Hoogensteijn, Cornelia Wilhelmina Theresia (1918-1956)

   

© DVN, een project van Huygens ING en OGC (UU). Bronvermelding: Marie-Cécile van Hintum, Hoogensteijn, Cornelia Wilhelmina Theresia, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Hoogensteijn [26/05/2016]

HOOGENSTEIJN, Cornelia Wilhelmina Theresia (geb. Darmstadt, Duitsland 20-6-1918 - gest. Caracas, Venezuela 26-12-1956), secretaresse bij de Sicherheitsdienst (SD) en informante voor het verzet. Dochter van Johannes Hubertus Hoogensteijn (1877-1933), bloembollenhandelaar, en Bertha Helena Kruijdenberg (1880-1930). Thea Hoogensteijn trouwde op 24-11-1948 in Stockholm met Erwin Julius Schrahe (1907-1983), ambulancehulp. Uit dit huwelijk werd 1 dochter geboren.

Cornelia Wilhelmina Theresia (Thea) Hoogensteijn was de jongste van vijf kinderen in een rooms-katholiek gezin uit Hillegom. Tot haar negende groeide zij op in Darmstadt (Duitsland), waar haar ouders in 1909 naartoe waren verhuisd. Dankzij een goedlopend bloembollenbedrijf was het gezin welvarend, maar Thea’s moeder was ziekelijk en meer begaan met het katholieke geloof dan met haar kinderen. In 1927 keerden de Hoogensteijns terug naar Nederland. Drie jaar later, toen Thea twaalf was, stierf haar moeder. Nadat ook haar vader in 1933 was gestorven, nam oudste broer Jan (1909-1980) de vaderrol op zich. Thea bezocht de Handelsschool, waar ze goed was in talen en foutloos leerde typen. Thea en de rest van het gezin bleven zich verbonden voelen met Duitsland. Jan ontpopte zich zelfs als een overtuigde nationaal-socialist en een rabiate communisten- en Jodenhater.

Collaboratie

Vanaf 1939 woonde Thea Hoogensteijn op kamers in Haarlem en Amsterdam. Met haar wisselende baantjes als kantoorbediende verdiende ze slecht. Hoogensteijn was verlegen en onzeker (Hopman, 21) en ze trok zich op aan broer Jan. Met haar representatieve verschijning en vloeiende beheersing van het Duits hoopte ze op een goedbetaalde functie bij een Duitse instantie. In januari 1942 vond ze een baan als typiste bij de Zentralstelle für jüdische Auswanderung, dat de deportaties regelde. Ze vertaalde er de nieuwe anti-Joodse bepalingen naar ambtelijk Nederlands en deed registratiewerk bij twee Jodenrazzia’s. Later typte ze op het hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst (SD) in de Euterpestraat verhoren uit van politieke gevangenen en maakte ze dienstorders voor de Arbeitseinsatz. Hoogensteijn genoot van feestjes op kantoor en leidde een luxeleven. Haar geliefde Henk Klijn, een collega van de afdeling die Joodse woningen leeghaalde, overlaadde haar met geschenken en bezorgde haar een benedenwoning van gedeporteerde Joden in de Rubensstraat (nr. 98).

Dubbelrol

Tegelijkertijd stond Thea Hoogensteijn op goede voet met de Amsterdamse politieagenten Arend Japin en Piet Elias, die voor de illegaliteit werkten. ‘Thea was zeer aardig en behulpzaam’, herinnerde Japin zich na de oorlog, en ze was geen lid van de NSB. Begin 1943 liet ze zelfs op eigen houtje twintig voor de Arbeitseinsatz gearresteerde studenten ontsnappen, wat Japin overtuigde van haar betrouwbaarheid (Smeets e.a., 155). Gaandeweg kwam Hoogensteijn op kantoor steeds openlijker uit voor haar afkeer van de grove mishandelingen van gearresteerde verzetsmensen. Dat leidde eind juni 1944 tot haar ontslag. Maar op aandringen van verschillende bekenden uit de illegaliteit, Henk Klijn en broer Jan, die inmiddels ook samenwerkten met het verzet, was Hoogensteijn twee weken later weer in functie: nu als de secretaresse van SD-chef Willy Lages, die om een goede typiste verlegen zat. ‘Elly’ was informante voor de Amsterdamse knokploeg (KP) van Fritz Conijn en Pierre de Bie, Henk Klijn fungeerde als haar koerier. Met De Bie kreeg ze ook een verhouding; hij trok bij haar in. Hoogensteijns informatie over de SD was van grote waarde voor de planning en uitvoering van wapendroppings, liquidaties en sabotageacties en zo redde ze talloze verzetsmensen het leven.

Eind 1944 merkte Thea Hoogensteijn dat Lages onraad rook: ‘Thea, du bist eine Verräterin’, had hij op haar typemachine uitgetikt (gecit. Hopman, 50). Om de aandacht van haar af te leiden liet Radio Oranje het bericht uitgaan dat de ‘misdadige SD-medewerkster Thea Hoogensteijn’ haar straf niet zou ontlopen. Lages bond in, maar een paar weken later, op 10 januari 1945, werd Hoogensteijn alsnog opgepakt, samen met Klijn. Beiden kwamen al na drie dagen vrij, waarna ze direct onderdoken. Op 9 maart 1945 vluchtten ze met een aanbevelingsbrief van het verzet en geholpen door Pierre de Bie naar bevrijd gebied. Daar viel Hoogensteijn in handen van de Engelsen. Op 20 mei 1945 werd ze in Utrecht geïnterneerd: eerst in Tivoli en de vrouwengevangenis op de Plompetorengracht en twee maanden later, wegens psychische klachten, in het Gesticht voor Krankzinnigen (Agnietenstraat 2).

Na de oorlog

Thea Hoogensteijn werd niet berecht, maar in 1947 voorwaardelijk buiten vervolging gesteld. De laatste oorlogsmaanden hadden een zware wissel op haar getrokken: toen Japin en De Bie haar begin augustus 1945 in het gesticht aan de Agnietenstraat opzochten, was ze een geestelijk wrak. In de Amsterdamse Valeriuskliniek, waar ze vanaf eind augustus 1945 op voorspraak van het verzet verbleef, deed ze enkele zelfmoordpogingen. Na haar ontslag op 21 mei 1946 ging Hoogensteijn wonen in Heemstede, waar ze al snel aan lager wal raakte. Als ‘moffenhoer’ was ze bij familie niet langer welkom en vrienden had ze niet. Voordat ze in de zomer van 1947 met papieren van het verzet naar Zweden emigreerde, schreef ze haar zus: ‘Ik hoop hier aan een nieuw leven te beginnen. Na wat er in de oorlog met mij is gebeurd, lukt dat in Holland niet meer’ (gecit. Hopman, 78).

In Zweden trouwde Hoogensteijn met de Duitser Erwin Schrahe, met wie ze in 1949 een dochtertje kreeg. In december van hetzelfde jaar vertrokken ze naar Caracas in Venezuela, waar ook haar broer Jan intussen zijn toevlucht had gezocht. Daar raakte ze aan de drank en verwaarloosde ze haar kind. Doodziek en verzwakt door terminale kanker keerde ze in augustus 1956 nog eenmaal naar Nederland terug om voorgoed afscheid te nemen van haar familie. Op eerste kerstdag 1956 overleed Thea Hoogensteijn in Caracas, 38 jaar oud.

Reputatie

Thea Hoogensteijn was lange tijd een onbekende in de geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog. Kort na de oorlog roemden Arend Japin en Pierre de Bie haar betekenis voor het verzet: ze noemden haar ‘zeer intelligent’ en ‘in staat tot zwaar spionagewerk’ (CABR 105612). In het paginagrote artikel ‘Bij de SD in de Euterpestraat redde Thea velen het leven’ (Alkmaarsche Courant, 4-5-1960) werd Hoogensteijn voor het eerst gememoreerd als ‘vergeten verzetsheldin’. Zij zou een ‘eenzaam meisje’ zijn geweest en een ‘witte raaf in duister gezelschap’ (Hopman, 119).

Archivalia

Nationaal Archief, Den Haag: Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging Cornelia Wilhelmina Theresia Hoogesteijn, CABR 105612 (PF Amsterdam 19729T)
NBI 93474; Johannes Wilhelmus Heinrich Maria Hoogesteijn, CABR 85007 (PRA Amsterdam 2287)
CABR 92451 (PRA Haarlem 8925)
CABR 64466 (BG Amsterdam 322'49)
NBI 3534 (PE’28’7502)
NBI 93476.

Literatuur

Mark Schellekens, Walter Süskind. Hoe een zakenman honderden Joodse kinderen uit handen van de nazi's redde (Amsterdam 2011).
Jan Hopman, Zwijgen over de Euterpestraat. Op het hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst in Amsterdam gingen in 1944 verraad en verzet hand in hand (Zoetermeer 2012).
Jos Smeets, Tommy van Es, Guus Meershoek red., In de frontlinie. Tien politiemannen en de Duitse bezetting (Amsterdam 2014).
Doeko Bosscher, Haast om te sterven. Het korte leven van verzetsman Fritz Conijn (Amsterdam 2015).



Auteur: Marie-Cécile van Hintum
Thea Hoogensteijn, door onbekende fotograaf, ca. 1943
(collectie Jan Hopman).