oprichting van sabotage-groepen. Hij besloot zich voorloopig te bepalen tot het inrichten van een hoofdkwartier en de opleiding van verschillende instructeurs. Hij zocht hiervoor aan onder meer de heeren F. BOUMA, J. VAN DIJK en W. VAN DER HILST, tevens den heer J. WANNEE. De instructie werd meestal gegeven in het pension van de familie VAN LINGEN te Oosterbeek. Voor met de aanwerving van leden der sabotagegroepen was begonnen, ontving de luitenant Taconis van het hoofdkwartier in Engeland opdracht, een zending wapens en sabotagemateriaal in ontvangst te nemen, dit terwijl de toen bestaande organisatie voor een dergelijke operatie nog niet gereed was en deze wapens ook niet door hem waren aangevraagd. Op een tijdstip, waarin tengevolge der Duitsche en Japanse successen op alle fronten (Rusland, Afrika, Singapore, Ned. Oost-Indië) meer dan ooit rekening moest worden gehouden met verraad, niet alleen van NSB-zijde, maar ook door diegenen, die niet langer vertrouwen hadden in een Geallieerde overwinning, werd de luitenant Taconis gedwongen, teneinde deze opdracht te kunnen uitvoeren in contact te treden met verschillende reeds bestaande, en mogelijkerwijze door de Gestapo gepenetreerde verzets-organisaties. Door bemiddeling van de heer VAN DIJK kwam hij in verbinding met een zekere JOHNNY, thans gebleken te zijn den beruchten agent-provocateur JOHNNY DEN DROOG, die hem onder meer bij het vervoer der te ontvangen wapens behulpzaam zou zijn. Vanaf dit tijdstip tot zijn arrestatie, ongeveer drie weken later, werd de luitenant Taconis voortdurend door SD- en Abwehr agenten (Willy)(
Willy Kupp) geschaduwd.

Teneinde de radiotelegrafische verbinding met Engeland tot stand te kunnen brengen, moest de luitenant Lauwers voortdurend in contact treden met verschillende personen te Den Haag. Voor den goeden gang van zaken en tevens om veiligheidsredenen werd de voor hem noodzakelijk het direct contact met den luitenant Taconis zoo veel mogelijk tot een minimum te beperken en daarom nam hij zijn intrek bij den heer J. NAKKEN, Schuytstraat 143 te Den Haag, bij wien hij tot zijn arrestatie op
7 Maart 1942 verblijf hield.
De destijds gebruikte zenders maakten het voor een goed contact noodzakelijk met een lange buitenantenne te werken. Het aantal hem ter beschikking staande zendadressen was zeer gering en alleen bij den heer W. TELLER, eerste luitenant der Infanterie, waren de omstandighedengunstig genoeg om een goede verbinding te waarborgen. De meeste door hem doorgegeven berichten werden dan ook vanuit de woning van den heer TELLER, Fahrenheitstraat, Den Haag verzonden.

Teneinde een goed functionneeren van het te bouwen sabotageapparaat te verzekeren, werd het noodzakelijk geacht reeds thans een eigen intelligence dienst te organiseeren. Als overeengekomen met den luitenant
Taconis, zou de luitenant Lauwers zich met de leiding hiervan belasten en in verband hiermede verzocht deze den luitenant TELLER uit te kijken naar voor deze taak geschikte personen, zonder deze echter voorloopig met hem in contact te brengen. (Later kregen de WT operators duidelijk opdracht zich negens anders met te bemoeien en zich alleen te concentreren op het onderhouden van de radio verbinding met het homestation) Door zijn vroegere contacten met den Orde Dienst kende de luitenant TELLER den leider van één der OD-groepen te Den Haag, den KAPITEIN VAN DEN BERG, wien hij verzocht zich voor dit doel beschikbaar te willen stellen. Deze stemde hierin toe en beloofde tevens daadwerkelijke van zijn groep bij eventueele te ondernemen sabotageacties, op voorwaarde, dat hij in direct contact met den luitenant Lauwers zou worden gebracht. De luitenant TELLER meende hierin te kunnen toestemmen en het resultaat was, dat de luitenant Lauwers bij zijn volgend bezoek aan de TELLER voor het verzenden van berichten, daar den kapitein VAN DEN BERG aantrof, van wien hij in zijn functie van Engelsch agent-parachutist werd voorgesteld. Overeengekomen werd, dat de kapitein VAN DEN BERG zijn groep en verdere contacten ter beschikking van den luitenant Lauwers zou stellen, dat echter geen direct contact zou worden onderhouden, maar dat de luitenant TELLER als tusschenpersoon (cutout) zou fungeeren. In verband met de toen juist aangekondigde afwerping van wapens, waarvoor de luitenant Lauwers reeds eenige afwerpterreinen had geïnspecteerd, welke echter niet aan de daaraan te stellen eischen voldeden, vroeg de luitenant Lauwers den kapitein VAN DEN BERG of deze wellicht voor deze dropping een geschikt terrein kende. Eén van de naaste medewerkers van den Kapitein VAN DEN BERG, de onder hem gediend hebbende sergeant BIERMAN, beschikte over enkele relaties in het kamp van den Arbeidsdienst te Hooghalen (Drenthe), welke als zeer betrouwbaar worden beschouwd en die gebruikt konden worden voor de ontvangst der wapens op een in de nabijheid van Hooghalen gelegen, waarschijnlijk geschikt terrein. Tezamen met den Kapitein VAN DEN BERG inspecteerde de luitenant Lauwers dit veld, waarvan in overleg met den luitenant Taconis, tijdens een bespreking te Arnhem besloten werd, dat de kapitein VAN DEN BERG, de sergeant BIERMAN en eenige leden van den Arbeidsdienst te Hooghalen onder leiding van den luitenant Taconis deze dropping in ontvangst zouden nemen.
Eind Februari 1942 werden voor het eerst boven bezet Nederlandsch gebied 2 containers met wapens en sabotage materiaal afgeworpen. Tengevolge van de slechte weersomstandigheden en de groote hoogte, waarop de afwerping geschiedde, kwam slechts één der containers op het terrein te Hooghalen terecht, terwijl de tweede container enkele kilometers afdreef en niet geborgen kon worden (
deze kwam in een kanaal terecht).
Zoals later gebleken is, was de groep van den kapitein VAN DEN BERG reeds toen gepenetreerd, waarschijnlijk door den agent-provocateur RIDDERHOF. De ontmoeting, welke de kapitein VAN DEN BERG te Arnhem met den luitenant Taconis had, zou dus eventueel, zelfs indien de luitenant Taconis niet bij de SD als Engelsch agent bekend was geweest, toch bij de Duitsche instanties bekend zijn geworden. Een feit is, dat op de nacht van de dropping een agent van de Abwehr III, Sonderführer HUNTEMANN, in Assen aanwezig was, tot hij kapitein VAN DEN BERG en luitenant Taconis had gevolgd.



ARRESTATIE EN EERSTE VERHOOR LUITENANT LAUWERS
.

Uit de informatie, welke Abwehr III waarschijnlijk via JOHNNY DEN DROOG bereikte, was gebleken, dat de luitenant Taconis over een radiotelegrafist beschikte, die vanuit Den Haag de berichtenwisseling met het hoofdkwartier te Engeland voor hem onderhield. Daar het voor een volledig oprollen van de organisatie van den luitenant Taconis noodzakelijk was, eerst de hand te leggen op dezen marconist, werden alle beschikbare peilinstallaties en wagens ingezet om den eenig en, toen in Den Haag werkenden, geheimen zender, op te sporen. Op de avond vanden 6den Maart, juist voor hij zijn uitzending zou beginnen, werd de luitenant Lauwers gewaarschuwd, dat eenige overvalwagens in de buurt van het zendadres werden geparkeerd. De door den luitenant Lauwers getroffen voorzorgsmaatregelen maakten het onwaarschijnlijk, dat de Duitsche opsporingsdienst hem persoonlijk kende en vermoed moest worden, dat het hier een normale uitpeiling betrof. Na zijn zendmateriaal ingepakt te hebben en zijn gastvrouw (mevrouw TELLER)instructies te hebben gegeven hoe dit materiaal bij een eventueele inval te verwijderen, verliet hij met den luitenant TELLER het zendadres in de veronderstelling, dat hij dit veilig kon doen. Ongelukkiger wijze bevond zich bij de overvalsgroep een Abwehr III agent (Willy) (
Willy Kupp), die den luitenant Lauwers herkende als één der personen, met wien de luitenant Taconis eenige malen in contact was geweest. Aangezien de aangepeilde geheime zender reeds lang in werking had moeten zijn, werd verondersteld, dat de marconist tijdig gewaarschuwd was. daar de mogelijkheid bestond, dat een persoon, die blijkbaar meermalen contact had gehad met een Engelsch agent, ook bij deze affaire betrokken was, besloot majoor GIESEKES (Giskes), na gedurende ongeveer 10 minuten de luitenant Lauwers en TELLER gevolgd te hebben, beide op goed geluk te arresteren. Bij zijn arrestatie droeg de luitenant Lauwers geen wapen op zijn persoon, daar hij dit voor de kort daarvoor plaats gehad hebbende afwerping van wapens en springstoffen bij Hooghalen, aan den kapitein VAN DEN BERG had uitgeleend. Op hem werden gevonden drie gecodeerde berichten, zijn werkplan en een valsch persoonsbewijs. Hieruit bleek, den majoor GIESEKES onmiddellijk, dat hij, gedeeltelijk door gelukkige omstandigheden, een goede vangst had gedaan.
De luitenants Lauwers en TELLER werden in afzonderlijke wagens teruggevoerd naar de woning van Teller. De heer en mevrouw Teller werden terstond vervoerd naar de politieke gevangenis te Scheveningen, terwijl de luitenant Lauwers in de woning van den heer Teller aan een eerste verhoor werd onderworpen, waarbij tevens huiszoeking werd gedaan. De zender was reeds eerder gevonden, daar mevrouw Teller geen gelegenheid meer had gehad zich hiervan te ontdoen. Bij dit eerste verhoor werd vooral getracht den luitenant Lauwers te bewegen zijn code af te geven. Toen hij dit, ondanks herhaald aandringen, steeds weigerde, verklaarde één der aanwezige Duitschers, dat deze informatie eigenlijk niet noodzakelijk was, dat het gebruikte systeem bekend was, waardoor de code kon worden gebroken. Uit verdere opmerkingen bleek inderdaad een grondige kennis van het codeersysteem. Zooals later gebleken is, beschikte de vijand over dee informatie tengevolge van de arrestatie van talrijke agenten van een Inlichtingendienst, destijds ressorteerend onder den KAPITEIN DERKSEMA.
Volkomen overtuigd, mede naar aanleiding van de instructie in Engeland, dat dit onmogelijk was, verklaarde de luitenant dat hij bereid was zijn code af te geven, indien één der op hem gevonden berichtendirect zouden worden gecodeerd. Deze uitdaging werd aangenomen en terwijl de luitenant Lauwers door eenige leden van de overvalsgroep verder ondervraagd werd, waren enkele anderen schijnbaar bezig met decodeeren. Na verloop van misschien 20 minuten wendde één dezer personen zich plotseling to hem met de opmerking: "Also, der Prinz Eugen liegt in Schiedam". Dit was inderdaad de informatie, welk in één der telegrammen was vervat. Onder den indruk van dit gebeuren en tevens als gevolg van de door hem gekregen instructies in Engeland, gaf de luitenant Lauwers hierop zijn code af. Echter maakte hij in het te gebruiken gedicht eenige onopvallende spellingsfouten, terwijl hij bovendien zijn security check geheim hield. Het bericht, dat de Prinz Eugen te Schiedam zou liggen, had de luitenant Lauwers dienzelfde dag ontvangen van den luitenant Taconis door bemiddeling van den kapitein VAN DEN BERG met speciaal verzoek, indien eenigszins mogelijk, dit bericht nog dienzelfde avond te verzenden. Aangenomen moet worden, dat dit bericht door den vijand via een agent-provocateur werd doorgegeven, teneinde zeker te maken, dat de zender RLS dien avond in werking zou zijn. Op handige wijze werd hiervan tevens gebruik gemaakt, om den luitenant Lauwerste bewegen zijn code af te geven.

Den 6den Maart, 's avonds omstreeks 10 uur, werd de luitenant Lauwers vervoerd naar het Binnenhof te Den Haag voor verder verhoor. Reeds voor zijn arrestatie had de luitenant Lauwers verschillende afspraken gemaakt met personen, waarmede hij in direct contact stond, teneinde deze veilig te stellen. Hierdoor werd het mogelijk, dat zijn gastheer, de heer NAKKEN, volkomen vrijuit bleef gaan. Een dergelijke afspraak met den luitenant TELLER had geen volledig succes, daar de kapitein VAN DEN BERG na zijn arrestatie verklaarde, dat hij door den luitenant TELLER in aanraking kwam met den luitenant Lauwers. Toch werd de luitenant TELLER niet ingeschakeld in het proces Lauwers, doch betrokken bij het O.D. proces SCHIMMELPENINCK VAN DER OYE, waarbij hij tot een vrijheidsstraf werd veroordeeld. In een Duitsche concentratiekamp is hij in 1944, tengevolge van uitputting overleden (
21-04-1944 Natzweiler).

Naar aanleiding van de door den luitenant HOMBURG verstrekte informatie betreffende zijn verhoor door de SD, kwamen de luitenants Taconis en Lauwers overeen, dat in geval één hunner zou worden gearresteerd, de ander minstens 24 uur de gelegenheid moest hebben zich door onderduiken aan arrestatie te onttrekken. Indien toegegeven werd, dat men als agent geparachuteerd was, zou de parachute worden opgegraven en hierdoor zou in het geval Taconis-Lauwers onmiddellijk vastgesteld kunnen worden, dat de gearresteerde agent in gezelschap van een ander was gekomen, daar beide parachutes bij elkaar waren begraven. Daarom was afgesproken te verklaren, dat de gearresteerdeagent per motortorpedoboot aan het strand was afgezet. Door een uitlating van den chef van den peildienst, den luitenant HEINRICH (
ORPO), die bij zijn arrestatie aanwezig was, concludeerde de luitenant Lauwers dat het den SD niet bekend was wanneer hij in Nederland arriveerde, doch dat men aannam, dat dit kort voor het tot stand komen van het eerste radiocontact met Engeland op 3 Januari 1942 moest zijn geweest. Op het Binnenhof verklaarde de luitenant Lauwers zich bereid een volkomen bekentenis af te leggen en hij dicteerde een verhaal, waarvan de inhoud op het volgende neerkomt:

Hij zou door den Inlichtingendienst ressorteerend onder den kapitein DERKSEMA gerecruteerd zijn voor intelligence doeleinden, per mototorpedoboot op 1 Januari 1942 in de nabijheid van Noordwijk aan het strand zijn gezet, van waar hij door een hem onbekend persoon naar Leiden werd gebracht. Deze persoon had hij daarna nooit meer gezien. Van Leiden begaf hij zich per trein naar Den Haag, waar hij zijn intrek nam bij den heer NAKKEN. Hij bracht dezen de groeten over van een ingenieur van de B.P.M. die hij in Singapore had gekend en die gedurende eenige tijd bij den heer NAKKEN tijdens zijn verlof in Holland had gewoond en liet doorschemeren, dat hij in Den Haag op zoek was naar een kamer. Hierop bood de heer NAKKEN hem aan, één zijner kamers aan hem af te staan. Deze had echter nooit geweten met een uit Engeland afkomstigen agent te doen te hebben. Zijn berichten zou de luitenant Lauwers ontvangen hebben van een hem niet nader bekend-zijnd persoon, met wien hij op instructie van  den Kapitein DERKSEMA in het café 'DE Kroon' te Amsterdam een ontmoeting had en die hij herkende aan een door hem in het knoopsgat gedragen bloem. Hij had deze persoon zijn adres in Den Haag gegeven en ontving daarna van hem regelmatig per post of op andere wijze de te verzenden berichten, zonder daarbij verder persoonlijk contact met hem te hebben gehad.

De luitenant Lauwers besloot de naam van den kapitein DERKSEMA te noemen, omdat hij wist, dat deze bij den vijand bekend was en hij tevens bij een ontmoeting op de Velper Heide in Januari 1942 met den luitenant PETER TAZELAAR, destijds agent van den onder den kapitein DERKSEMA ressorteerenden Inlichtingendienst (
Contact Holland) vernomen had, dat deze inmiddels een andere functie had gekregen.



ARRESTATIE LUITENANT TACONIS.

Reeds voor zijn arrestatie had de luitenant Lauwers maatregelen getroffen den luitenant Taconis van zijn eventueele inhechtenisneming op de hoogte te stellen. Door den heer NAKKEN zou hiervan onmiddellijk bericht worden gezonden aan den heer BOUMA, die hiervan op zijn beurt aan den luitenant Taconis kennis zou geven. Dit is inderdaad geschied. Binnen 24 uur was de luitenant Taconis met het gebeurde op de hoogte en door den heer BOUMA werd hem aangeraden onmiddellijk onder te duiken. Waarschijnlijk om dit te voorkomen, had de agent-provocateur JOHNNY DEN DROOG den luitenant Taconis laten weten, dat hij was gearresteerd en zich in de politie gevangenis te Nunspeet bevond. Hij verzocht hem indien mogelijk, maatregelen voor zijn bevrijding te willen treffen. De luitenant Taconis besloot daarom, zich voorloopig naar den heer VAN DIJK te Arnhem te begeven, teneinde van daaruit deze bevrijdingsactie te dirigeeren en om na het inwinnen van voldoende inlichtingen ook den luitenant Lauwers te bevrijden.
Doordat de luitenant Taconis en de heer VAN DIJK reeds gedurende eenigen tijd waren geschaduwd en het tevens bekend was welke rol zij speelden, werd de heer VAN DIJK op zijn bureau eenige dagen na de arrestatie van de luitenant Lauwers gevangen genomen. Bij een huiszoeking in zijn woning werd de luitenant Taconis aangetroffen. Deze probeerde zich door een vuurgevecht aan arrestatie te onttrekken, doch zijn wapen ketste en voordat hij het opnieuw schietklaar kon maken werd hij overweldigd.
Door een toeval, het openen van een deur, terwijl de luitenant Taconis en de heer VAN DIJK op het Binnenhof werden gebracht, wist de luitenant Lauwers reeds denzelfden dag, dat ook zij gearresteerd waren. Door deze arrestatie werd het tenslotte onmogelijk het verhaal, door hem bij zijn eerste verhoor verteld, voor waarheid te doen doorgaan. Toch duurde het nog drie weken, voor de Sacharbeiter en Kriminalrat BEIER (
Beyer) hem mededeelde, dat "Alles Lüge war".
In den loop van de eerste weken na genoemde arrestaties, werden nog de volgende naaste medewerkers van den luitenant Taconis gearresteerd: MEJ. VAN ROY, de heeren VAN DER HILST, BOUMA en VAN LINGEN. In vrijheid bleven onder meer MEJ. OUDGENOEG, de heer NAKKEN en de heer WANNEE. MEJ. VAN ROY en de heer BOUMA werden ongeveer twee jaar later, bij gebrek aan bewijs, in vrijheid gesteld. MEVROUW TELLER had reeds een week na haar arrestatie eveneens haar vrijheid terug gekregen.


NORDPOL SPIEL.

Eenige dagen na zijn arrestatie bezocht de majoor GIESEKENS (
Giskes) den luitenant Lauwers in de politieke gevangenis te Scheveningen en verzocht hem voor Abwehr III berichten naar Engeland te zenden. Hij deelde hem mede, dat inwilliging van dit verzoek invloed zou oefenen op de strafmaat en verzekerde tevens, dat ook zonder medewerking van den luitenant Lauwers het spel zou worden voortgezet (zou beginnen) door een anderen marconist te gebruiken. Hoewel hij het recht had, gezien de instructies welke hem in Engeland waren gegeven, hierop in te gaan, weigerde de luitenant Lauwers aanvankelijk beslist. Dit niet zoozeer, omdat het werkelijk in zijn bedoeling lag niet te zenden, maar eenerzijds om door een te spoedig toestemmen geen argwaan te wekken, anderzijds te trachten een zoo gunstig mogelijk belofte van majoor GIESEKENS te krijgen. Hoewel met vrij groote zekerheid aan te nemen was, dat een belofte van Duitsche zijde geen werkelijke waarde had, meende hij tot iedere mogelijkheid te moeten aangrijpen, de positie van zijn medegevangenen zoo gunstig mogelijk te maken. Majoor GIESEKENS beloofde uiteindelijk dat alle in verband met deze zaak gevangen genomen delinquenten behoorlijk zouden worden behandeld en dat hij zou trachten hen zaak 'abgetrennt' te krijgen, respectivelijk eenige hunner in vrijheid te doen stellen. inderdaad zijn alle betrokken personen uitstekend behandeld en zooals reeds eerder opgemerkt, werd MEVROUW TELLER een week na haar arrestatie in vrijheid gesteld, terwijl MEJ. VAN ROY en de heeren BOUMA en VAN LINGEN later eveneens uit hechtenis werden ontslagen.

Alle door den luitenant Lauwers tijdens zijn gevangenschap verzonden berichten ontving hij aanvankelijk van den majoor GIESEKENS en later van Sonderführer HUNTEMANN. De uitzendingen geschiedden vanuit Den Haag, Noordwijk en Hoek van Holland en hierbij waren steeds aanwezig twee leden van de Grüne Polizei, Beide marconisten en behoorend tot den peildienst, een chauffeur en Sonderführer HUNTEMANN. Deze waren allen steeds gewapend. Het was de taak van de beide marconisten er op toe te zien, dat de luitenant Lauwers de hem gegeven berichten op de juiste wijze door gaf en niet trachtte het hoofdkwartier in Engeland te waarschuwen. Reeds bij zijn eerste uitzending bood de luitenant Lauwers aan, de berichten zelf de codeeren, onder voorwendsel, dat dit door zijn geoefendheid tijd zou besparen, in werkelijkheid om op de hoogte te blijven van hetgeen gebeurde. Dit werd door den vijand geaccepteerd en vormde tevens een gunstige aanteekening op zijn staat van dienst als gevangene.

Bij zijn verhoor was gebleken, dat de Gestapo op de hoogte was van het door Engelsche agenten gebruikte security check systeem (
Misschien was dit zo, maar waar de security check in het bericht zat wisten zij niet). Indien de drie bij zijn arrestatie op hem gevonden berichten gecodeerd werden, zou de vijand hieruit onmiddellijk zijn ware security check kunnen vinden. Ondervraagd besloot hij daarom een valsche security check te geven, welke een zekere controle kon weerstaan en die tevens Engeland op de hoogte zou stellen van het feit, dat hij gearresteerd was, alsmede dat het, tot op dat tijdstip gebruikte systeem, aan den vijand bekend was.
De security check, gebruikt door den luitenant Lauwers, werd afgeleid uit zijn agentennummer, 1672. De som der cijfers van dit getal, 16, gaf aan, dat in de 16e letter van het bericht, of een veelvoud daarvan, een opvallende fout moest worden gemaakt. Door toevallige omstandigheden was in 2 van de 3 bovengenoemde gecodeerde berichten deze fout gemaakt in het woord 'stop'. De luitenant Lauwers besloot daarom als security check aan te geven, dat de fout gemaakt diende te worden door één der in het bericht voorkomende worden 'stop' te veranderen in 'step' of 'stip'. Daar hij er voor had gezorgd had, de voorden vijand te verzenden berichten zelf te codeeren, kon hij er hierdoor tevens voor zorgen, dat de security check nooit toevalligerwijze op de juiste plaats zou worden aangebracht.

Reeds in de eerste door den luitenant voor den vijand ontvangen berichten werd door het hoofdkwartier te Engeland een nieuwe dropping aangekondigd, waarbij tevens een agent BAATSEN zou worden meegestuurd. tengevolge van zijn veranderde security check, werd in een volgend bericht medegedeeld, dat de agent BAATSEN plotseling ziek was geworden en dus niet kon komen. De dropping ging echter door. Hoewel hiervoor in het eerste bericht een S-Phone was aangekondigd, met definitieve instructie, dat dit apparaat nooit in handen van den vijand mocht vallen, bevatte de werkelijke zending slechts bundels Fransche pamfletten en eenige onbelangrijk sabotagemateriaal. Uit één en ander trok de luitenant Lauwers de conclusie, dat zijn waarschuwing begrepen was, doch dat het hoofdkwartier plannen maakte verder op onschuldige wijze met den vijand een spel te spelen. Naar hem thans uit gesprekken met MISS BOND van SOE bekend geworden is, werd de verandering in security check inderdaad geconstateerd. Hierover werden eenige besprekingen gehouden, waarbij men tot de conclusie kwam, dat, hoewel de security check veranderd was, andere bijzonderheden voldoende klopten, om aan te mogen nemen, dat het hier geen geval van Gestapo penetratie betrof.

Dat de majoor GIESEKENS (Giskes) voldoende op de hoogte was om het spel voort te kunnen zetten, hoewel hiervoor noch door den luitenant Taconis, noch door den luitenant Lauwers gegevens werden verstrekt, vindt zijn oorzaak in het volgende:

Voor het vertrek van den luitenant HOMBURG maakte de luitenant Taconis een volledig rapport betreffende zijn werkzaamheden hier te lande en alles wat na zijn parachutering was voorgevallen. Dit rapport werd door den luitenant Lauwers gecodeerd met een uitsluitend voor dit doel gebruikte slagzin, welk eventueel later radiografisch aan Engeland kon worden doorgegeven. Door het plotselinge vertrek van den luitenant HOMBURG was de luitenant Taconis niet meer in staat hem dit uitgebreide, gecodeerde rapport ter hand te stellen. In afwachting van een volgende gelegenheid dit rapport naar Engeland te doen overbrengen, werden door den luitenant Taconis zoowel het gecodeerde bericht, als het origineel bewaard en bij een huiszoeking in het pension van de familie VAN LINGEN werden beide exemplaren door den vijand gevonden.


Een tweede oorzaak ligt in het feit, dat tengevolge van het door Engeland gebruikte systeem van radioverkeer, alle door den luitenant Lauwers en het thuisstation in Engeland verzonden berichten door den vijand konden worden opgenomen, zoodat hij na het verkrijgen van de code, zich een volledig beeld kon scheppen van de gevoerde berichtenwisseling, vanaf het oogenblik, dat de luitenant Lauwers voor het eerst in radiografisch contact kwam met Engeland.

Toen op 27 Maart 1942 de luitenant BAATSEN toch afgeworpen werd en tenslotte ook de S-Phone arriveerde, meende de luitenant Lauwers, dat het hoofdkwartier in Engeland zijn waarschuwing niet begrepen had en hij trachtte dus op een andere wijze Engeland opnieuw mededeeling te doen van zijn arrestatie. Hij heeft dit - tot hij tenslotte einde October 1942 vervangen werd door een Duitsche marconist - op verschillende manieren gedaan.
ieder bericht werd vooraf gegaan en gevold door minstens 10 hoogstens 15 letters zonder eenige betekenis. Door in deze letters veelvuldig gebruik te maken van de letters C, G, H en T werd de mogelijkheid vergroot, dat één der groepen van het gecodeerde bericht begon the lijken op CAUGH. Aannemende, dat op deze wijze bijvoorbeeld een te verzenden groep CRUGS zou worden verkregen, dan zou dit in morse geseind worden:

_ . _ .  /  . _ . /  . . _  /  _ . .  / . . .  Geseind moest worden:  _ . _ .  /   . _  / . . _  / _ _ . / . . . . / _

De aan te brengen verandering bestond dus slechts in enkele punten en de toevoeging van een streep. Door de aandacht van de bij het zenden aanwezige Duitsche marconisten af te leiden, slaagde de luitenant Lauwers er in, deze verandering onopgemerkt te doen geschieden. Door hem werd op deze wijze geseind:

CAUGH  CAUGH  T (vergissingsteeken).
CAUGH  CAUGH  T (vergissingsteeken)
CAUGH  CAUGH  T (vergissingsteeken) waarna de groep , zooals zij werkelijk moest zijn, dus CRUGS volgde.

Het bovenstaande komt hierop neer, dat door den luitenant Lauwers driemaal het woord CAUGHT (gearresteerd) werd geseind. Hij ontving hierop tenminste 10 maal het teeken R (begrepen), zoodat hij aannam, dat ditmaal zijn poging inderdaad was geslaagd, temeer daar door zijn veranderde security check minstens reeds argwaan moest zijn verwekt.

Omstreeks den tijd, dat de luitenant Lauwers deze waarschuwing seinde, had Engeland opdracht gegeven den zender Kootwijk grondig te saboteeren door middel van springstoffen, aangebracht aan de zendmasten. Dit mocht voorloopig alleen voorbereid worden, terwijl de uitvoering diende te wachten tot een door het hoofdkwartier nader te bepalen tijdstip, aangezien deze aanval een onderdeel zou vormen van een operatie in grooter verband. Onmiddellijk na laatstgenoemde waarschuwing werd de operatie eerst voorloopig gecanceld, terwijl daarna het bericht doorkwam, den aanval op het voor den luitenant Taconis meest geschikte oogenblik te doen plaats vinden. De luitenant Lauwers begreep hieruit, dat zijn waarschuwing ditmaal resultaat had gehad en dat dit bevel uitsluitend ten doel had, na te gaan, of hier inderdaad actie op zou volgen. Door den majoor GIESEKENS (
Giskes) werd in verband hiermede een gefingeerde aanval op den zender geënsceneerd, waarna hij Engeland meldde, dat deze plotseling door een mijnenveld was beschermd en dat hierdoor de operatie mislukt was, waarbij eenige leden van de sabotagegroep gedood, respectievelijk gearresteerd waren.
Toen in de eerstvolgende weken verdere afwerpingen plaats vonden, trachtte de luitenant Lauwers opnieuw een waarschuwing te zenden. Hij maakte hierbij gebruik van de reeds genoemde, een te verzenden bericht voorafgaande en volgende, beteekenislooze letters. het lag in zijn bedoeling om door middel van deze letters het volgende bericht te zenden: WORKED BY JERRY SINCE MARCH 6TH JEFFERS SINCE MAY 3RD. Daar dit bericht te lang was om in éénmaal door te seinen, moest dit gesplitst achter het eerste woord SINCE. Opnieuw gebruik makend van letters, welke in het morse alphabet op elkaar gelijken en door het codeeren, deze letters op ongebruikelijke wijze te schrijven, slaagde hij inderdaad Mei 1942 het eerste deel van dit bericht zijn bestemming te doen vinden. tengevolge hiervan werden gedurende eenige maanden over den zender RLS geen nieuwe afwerpingen of parachutisten aangekondigd. het tweede gedeelte van bovengenoemd bericht kon niet meer verzonden worden, daar hierna de te codeeren berichten door één der beide Duitsche marconisten aan den luitenant Lauwers werden gedicteerd.

Op het oogenblik, dat ook de vijand er rees volkomen van overtuigd was, dat het spel voor hen afgeloopen was, werden omstreeks einde September, opnieuw afwerpingen aangekondigd. In verband met bovenstaande en ook andere door hem verzonden waarschuwingen, meende de luitenant Lauwers te mogen concludeeren, dat het feit, dat hij gearresteerd was bij SOE bekend was, doch dat door Engeland een spel gespeeld werd, waarbij eenige agenten werden opgeofferd, teneinde bij een komenden aanval wellicht geheele divisies te kunnen redden. Zoo sterk vestigde zich bij hem deze overtuiging, dat toen hij omstreeks Augustus 1942 een mogelijkheid zag te ontvluchten, welke waarschijnlijk 60% kans van slagen had, hij in overleg met den luitenant JORDAAN (
Jeffers), die sedert medio Juli zijn cel deelde, besloot van deze kans geen gebruik te maken, aangezien dit deze Engelsche plannen te niet zou doen. Ook door de eind September aangekondigde nieuwe afwerpingen werd deze meening niet geschokt. Het moest Engeland bevreemden, de omstandigheden niet kennend, dat een gevangenen marconist een dergelijke waarschuwing in deze vorm kon doorgeven. Indien inderdaad een spel met den Duitscher gespeeld werd, mocht eerder aangenomen worden, dat de vijand dit vermoedde en dat hij zelf, om na te gaan welke reactie hierop volgde, dit bericht had doorgegeven. Indien Engeland dus, ondanks deze waarschuwing op de gebruikelijke wijze doorging, dan zou deze bij den vijand bestaande argwaan nieuw voedsel vinden. Door verdere afwerpingen eenige maanden op te houden, zou de indruk gevestigd worden, dat inderdaad een zeker wantrouwen was gewekt, doch dat na controle het vertrouwen in den zender hersteld was. Alhoewel ieder door hem voor den vijand verzonden bericht door de foutief gebruikte security check een nieuwe waarschuwing vormde, en alle andere reeds gedane pogingen voldoende duidelijk moesten zijn, besloot de luitenant Lauwers toch, om zelfs het geringste risico te vermijden, nogmaals bericht te zenden van zijn arrestatie. Hij dacht hierbij gebruik te maken van het feit, dat, in het door hem gebruikte codegedicht, zooals dit bij de Duitschers bekend was, eenige onopvallende spelfouten stonden, waardoor hij wellicht een voor den vijand niet te ontcijferen bericht kon verzenden. Waarschijnlijk door het feit, dat het eenige malen leek alsof Engeland op de hoogte was van het door den vijand gespeelde spel, waardoor wellicht van Duitsche zijde wantrouwen rees tegen den luitenant Lauwers, werd deze eind October 1942 vervangen door een Duitschen marconist. Hierdoor werd het laatst genoemde plan tot waarschuwing verijdeld.

Het overnemen door den Duitschen marconist geschiedde als volgt: Een bericht werd gezonden aan het hoofdkwartier te Engeland, waarin medegedeeld werd, dat in verband met de drukke werkzaamheden van den luitenant Taconis het noodzakelijk werd geacht, dat de luitenant Lauwers hem in het vervolg bij het uitvoeren van zijn taak behulpzaam zou zijn. Voorgesteld werd, dat een plaatselijk gerecruteerde marconist het contact met Engeland onder leiding van den luitenant Lauwers zou onderhouden. In antwoord hierop verzocht Engeland dezen marconist te laten proefseinen, hetgeen ook gebeurde. Hoewel de betreffende marconist reeds door zijn 20-jarige ervaring veel grootere capaciteiten (snelheid van seinen) bezat dan den luitenant Lauwers, werd zijn zenden toch als onvoldoende beoordeeld en berichtte Engeland, dat ook in het vervolg het verkeer door den luitenant Lauwers moest worden onderhouden. De luitenant Lauwers concludeerde hieruit opnieuw, dat het geheele spel in Engeland bekend was en dat deze weigering moest dienen, om hem ook in de toekomstveilig te stellen. Toen de vijand na deze uitdrukkelijke weigering toch den nieuwen marconist bleef gebruiken, werd van Engelsche zijde hier geen bezwaar tegen ingebracht. Toch was het niet alleen het morsehandschrift van de beide marconisten volkomen verschillend, maar zelfs maakte de nieuwe marconist een typische gewoontefout, door als onderbrekingsteken in plaats van BT, BA te zenden. Deze wisseling van marconist moet dus zeer zeker in Engeland bekend zijn geweest.

Behalve door den luitenant Lauwers persoonlijk gegeven bovenomschreven waarschuwing, werd ook door derden de aandacht gevestigd op het feit, dat de luitenant Lauwers gearresteerd was. Gedurende de eerste dagen van zijn verblijf in de gevangenis te Scheveningen, kreeg de luitenant Lauwers gelegenheid eenige woorden te wisselen met een persoon, die zich voorstelde als agent van den onder den kapitein DERKSEMA ressorteerenden Nederlandsche Inlichtingendienst. Deze persoon verzekerde den luitenant Lauwers, dat zijn identiteit als agent van dezen dienst niet bij den vijand bekend was, en dat hij indien noodzakelijk, een bericht naar Engeland kon doen overzenden. De luitenant Lauwers verzocht hem hierop bericht te zenden van zijn arrestatie. Het is niet bekend of dit bericht door dezen persoon inderdaad is doorgegeven, maar in ieder geval werd door een in Nederland werkenden geheimen zender, waarvan de code den vijand bij een razzia in handen was gevallen, een bericht verzonden: IS LAUWERS STILL OK? Volgens Sonderführer HUNTEMANN, van wien deze informatie afkomstig is, zou door Engeland hierop geantwoord zijn: LEAVE LAUWERS ENTIRELY ALONE. (
Kan deze persoon MI-6 agent Hans Zomer zijn geweest? Hij werd op 31-08-1941 gearresteerd en mogelijk werd zijn code door de AC zender van de Orde Dienst in Bilthoven gebruikt.)

Toen door Engeland een eigenhandig geschreven rapport betreffende de werkzaamheden van de agenten Taconis en Lauwers verlangd werd, gebruikte de luitenant Lauwers, die van Sonderführer HUNTEMANN opdracht ontving dit rapport te schrijven, de innocent-letter code van den luitenant JORDAAN, om in het begeleidend schrijven een gecodeerd bericht te zetten, inhoudend gegevens betreffende de gedane arrestaties. teneinde duidelijk te maken, dat deze brief niet door den luitenant Lauwers geschreven kon zijn, zonder medewerking van den luitenant JORDAAN, werd gezinspeeld op een ontmoeting van den luitenant JORDAAN met één der aan het hoofdkwartier verbonden dames, die echter den luitenant Lauwers niet kende. Waarschijnlijk heeft dit schrijven nooit haar bestemming bereikt.



HET VERDERE VERHOOR VAN DEN LUITENANT LAUWERS
.

Nadat de Gestapo (
Abwehr & Sicherheitsdienst) begrepen had, dat het geheele verhaal door den luitenant Lauwers bij zijn arrestatie verteld op verzinsels rustte, werd hij aan een nieuw verhoor onderworpen. Ditmaal werd hij verhoord door den Untersturmführer MAY (Ernst May), door wien later nagenoeg alle andere bij het Nordpolspiel betrokken personen verhoord werden. (Hierdoor bouwde May enorm veel kennis op door allemaal stukjes informatie bij elkaar te brengen) het verhoor duurde ongeveer twee maanden, maar werd nooit beëindigd. Hierbij kwam hoofdzakelijk ter sprake op opleiding in Engeland, welke door den luitenant Lauwers met veel fantasie werd beschreven. Namen van andere agenten op van opleidingsscholen werden door hem niet genoemd, wel gaf hij ongeveer aan waar deze zich bevonden, bijvoorbeeld Winterfold halverwege tusschen Londen en Southampton, Arissaic ten noorden van Glasgow enz.
Bijzondere waarde werd gehecht aan een nauwkeurige beschrijving van deze scholen en aan de wijze van opleiding. De luitenant Lauwers heeft bij deze verhoren steeds getracht zoo groot mogelijke verwarring te scheppen. Op het oogenblik, dat overgegaan zou worden tot een gedetaileerde ondervraging van den luitenabt Lauwers betreffendezijn werk en contacten in Nederland, werd de Untersturmführer MAY belast met de verhoren in een andere zaak, waardoor het verhoor van den luitenant Lauwers niet voortgezet werd. Eerst eenige maanden later kwam men tot de conclusie, dat dit alsnog diende te geschieden en in verband hiermede zou de luitenant Lauwers opnieuw ondervraagd worden door een hem onbekend lid van de SD. gedurende dit verhoor, het welk eenige uren duurde, werd hoofdzakelijk gesproken over het verblijf van den luitenant Lauwers te Singapore en Manilla, waarna bij gebrek aan tijd verwezen werd naar de bijzonderheden, welke de luitenant Lauwers bij zijn eerste verhoor door Kriminalrat BEIER (
Beyer) had gegeven.



GEVANGENSCHAP TE HAAREN, ORANIENBURG, RATHENOW.

Den 11den November 1942 werden de agenten Lauwers en JORDAAN overgebracht naar de politieke gevangenis te Haaren (Noord-Brabant). Evenals te Scheveningen was de behandeling hier uitstekend. De agenten kregen voldoende voedsel, boeken, sigaretten, respectievelijk tabak en konden eenmaal per week baden. Op de bedden bevonden zich lakens en sloopen. Het luchten geschiedde eenmaal per dag gedurende 20 minuten, behalve op Zondagen. Zelfs kregen verschillende gevangenen, waaronder ook de luitenants JORDAAN en Lauwers eind Januari 1944 een radio in hun cel.

Gedurende eenige tijd verbleven alle gearresteerde vanuit Engeland in Nederland geparachuteerde agenten, zoowel van het Bureau Inlichtingen als van het BBO, in Haaren. Tengevolge van het ontvluchten van eenige dezer agenten werden de overblijvenden als represaille naar een concentratiekamp (
gevangenis) in de nabijheid van Assen vervoerd (26 november 1943) en van daar later naar Duitsland op transport gesteld (12 april 1944). De meesten van deze agenten zijn later in het concentratiekamp Mauthausen (Oostenrijk) op 6 September (en 7 september) gefusilleerd.
(
Ubbink en Dourlein zijn in de nacht van 29 op 30 augustus 1943 ontsnapt. Van Rietschoten, Van der Giessen en Wegner zijn in de nacht van 22 november 1943 ontsnapt.)

In de kantlijn staat een handgeschreven opmerking: "Onmogelijk, B.I. bestond toen nog niet". Er wordt natuurlijk bedoeld MI-6 agenten. (zie Timelines)

Tengevolge van het feit dat bij den majoor GIESEKENS plannen bestonden de agenten JORDAAN en Lauwers voor spionnage ten bate van Duitschland te gebruiken en tevens omdat de luitenant Lauwers nog meerdere malen berichten van het Duitsch in het Engelsch vertaalde, ontkwamen deze agenten aan dit lot.
Daar de luitenants JORDAAN en Lauwers het niet gewenscht achtten, om in verband met de veronderstelde plannen van SOE zich door een vlucht aan hun gevangenschap te onttrekken en hun bekend, was dat voormalige Engelsche agenten, die het vertrouwen van den vijand wisten te winnen door deze meerdere malen voor spionnage doeleinden werden ingezet, besloten zij te trachten, iets dergelijks te bereiken. In verband met het door het voortzetten van het spel van Engelsche zijde bij den vijand gekweekte vertrouwen, mocht verwacht worden, dat hun dit inderdaad zou lukken; de majoor GIESEKENS (
Giskes) heeft hun dan ook driemaal aangeboden voor zijn dienst te gaan werken. Beide agenten hebben hierin steeds toegestemd, daar zij van meening waren, dat hierdoor voor de Geallieerde oorlogsvoering belangrijke voordeelen zouden zijn te behalen.
Het eerste voorstel van majoor GIESEKENS, reeds in 1942 gedaan, was deze beide agenten voor Abwehr III naar Zweden zou zenden, teneinde daar Geallieerde kringen te penetreeren. Hij kwam later echter op het voorstel terug, daar hij niets van dien aard wenschte te ondernemen voordat het Nordpolspiel geheel beëindigd zou zijn. Toen het spel echter zoo lang duurde; - de vijand had bij het begin van het spel op niet meer dan drie maanden gerekend -, beschouwde majoor GIESEKENS de agenten Jordaan en Lauwers voldoende gebrandmerkt, om van verraad van deze zijde niets meer te vreezen te hebben. Hij stelde toen voor, de beide agenten naar Turkije te sturen, maar hiertegen werd thans van de zijde van het Duitsche hoofdkwartier te Berlijn bezwaar gemaakt. Een derde voorstel, Jordaan en Lauwers te gebruiken voor de penetratie van communistische kringen in België, kon niet doorgaan door de kort daarop volgende invasie in Frankrijk.
In de gevangenis stemde de luitenant Lauwers er in toe berichten voor den vijand uit het Duitsch in Engelsch te vertalen, met het oogmerk op de hoogte te blijven van hetgeen gebeurde en door een zooveel mogelijk letterlijke vertaling van deze berichten, dus door het gebruik van germanismen, het hoofdkwartier in Engeland een indicatie te geven, welke zenders in handen van den vijand waren. Slechts éénmaal kon hij vaststellen, dat waarschijnlijk tengevolge hiervan, het contact door Engeland verbroken werd. In één der door hem vertaalde berichten werd een adres gegeven, en hier vertaalde hij het Duitsche woord STOCK (verdieping) door het Engelsche woord STOCH (aandeelen) in plaats van FLOOR of STORY.

De luitenants Lauwers en Jordaan werden bij de evacuatie van Haaren naar Vught getransporteerd en daar met het tweede transport (
6 september 1944) overgebracht naar het concentratiekamp Sachsenhausen, Oranienburg. van Hieruit werden zij doorgezonden naar het Durchgangslager in de omgeving van Oranienburg (Heinckel fabrieken) vanwaar de luitenant Lauwers 15 September 1944 op transport gesteld werd naar een kamp, ressorteerend onder Sachsenhausen, te Rathenow.

Den 25sten April 1945 werd de luitenant Lauwers door oprukkende Russische troepen bevrijd. Hij stelde onmiddellijk alles in het werk om Londen te bereiken, teneinde daar rapport uit te brengen over het verloop van zijn missie. De 15e Mei slaagde hij er in de Elbe over te steken, waarna hij door het Amerikaansche Roode Kruis per vliegtuig naar Parijs werd vervoerd. hier stelde hij zich in verbinding met den Engelschen militaire attaché, die voor verder transport naar Londen zorg droeg. De luitenant Lauwers arriveerde daarop den 21sten Mei 1945 te Croyden.

Zooals thans bekend geworden is, werd de luitenant JORDAAN na wegens ziekte eenige maanden in Oranienburg te zijn gebleven, overgebracht naar het concentratiekamp Briese (
ten zuiden van Oranienburg) en tenslotte via Oranienburg op transport gesteld naar Mauthausen, waar hij op 3 Mei 1945 tengevolge van uitputting overleed.



ANDERE ARRESTATIES IN HET NORDPOLSPIEL.

Het is onwaarschijnlijk, dat het Nordpolspiel voor den vijand zooveel succes zou hebben gehad, indien hij er niet in geslaagd was eenige in Februari/Maart 1942 geparachuteerde agenten, kort na de arrestatie van de groep Taconis-Lauwers in hechtenis te nemen. Hierdoor kwamen alle beschikbare zenders tegelijkertijd in handen van den vijand, waardoor het onmogelijk was, betrouwbare controle uit te oefenen.

De agent DE HAAS werd waarschijnlijk gearresteerd, doordat zijn komst telegrafisch via den zender RLS aan den vijand bekend werd. Dit omdat de groep Taconis-Lauwers een S-Phone voor hem in ontvangst zou nemen. De agent DE HAAS heeft, voor zoover bekend, eenige malen gewaarschuwd, dat hij via het hem bekende adres van den heer BOUMA geen contact kon krijgen met den luitenant Taconis. Of hij inderdaad heeft doorgegeven dat de heer Bouma reeds gearresteerd was, is niet met zekerheid te zeggen. waarschijnlijk werd hij gearresteerd, door dat hij zich naar zijn vroegere woning in Den Haag begaf, welke toen reeds onder controle moet hebben gestaan.
(
Jan de Haas werd op 28-04-1942 gearresteerd in gezelschap van Leo Andringa op het Paul Krugerplein in Den Haag)

De luitenant RAS werd in hechtenis genomen, tezamen met één zijner vrienden in een café te Utrecht. Hij is waarschijnlijk in contact gekomen met een agent-provocateur en door zijn arrestatie kon tevens de hand worden gelegd op den agent KLOOSS.
(
Gosse Ras werd op 01-05-1942 gearresteerd in café Terminus in Utrecht, samen met Bob Klooss. Han Jordaan, Daan Burg en Henk
  Sebes wisten te  ontkomen. Leo Andriga werd als lokaas gebruikt.
)

ANDRINGA moet in contact hebben gestaan zoowel met De Haas ale met Ras.

Het telefoonnummer van den luitenant JORDAAN bevond zich in het notitieboekje van den luitenant RAS of KLOOSS en hierdoor kon de Gestapo ook hem op het spoor komen. De luitenant Jordaan had het verdwijnen van de agent Ras reeds telegrafisch aan Engeland gemeld en besloot voorloopig onder te duiken. De dag, voor hij hiertoe zou overgaan, werd hem telefonisch verzocht rendez-vous te geven in Laren aan iemand (Anton
van der Waals), die hem nadere gegevens omtrent de verblijfplaats van den luitenant Ras zou kunnen verstrekken. Hij begaf zich gewapend en in gezelschap van een eveneens gewapenden begeleider (Daan Burg) naar het rendez-vous, waar hij de persoon in kwestie ontmoette. Deze deelde hem mede, dat Ras zich te Rotterdam bevond en verzocht hem zich met hem naar deze plaats te begeven, teneinde hem daar te ontmoeten. De luitenant Jordaan stemde er in toe, dat deze ontmoeting dienzelfden middag zou plaats vinden. Op het stationsplein te Rotterdam ontmoette de luitenant Jordaan den persoon, met wien hij reeds dien morgen gesproken had en die hem verzocht hem een oogenblik te excuseeren, daar hij even moest telefoneeren. Op het oogenblik, dat de man zich verwijderde, werd de luitenant Jordaan plotseling ingesloten door een groep SD beambten, die hem arresteerden. Bij zijn arrestatie droeg de luitenant Jordaan zijn kristallen en code, alsmede zijn zendplan bij zich. In verband met het verdwijnen van den luitenant Ras, had hij Engeland reeds bericht een anderen marconist te zullen aannemen, teneinde zelf de taak van zijn organisator over te kunnen nemen. hierdoor kon de vijand onmiddellijk een vreemden marconist op dezen zender inschakelen.



HET GEVAL DESSING.

De luitenant DESSING werd eenigen tijd na de arrestatie van de verschillende agenten, blind boven bezet geparachuteerd. Hij behoorde tot de eerste gerecruteerde groep, werd wegens te groote spraakzaamheid, op aandringen van zijn kameraden als ongeschikt zijnde afgevoerd en voorloopig geïsoleerd. Nadat de geheele groep, behalve de luitenant JORDAAN, die toen door zijn verblijf in de radioschool geen contact meer had met zijn collega's die en-bloc geweigerd hadden te vertrekken, dit omdat zij het niet eens waren met de aangegeven richtlijnen, werd de luitenant DESSING opnieuw gerecruteerd. Hij had opdracht zich in verbinding te stellen met den luitenant ANDRINGA, waarvoor telegrafisch een ontmoeting in een café (
De Roode Leeuw), waarschijnlijk te Amsterdam werd voorbereid. Op verzoek van den vijand verklaarde de luitenant ANDRINGA zich bereid mede te werken aan deze ontmoeting. In gezelschap van eenige SD agenten begaf hij zich naar de rendez-vous plaats, waar hij inderdaad den luitenant DESSING aantrof. Hij slaagde er echter in deze te waarschuwen door hem terwijl hij zich naar het toilet begaf toe te voegen: "Maak dat je weg komt, Gestapo" waardoor deze ontmoeting voor den vijand geen resultaat opleverde.
Te Haaren vertelde de Sonderführer HUNTEMANN den luitenant Lauwers, dat de luitenant DESSING te Brussel zou zijn gearresteerd, terwijl hij op weg was naar Engeland (
Onjuist, Dessing keerde op 02-09-1943 terug in Engeland). Het had hem de grootste moeite gekost den luitenant ANDRINGA voor onmiddellijke fusillade te behoeden, daar den luitenant ANDRINGA bij zijn verhoor de toedracht van zijn ontsnapping en dus ook de hem gegeven waarschuwing, tot in details had verteld. Volgens Sonderführer HUNTEMANN zou DESSING gedurende 6 maanden in Amsterdam gebleven zijn, tot zijn geld opraakte, zou geld hebben geleend en tenslotte hebben besloten te trachten opnieuw Engeland te bereiken, bij welke poging hij gearresteerd werd. Volgens mededeeling van MISS BOND, bereikte de luitenant DESSING eerst na het beëindigen van het Nordpolspiel, Londen, waar hij geen werkelijk bevredigende verklaring van den toedracht van zaken kon geven. In ieder geval berichtte hij niet, dat hij in handen van den vijand zou zijn geweest.
Het ware nuttig alsnog na te gaan of de luitenant DESSING zich inderdaad in Duitsche gevangenschap bevonden heeft en hoe hij daarna Engeland wist te bereiken. Indien het waar is, dat hij zich gedurende zes maanden te Amsterdam ophield zonder den luitenant ANDRINGA gegeven waarschuwing op de hoogte te stellen, moet hij gedeeltelijk aansprakelijk worden gesteld voor het Nordpolspiel, daar door een tijdige waarschuwing veel had kunnen worden voorkomen (
Indien Dessing inderdaad pas op 02-09-1943 in Engeland aangekomen is dan kan hij niet aansprakelijk gesteld worden, want na april 1943 werden geen agenten voor 'Plan Holland' meer geparachuteerd en hij had geen mogelijkheid om via een zender met Engeland in contact te komen.).



DE ORGANISATIE VAN HET RADIOTELEGRAFISCH VERKEER.

De organisatie van het radiotelegrafisch verkeer met Engeland was in den tijd, waarin de luitenant Lauwers geparachuteerd werd, bijna naief in zijn eenvoud. Verondersteld werd, dat het mogelijk zou zijn een geheime zender door het toekennen van buitenlandsche liefst Russische en Roemeensche roepletters, door te doen gaan voor een in één dezer landen staande commerciëlen zender. In verband hiermede, mocht de zendcapaciteit (
sterkte) niet te groot zijn, daar anders terstond duidelijk zou zijn, dat de zender veel dichter bij een eventuele luisterpost werkte. Het gevolg was, dat gezonden moest worden met een apparaat, waarvan zoowel de zender als ontvanger een groote handcapaciteit bezaten, hetgeen vooral ook het ontvangen van berichten moeilijk maakte. Bovendien beschikte men in Engeland niet over de latere broadcast stations van grootere capaciteit (vermogen), doch slechts over enkele zwakkere zenders, welke het verkeer met alle geheime zenders op het Continent moesten onderhouden. Het gevolg van het één en ander was, dat slechts onder gunstige atmospherische omstandigheden en met een lange buitenantenne een vlot contact kon worden onderhouden.

Tengenover dit apparaat stelde de vijand een uitgebreid luisterposten en peilsysteem, waarbij duizenden goed getrainde manschappen voortdurend bezig waren iedere verdachte zender te controleeren en waar noodig aan te peilen. Wanneer een Duitsche luisterpost meende een geheimen zender op het spoor te zijn, werd hiervan onmiddellijk langs speciale lijnen kennis gegeven aan vijf hoofdpeilstations. Deze stations konden den verdachten zender aanpeilen binnen een radius van 20-25 km. Bij een volgende zending werden dan 3 of 4 peilwagens ingezet, welke bij gunstige omstandigheden binnen 30 minuten het huis waaruit geseind werd konden vinden.
Bij een oefening door ongeschoold personeel, waarbij de toen voor den vijand werkende zender RLS als object werd gekozen, heeft de luitenant Lauwers kunne constateeren, dat terwijl slechts met één peilwagen gewerkt werd, welke zijn tocht op een afstand van 12 km aanving, de villa, van waaruit gezonden werd, in 20 minuten door den peilwagen werd bereikt. Slechts het feit, dat de Duitsche peildienst aan een groot gebrek aan peilwagens en geschoold personeel leed, is het te danken dat zoovele zenders meerdere maanden in de lucht konden blijven.

Door één zender in Engeland werden vaak ongeveer 20 geheime agenten van hun berichten voorzien, waardoor deze agenten slechts op vastgestelde tijden, meestal 3 maal per week konden werken. OP deze vaste uren moest de agent, onverschillig of hij verkeer had of niet, contact zoeken met het khomestation, omdat immers de mogelijkheid bestond, dat Engeland berichten had voor den agent. Op deze wijze vaste uren konden extra zendtijden door middel van een speciale code worden aangevraagd. Gewerkt moest worden met een zeer beperktaantal frequenties, - de luitennt Lauwers beschikte over twee dag- en tweenachtkristallen - hetgeen veelvuldig veranderen van golflengte, waardoor het aanpeilen bemoeilijkt werd, onmogelijk maakte. Het is voorgekomen, dat Homestation tegelijkertijd met twee verschillende agenten werkte, waardoor dus de zendtijd onnoodig verlengd werd. Aangezien bovendien het Homestation daarbij twee verschillende eigen roepnamen gebruikte, begreep de vijand reeds spoedig, dat deze zenders uitsluitend gebruikt werden voor het verkeer met geheime agenten op het Continent. Hierdoor werd het mogelijk, door slechts deze zenders te beluisteren, dat de vijand oogenblikkelijk wist, wanneer een nieuwe agent gedropt was. In geval van den luitenant Lauwers, die eerst tengevolge van technische storingen den 3den Januari in de lucht kwam, wist de vijand reeds omstreeks 10 November 1941, dat hij zich ergens op het Continent moest bevinden (
Riep het homestation vanaf die dag Lauwers aan?).
Tengevolge van de strenge controle op koffers, handtasschen en dergelijke was het transporteeren van een zender vrij gevaarlijk. Toen de luitenant Lauwers echter, om deze moeilijkheden te ondervangen, meer zenders aanvroeg, werd dit geweigerd.
Nadat de luitenant Lauwers van de kapitein VAN DEN BERG de beschikking gekregen had over een goede radiotelegrafie ontvanger, verzocht hij in het vervolg de aan hem gerichte berichten, op bepaalde tijden bling uit te zenden. Hoewel dit later een deel van het normaal georganiseerde verkeer vormde (broadcast systeem) werd ook op dir verzoek afwijzend beschikt.

Eén van de personen, die met den luitenant HOMBURG per trawler vanuit IJmuiden naar Engeland vertrok, was een beroepsmarconist van de PTT (
Jo Buizer). het was zeer goed mogelijk geweest dezen marconist in Nederland te instrueeren in het gebruik van de Engelsche zendapparatuuren hem tevens op de hoogte brengen van de vereischte veiligheidsmaatregelen. Het voordeel hiervan zou zijn geweest, dat de man bleef beschikken over al zijn papieren en dat geen coverstory behoefde te worden opgebouwd. De luitenant Lauwers stelde voor, zelf de noodige instructie te geven en dezen marconist daarna als reserve operator voor den luitenant Taconis te gebruiken. Indien één der beide marconisten gearresteerd mocht worden, kon Engeland hiervan dan dadelijk door den ander in kennis worden gesteld. Het werd echter noodzakelijk geacht, dat deze marconist een speciale opleiding in Engeland kreeg. Toen hij geparachuteerd (23-06-1942 te Rijssen) werd, viel hij direct in Duitsche handen.

De radiodienst had veel kunnen bijdragen tot het opsporen van door de Duitschers gebruikte zenders. Zoo goed als het voor de Duitschers mogelijk was, iederen geheime zender op het Continent binnen een radius van 25 km aan te peilen, moest het ook voor den Engelschen Radiodienst mogelijk zijn geweest met steunpunten bijvoorbeeld in Malta, Gibraltar, Zuid-Engeland, Schotland en IJsland, hetzelfde te doen. Hierbij zou geconstateerd zijn, dat zenders, welke misschien in Groningen of Limburg hadden moeten staan, werkten vanuit de directe omgeving van Den Haag (
later Drieberegen), waar destijds het Gestapo hoofdkwartier in Nederland gevestigd was.
Pension Van Lingen, Oosterbeek.
ALGEMEENE OPMERKINGEN.

Het is niet waarschijnlijk, het Nordpolspiel geweten kan worden aan direct verraad. Veeleer is het een gevolg van verschillende, ieder op zichzelf minder belangrijke factoren in de organisatie. Toen de luitenant Lauwers in Nederland geparachuteerd werd, was het reeds bekend in Engeland, dat de leiding van de Nederlandsche Country Section van SOE in geheel andere handen zou overgaan. Bij zijn vertrek deelde de heer LAMMING den luitenant Lauwers echter mede, dat hij de teugels in handen behield, maar dat het noodzakelijk werd geacht, het bericht te verspreiden, dat hij naar Syrië zou gaan. In werkelijkheid heeft de heer LAMMING zich geheel uit de organisatie teruggetrokken tengevolge van het conflict met de eerst gerecruteerde groep, en ook zijn directe medewerkers werden naar andere eenheden overgeplaatst. Hierdoor kwam ieder persoonlijk contact tusschen leiding en den agent in het veld, geheel te vervallen. ook de aangegeven richtlijnen werden hierdoor veranderd. Zoo had het steeds in de bedoeling gelegen van den heer LAMMING, alle agenten blind te parachuteerden, daar zijns inziens steeds rekening moest worden gehouden met Gestapo penetraties. Zijn opvolgers weken hiervan geheel af en behalve enkele in Februari/Maart 1942 blind geparachuteerde agenten, werden alle andere parachutisten regelrecht in handen van den vijand afgeworpen.

Het is tenzeerste te betreuren, dat de leiding in Engeland berustte bij personen, die geen vroegere ervaring op dit gebied hadden, en die zelfs niet noodig oordeelden de opleiding, gegeven aan de agenten, zelf mee te maken. Hierdoor waren zij niet op de hoogte van de richtlijnen, welke de agenten door instructeurs, die vroeger actief in het veld waren, werden gegeven.
Alleen zoo is het te verklaren, dat het veranderen van een security check niet leidde tot het onmiddellijk staken van
den betreffenden zender.
Alleen gebrek aan inzicht bij de leiding maakte het mogelijk, dat security slagzinnen radiotelegrafisch aan reeds in het veld zijnde agenten werden doorgezonden.


Na de arrestatie van den luitenant ANDRINGA, wiens marconist, de luitenant MOLENAAR, bij het afspringen om het leven kwam, werd een Duitsche marconist voor dezen zender gebruikt. De eveneens reeds gearresteerde luitenant JORDAAN, kreeg, via zijn door den vijand gebruikten zender, van Engeland opdracht dezen marconist in het gebrruik van de code en het werkplan in te wijden. Natuurlijk vergat hij hierbij over een security check te spreken. Dat de leiding in Engeland hierop een bericht kon zenden: "INSTRUCT NEW OPERATOR USE OF SECURITY CHECK", is een doorslaggevend bewijs van onvermogen. Het had weinig gescheeld, of deze 'vergissing' van den luitenant JORDAAN, was hem reeds toen noodlottig geworden.

Voor het vertrek van den luitenant HOMBURG naar Engeland was overeengekomen, dat de persoon VOS, die hem verraden had, door de groep Taconis-Lauwers geëlimineerd zou worden. Dt was zoowel met den luitenant Taconis als met den luitenant Lauwers eenige malen uitvoerig besproken. Na de eerste dropping, welke in handen van den vijand viel, berichtte Engeland, dat bij deze afwerping een geschenk gezonden was voor een "WOLF MASQUERADING IN FOX CLOTHES". een dergelijke slagzin was afgesproken met den luitenant HOMBURG en beteekende, dat de tijd gekomen was DE VOS uit de weg te ruimen. Noch de luitenant Taconis, noch de luitenant Lauwers waren bereid den vijand te verklaaren, welke beteekenis dit telegran had. De luitenant Lauwers gaf te kennen, dat hij vermoedde, dat dit een dreigement van Engelsche zijde tegen zijn persoon was en dat dus aangenomen mocht worden, dat Engeland achter de waarheid gekomen was. Majoor GIESEKENS (
Giskes) gaf zich echter niet zoo spoedig gewonnen en verzocht Engeland duidelijk uiteen te zetten, wat bedoeld werd, hetgeen blijkbaar niet de minste argwaan in Engeland Wekte. In een volgend telegram werd de verzochte verklaring inderdaad gegeven.
Zoowel het negeren van de verandering in de security check, als het aannmen, dat een dergelijke belangrijke afspraak volkomen vergeten zou worden, wijst minstens op gebrek aan vertrouwen in de geestelijke capaciteiten van de agenten Taconis en Lauwers en het ware in dit geval gewenscht geweest, deze beide agenten naar Engeland terug te roepen.

In de gevangenis te Haaren vernam de luitenant Lauwers van één der daar in hechtenis zijnde agenten, door middel van klopsignalen, dat bij zijn parachuteering één der agenten weigerde te springen, omdat hij meende, dat bij het afwerpterrein eenige Duitsche legerwagens geparkeerd waren. Blijkbaar werd deze zeer gegronde observatie bij zijn terugkeer in Engeland als excuus voor vrees aangezien en naar het rijk der fabelen verwezen. (
Wie was dit?).

Het is niet te verwonderen, dat het den vijand iedermaal opnieuw gelukte all noodige gegevens van nieuw geparachuteerde ageneten te weten te komen, daar deze meerendeels in de waan liet in goede handen te zijn gekomen te zijn, ze in een safehouse ondergebracht en eerst na dat alle gewenschte informatie verkregen was gearresteerd. Wanneer het een enkele maal door de schranderheid der agenten niet gelukte deze gegevens te weten te komen, dan werd gemeld, dat de betreffende agent bij het afspringen zwaar gewond en later om het leven gekomen was, of wel, dat hij in handen van den vijand gevallen was, teneinde de werkelijkheid zoo getrouw mogelijk na te bootsen, werd nu en dan, speciaal in die gevallen waar het spel voor den vijand zijn waarde begon te verliezen gemeld, dat de betreffende agent gearresteerd was, zonder dat dit de veiligheid van de overgebleven groepen nadeelig beïnvloedde.

Zooals reeds eerder opgemerkt, voldeden de in Engeland vervalschte identiteitspapieren einde 1941 niet aan de daaraan te stellen eischen (
Men is hier nooit toe in staat geweest). Ook het door den bezetter ingevoerde systeem van registratie, maakte het wenschelijk, dat de agenten zich in Nederland in het bezit stelden van goede persoonsbewijzen, waarvan de duplicaten in de gemeente archieven aanwezig waren. Op verschillende manieren hebben de luitenants Taconis en Lauwers getracht, zich deze papieren te verschaffen, teneinde de mogelijkheid te vergrooten, dat bij hun eventueele arrestatie, hun identiteit, van Engelsch agent, kon worden geheim gehouden, Hoewel dit in lateren tijd met weinig moeite had kunnen gebeuren, slaagden zij hierin niet, daar het hieraan verbonden risico door de betrokken personen voorlopig te groot werd geacht. Toen de luitenants Taconis en Lauwers het hoofdkwartier in Engeland verzochten hun blanco vervalschte identiteitspapieren te verschaffen, welke na ontvreemding van de echte persoonsbewijzen konden worden ondergeschoven, hetgeen het gevaar van ontdekking belangrijk zou hebben verminderd, weigerde SOE aan dit verzoek te voldoen.

De uitvoering van hun gegeven opdrachten werd voor de luitenants Taconis en Lauwers bijzonder bemoeilijkt tengevolge van de algemeene houding van de bevolking. Velen hadden het vertrouwen in een Geallieerde overwinning geheel verloren en wenschten daarom, hoewel werkelijk verraad hun vreemd was, geen medewerking te verleenen. Diegenen, welke hiertoe nog bereid waren, behoorden meestal reeds tot bestaande organisaties, waardoor in gevolge hun orders, de luitenants Taconis en Lauwers slechts gebruik konden maken van hun diensten, nadat deze personen ieder contact met deze organisaties hadden verbroken. Ook dan diende nog eenige maanden met recruteering te worden gewacht, teneinde het waarschijnlijk te maken, dat deze personen niet bij de Gestapo bekend waren. Gedurende deze proeftijd bleek meermalen, dat het ongewenscht moest worden geacht, tot recruteering over te gaan, daar een zekere behoeftebelangrijk te schijnen, tot loslippigheid leidde, een typeerend verschijnsel voor het gebrek aan security, hetwelk vele verzetsgroepen, tengevolge van gebrek aan ervaring, in dien tijd kenmerkte. Reeds de eerste maal, dat aan de bovenomschreven richtlijnen niet streng te hand werd gehouden, dit in verband met de opdracht een zending te parachuteeren materiaal in ontvangst te namen, waren de resultaten noodlottig.

Het is den luitenant Lauwers bekend, dat ook nu nog, vermoedelijk door personen en of instellingen, welke niet over alle gegevens kunnen beschikken, bedenkingen tegen zijn persoon worden ingebracht. Hij weet echter, steeds slechts getracht te hebben, zijn plicht tegenover Vaderland en kameraden te vervullen. Indien hij zich thans bewust is een fout te hebben gemaakt, dan ligt deze in het te groote vertrouwen, door hem in zijn onmiddellijke superieuren gesteld.


                                                                                                                Utrecht, 12 Februari 1946

                                                                                                               De Reserve Eerste Luitenant
                                                                                                               voor Algemeenen Dienst,


                                                                                                                        H.M.G. Lauwers


Airdroppings.



Vervolg.