Ontstaan van het terrein.

Tegen het einde van de maand October 1944 kreeg ik bezoek van DIKKE DICK (Dirk Laan) met wie ik reeds eerder contact had gehad in de L0-9 en GERARD (Barend Mes) KP leider. Hij was namelijkl pl. leider van de L.O (LO = Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers) in Rem Venhuizen geweest, terwijl de LO Wijdenes aan mijn zorg was toevertrouwd.
Zij vroegen mij inlichtingen over een bepaald stuk land, gelegen in de gemeente Wijdenes, tussen de Dorpsstraat en de Wijmers. Hoewel ze niet zeiden, waar deze inlichtingen voor moesten dienen, ze wisten natuurlijk niet of het hier te vestigen afwerpterrein zou worden goedgekeurd, en dan was het beter niemand in de plannen gekend te hebben, begreep ik al spoedig, waar het om ging.
Met een polsstok gingen we het land in en maakten daar een schets van het stuk land, dat later ons terrein zou worden, en de onmiddellijke omgeving.
Aangezien de afmetingen geschat waren, was de schets niet precies op schaal.
Daarom begaf ik mij naar het gemeentehuis, waar ik inzage kreeg in de kadastrale kaarten van onze gemeente. Zo konden we onze tekeningen precies op schaal kopiëren.
Met het uitzoeken van de benodigde manschappen zouden we wachten tot de goedkeuring van het terrein was doorgekomen. Wel echter zou ik contact zoeken met de boer, wie het land toebehoorde, W. Kollis genaamd. Dit ging vrij makkelijk, aangezien hij onderdak verschafte aan één van mijn L.O. medewerkers en de goede zaak een warm hart toedroeg. Toestemming om op zijn land de droppings te doen plaats vinden, was dan ook spoedig verkregen. De goedkeuring van het terrein kwam officieel op 16  november 1944. Om redenen, mij onbekend, is dit bericht van goedkeuring niet direct aan mij doorgegeven, met het gevolg, dat er nog absoluut niets was voorbereid toen voor de eerste maal gedropped werd.
De eerste dropping.
Deze dropping kwam, zoals gezegd, voor ons volkomen onvoorbereid.
Op 18 november 1944, 's avonds om half tien kwam
DIKKE DICK bij me, vergezeld van een Marechaussée, met de laconieke mededeling, dat er tussen tien en twaalf uur een dropping te verwachten was. Er was geen tijd meer om de assistentie in te roepen van een voldoend aantal betrouwbare mannen. Ik volstond er dus mee al het manlijk personeel, dat zich op dat moment op de boerderij van de heer Kollis bevond, te mobiliseren, te weten : een L.O. medewerker, H. Rumkorf, twee zwagers van laatstgenoemde en nog een onderduiker, U. Steenblok, benevens de heer Kollis zelf.
Terwijl de anderen zich voor de te verrichten arbeid gereedmaakten, ging de eerstgenoemde met ons het land in. Alzo was de bemanning, benodigd om de lampen te hanteren, voldoende. Hoewel het toen nog geen 22 uur was, zat het toestel al in de lucht. Toen wij onze plaats met de lampen (door dikke Dick meegebracht) hadden ingenomen, arriveerden
GUUS (Frank Hamilton, BBO) en TOM (P.C. Venhuizen). Ook de anderen voegden zich bij ons en reeds kwam het toestel voor de eerste maal over. Nadat het voor de derde maal over was gevlogen, stonden we in twijfel.
Het was een stikdonkere nacht. Enigen meenden iets gezien te hebben. Een paar van ons hadden iets gehoord, wat het geluid dat veroorzaakt werd door het openslaan van da parachutes geweest moet zijn, maar niemand kon met zekerheid zeggen, waar de lading, zo er gedropped was, ongeveer was neergekomen. Aangezien het toestel zich na de derde maal niet meer liet zien, restte ons niets anders, dan te gaan zoeken in de richting, waar we de eventueel gedropte lading konden vermoeden, en met de hoop, dat niet een boerderij het slachtoffer zou zijn geworden van een container-bombardement. Land na land werd afgezocht, doch oorspronkelijk zonder resultaat. Eindelijk na 2½ uur zoeken werden de eerste containers gevonden op een stuk land, grenzende aan een perceel met vruchtbomen en druivenkassen. Het grootste gedeelte van de lading vonden we toen op laatstgenoemd perceel. De haren rezen ons te berge toen we de ravage daar aanschouwden. Drie containers waren dwars door de druivenkassen gevallen, enkele hingen in de bomen.
De gehele lading lag verspreid over 5 percelen, alle gescheiden door sloten. Aangezien alles te ver van onze uitpakplaats, die we gedacht hadden in de boerderij van Kollis verwijderd lag (ongeveer 800 m.) moesten we een andere plaats zoeken om de containers voorlopig onder te brengen. Besloten werd om hiervoor één van de druivenkassen te bestemmen. De eigenaar, C. Rolle, wist van de hele zaak natuurlijk niets, doch er zat voor ons niets anders op.
Rolle, die het lawaai van brekend glas wel gehoord had, was desondanks in huis gebleven. We vertelden hem wat onze plannen waren en togen aan het werk.
Het werd de zwaarste droppingsnacht, die we op "Sally" hebben meegemaakt.
Ten eerste lag de lading erg ongunstig. We konden de containers alleen op een fietswagentje van de percelen, die door een smal bruggetje met de openbare weg in verbinding stonden, naar de plaats van bestemming vervoeren. Dan hadden we veel te kort mensen om de operatie vlug te doen verlopen.
Toen we meenden dat alles binnen was (er waren geen genummerde containers bij, waaruit we het aantal zouden kunnen afleiden), was de dag al aangebroken. Bij daglicht vonden we nog twee containers die we door de diepe duisternis niet hadden gevonden. We kregen toen nog moeilijkheden met een boer, Klerk geheten, op wiens grond één van de containers lag.
Hij is een principeloze man, die niet was af te brengen van zijn idee, dat hij een en ander bij de burgemeester moest aanbrengen. Ik wist hem er echter toe over te halen het het hele verhaal i.p.v. bij de burgemeester, bij de marechauscce te Wijdenes te gaan vertellen. Het lag nl. in mijn bedoeling deze bij ons werk in te schakelen. Nadat we hem gedreigd hadden, dat het hem niet goed zou vergaan als hij tegenover anderen zijn mond voorbij praatte, brachten we de twee containers in veiligheid.
's Middags werd alles uitgepakt en 's avonds vond het vervoer plaats.
De lege containers verdwenen in een diepe put, wapens en munitie ging met paard en wagen naar de Zwaagdijk en vandaar per boot naar de Wieringemeer. In totaal hadden we 21 containers ontvangen.
Opmerking.
Deze lading is door een vliegenier op absoluut ondeskundige wijze gedropped. In plaats van tegen de wind in te vliegen, kwam hij voor de wind af en dropte toen hij ons al een eind voorbij was. Ik kreeg de indruk, dat hij iemand was zonder enig verantwoordelijkheidsgevoel, die zelf liefst zo gauw mogelijk van het zaakje af wilde.
De andere droppings.
De overige droppings zijn heel behoorlijk soms zelfs onverbeterlijk uitgevoerd.

De tweede dropping op 11 december 1944 bracht ons 15 containers en 5 pakketten.

Aangezien de slagzin verbasterd doorkwam in plaats van "de hemel is rood" werd doorgegeven "de hemel is ziet rood“, stonden we oorspronkelijk in twijfel of er al dan niet gedropped zou worden. De C.A.T. (Hil Schipper) die hierover aan Amsterdam nadere inlichtingen vroeg, kreeg echter de verzekering, dat er wel gedropped zou worden hetgeen ook gebeurd is.

De derde dropping, die moet hebben bestaan uit 15 containers. en 3 pakketten. en op 2 januari 1945 plaats vond, is door ons niet ontvangen. We hebben het vliegtuig wel gezien, doch het is niet over het terrein gekomen. Nadat uit Londen de verzekering kwam, dat er wel gedropped was, is over een grote uitgestrektheid de omgeving van het terrein afgezocht. Er was echter geen spoor van een dropping te bekennen. Aangenomen moet worden, dat deze dropping in het IJsselmeer is terecht gekomen.
De vierde dropping op 18 maart 1945 omvatte 24 containers en 3 pakketten.

De vijfde op 2 april 1945 : 24 containers en 4 pakketten.

De zesde op 10 april 1945
Op 21 april 1945 hebben we tussen 24 en 02 uur, 2 droppings ontvangen. De één om 00.50 uur de ander 01.10 uur. Deze droppings werden uitgevoerd bij lichte maan, we konden de containers en pakketten tellen, terwijl ze nog tussen hemel en aarde zweefden.

Ik vroeg me af of dit niet op grote afstand gezien zou kunnen worden doch toen na een uur nog geen schoten gehoord waren uit de richting van een van beide toegangswegen tot het dorp, waar de eerste groep van onze sectie tot bewaking van het terrein zijn posten had uitgezet, verdween dit gevoel van onzekerheid. We ontvingen deze nacht 2 keer 13 containers en 3 pakketen.
Periode tussen de laatste dronping en bevrijding.
Enige dagen na de dropping van 21 op 22 April werden in het dorp Hem, dat aan Wijdenes grenst, Duitse soldaten ingekwartierd. In verband hiermede hebben we de ligging van het terrein opgegeven als zijnde verplaatst over een afstand van 2½ km naar het Z.O. We hadden hier de beschikking over enige grote stukken weiland, dicht bij de zee, doch uit het gezicht van de Duitsers in Hem.
De dag daarop werden echter ook in onze gemeente vijandelijke soldaten ingekwartierd - in verband met de bevrijding van onze oostelijke provincies werden er langs de hele noordhollandse IJsselmeerkust Duitsers ingekwartierd, teneinde een eventueel oversteken van de geallieerden tegen te gaan - hetgeen tengevolge had, dat het terrein voor verdere droppings niet in aanmerking kwam. Het werd dan ook opgegeven als zijnde vanaf dat moment voor droppings ongeschikt.
Onderbreking droppings.
Van 2 januari 1945 tot 18 maart 1945, dus gedurende 2½ maand hebben we geen droppings ontvangen tengevolge van de arrestatie van de commandant van de afwerpterreinen in Nederland, HANS (Tobias Biallosterski). Toen droppen weer verantwoord werd, na de slagzinnen veranderd te hebben, werd er in sneller tempo voortgegaan als voor de onderbreking het geval was.
Opmerkingen.
De parachutes.
Terwijl in het begin veel witte parachutes werden gebruikt, ging men er later toe over donkergekleurde parachutes te bezigen. Met het oogpunt van veiligheid was dat in ons voordeel, aangezien deze laatste niet zo tegen de aarde afstaken en dus voor vijandelijke vliegtuigen minder opvielen dan de witte.

Gebruik van lichten door vliegtuig.
Het gebruik van lichten door de vliegtuigen is door mij steeds beschouwd als een handeling, waarvan het nut absoluut niet opwoog tegen het nadeel. Dit laatste in verband met de veiligheid van het terrein. Immers, alvorens gedropped werd, cirkelde het toestel enige malen rondom het terrein. Door dit laag vliegen werden steeds mensen gewekt en er waren altijd nieuwsgierigen, die eens buiten gingen kijken. Op zichzelf hinderde dit niet zozeer, aangezien het niets bijzonders was, als er eens een vliegtuig laag overkwam, maar als dan steeds op dezelfde plaats de lichten van het toestel werden gebruikt, kon dit gemakkelijk aanleiding geven tot opmerkzaamheid bij de onbetrouwbaren en tot kletsen bij de praatgragen.M.i. was de veiligheid beter gediend geweest door deze handeling achterwege telaten. Het sein, dat men in het toestel ons opgemerkt had, was voor ons toch van geen nut, wanneer er niet gedropped werd, terwijl het eerstgenoemde logisch was, als er wel gedropped werd.

Gebruik van Eureka en S-phone.
Deze apparaten hebben m.i. alleen nut gehad als experiment. Aangezien er in ons gewest maar een paar aanwezig waren, moesten Eureka en S-phone steeds per fiets van het ene naar het andere terrein vervoerd worden hetgeen een geweldig risico was. Wanneer ieder terrein over een eigen Eureka en S-phone de beschikking gehad zou hebben, zou dat risico aanmerkelijk minder geweest zijn. Bovendien werd door de vliegtuigen niet altijd gebruik gemaakt van de aanwezigheid van beide apparaten op het terrein. Slechts éénmaal hebben we op "Sally" per S-phone contact gehad met een toestel, doch dit was een toestel, dat op een ander terrein dropte. Dat het gebruik van beide apparaten ook meer als experiment werd beschouwd door "de overkant" bewijst wel het feit, dat alleen op deze apparaten, zonder gebruik van lampen, niet gedropped werd. Eenmaal heb ik het meegemaakt op “Laloe”, waar Guus aanwezig was, dat ondanks het feit, dat Eureka en S-phone in orde waren, het vliegtuig verdween na twee keer te zijn overgevlogen, hoogstwaarschijnlijk, omdat
GUUS beide malen geen lampen gebruikte daar hij het eens alleen op E en S wilde proberen.

De telefoonverbinding
Oorspronkelijk konden we alleen het telefonisch contact onderhouden d.m.v. de P.E.N. telefoons. Later werd een speciaal voor de B.S. bestemd telefoonnet door West-Friesland gelegd. De centrale “Post Poddy" bevond zich in Hoorn. Via deze centrale kon contact verkregen worden met elke B.S. telefoon.Onnodig te zeggen, dat dit voor de afdeling C.A.T. van zeer veel belang was. Het aantal gedropte containers en pakketten met een specificatie van de inhoud en eventuele bijzonderheden konden geweldig vlug worden doorgegeven naar de commandopost.
Wapenverliezen. De wapenverliezen zijn over het algemeen niet groot geweest. Één keer zijn bij een dropping twee containers met Winchester geweren te pletter gevallen wegens het weigeren van de parachutes. Daardoor zijn 18 Winchesters onbruikbaar geraakt. 3 stenguns en 1 Remington pistool gingen verloren bij een treffen met Landwacht en Duitsers.

Gesneuvelden.
Bij bovengenoemd treffen met de vijand op 17 April 1945 bij Hoorn sneuvelde het lid van de eerste groep van onze sectie D. Roos. Een Duitser werd hierbij door een 11 mm patroon getroffen, mogelijk gedood.

Diefstal
Diefstal van wapens of levensmiddelen heeft op "Sally" niet plaats-gevonden.
Organisatie
Bij de eerste dropping kon van een voorbereide organisatie geen sprake zijn door het onverwachte van deze dropping. We konden slechts gebruik maken van de mensen, die op dat moment toevallig op de droppingboerderij aanwezig waren en enige medewerkers. Daarna gingen we over tot het uitzoeken van mensen,die ons voor dit werk geschikt toe leken. We beperkten ons daarbij tot diegenen, die al min of meer illegaal werk deden of tot onze intieme kennissen behoorden. In Januari 1945 had een verandering plaats in het commando. Op een bijeenkomst in de Wieringermeer, die ons steeds blijft heugen, aangezien we ons derwaarts moesten begeven per fiets door een dikke laag sneeuw, met de C.A.T., gewest 11, Hil (
Schipper), werd besloten, dat DIKKE DICK, die tot nu toe de gang van zaken op de terreinen Laloe en Sally regelde, zich voortaan alleen zou belasten met de zorg over “Laloe”, terwijl schrijver dezes tot commandant van "Sally" werd benoemd. Tevens werden benoemd een commandant wapenvervoer en een sectiecommandant. Sedertdien kan eerst van een eigenlijke organisatie gesproken worden. Tot nu toe waren geen mensen voor een bepaalde functie aangewezen. De terreincommandant had met degenen, die reeds geruime tijd met hem illegaal gewerkt hadden, de leiding. Verder werden, wanneer er iets te doen stond, de mensen aangewezen, die het eerst bij de .hand waren.

Nu werden gevormd :
a. Een sectie tot bewaking van het terrein, bestaande uit 3 groepen van elk 10 man en commandant. Met de sectiecommandant mee dus een sectie van 34 man. Deze sectie werd langzamerhand geheel bewapend, zodat tenslotte de bewapening van iedere groep bestond uit : 1 brengung 4 Winchestergeweren en 6 stenguns. Iedere groepscommandant droeg bovendien nog een pistool, terwijl iedere man over een paar handgranaten beschikte. Op de gehele sectie was één bazooka. Gedurende de droppings werd alleen de eerste groep hiervan ingezet. De 2de en 3de groep overgenomen van district III

b. Een terreinploeg bestaande uit 2 x 5 man plus een paard en wagen met bestuurder en nog 2 man.

c. Een uitpakploeg, bestaande uit 4 man plus administrateur, tevens commandant. b en c stonden onder de receptiecommandant.

Tevens hadden we de beschikking over twee koeriersters. Toen het er naar uitzag, dat de bevrijding niet lang meer op zich zou laten wachten, heb ik de terreinploeg verdubbeld en twee uitpakploegen gevormd.Tijdens de laatste dubbele dropping hebben we met deze tweevoudige samenstelling gewerkt. Deze generale repetitie slaagde bijzonder goed. Om 01.15 waren de ladingen gedropped. Om 3 uur was alles binnen en om 4 uur geborgen en gesorteerd. De lege containers werden zoals gewoonlijk ondergedoken in een diepe gracht.

d. Een rode kruis afdeling, bestaande uit een terreinarts die de beschikking had over een grote verbandkist, en een draagbaar.

De eerste dropping omvatte 21 containers:
" tweede “ op 11 December omvatte 15 containers en 5 pakketten.
" derde " op 2 Januari is volgens de "overkant" wel geschied doch door ons niet ontvangen, waarschijnlijk in zee terecht gekomen.
" De vierde dropping op 18 Maart omvatte 24 containers en 3 pakketten
" vijfde “ " 2 April omvatte 24 containers en 4 pakketten
“ zesde” 10 April omvatte 24 containers en 4 pakketen
" zevende” 21 April om 12.50 uur omvatte 13 containers en 3 pakketten
“ achtste “ 22 April om 1.10 uur omvatte 13 containers en 3 pakketten.
De twee laatste droppings kwamen dus in één nacht, waarbij het op het moment van de tweede dropping nog even een beetje spannend was, omdat er op dat moment nog een paard en wagen in het land was. Omdat er vlak na de laatst vermelde dropping vijandelijke soldaten in onze gemeente werden ingekwartierd was verder droppen niet meer mogelijk en vlak daarop kwam, zoals we allen weten, de bevrijding op 5 Mei 1945.

Co van Weelden

In Oktober '44 werden de liggingsgegevens van het land van Kollis -waarvan in voormelde Dorpskrant sprake was - dat geschikt was bevonden om als afwerpterrein te dienen, doorgegeven. Deze liggingsgegevens bestonden uit een kopie van een gedeelte van de kadastrale kaart alsmede de afstand tussen de kerktorens van Wijdenes, Oosterleek en Schellinkhout, die op stafkaarten staan aangegeven.

De definitieve goedkeuring van het terrein kwam op 16 November. Wanneer er gedropped zou worden vernamen we uit de "bijzonder boodschappen", die door de radio vanuit Engeland werden uitgezonden. Hierbij had elk afwerpterrein een eigen code en er was voor elk afwerpterrein dezelfde tijdcode, d.w.z. dat er voor elke periode van twee uur vanaf 's avonds tien uur tot 's morgens vier uur een code was.
Bij elke dropping behoorde dus twee codes; één die het afwerpterrein aangaf waar zou worden gedropped en één die de tijd aangaf waarop de dropping ongeveer te verwachten was.

Deze bijzondere boodschappen werden twee keer uitgezonden nl. de eerste maal in de uitzending van 's middags 1 uur en de tweede maal om 8 uur 's avonds vóór de nacht, waarin zou worden gedropped. Als de tweede uitzending achterwege bleef was de dropping alsnog afgelast, bv door verslechtering van het weer.
Ik herinner me de codes niet allemaal meer, maar de code voor "Sally" was: "De schaatsen zijn opgeborgen" en één van de tijdcodes, ik geloof van 24 tot 02 uur was: "De melk kookt over". Deze codes zijn één keer allemaal gewijzigd, nadat iemand, die hiermee op de hoogte was, door de Duitsers was gepakt.
Als we zeker waren, dat er een dropping op komst was, werden de toegangswegen tot het dorp bewaakt. Het vliegtuig beschreef bij zijn komst eerst cirkels rondom het terrein. De piloot kon de juiste plaats vinden doordat onze lampen op het toestel werden gericht als het dichtbij was. Er waren drie lampen op een rij met een tussenruimte van zo'n 100 m en één opzij daarvan, waarmee bij ons de letter N in morse werd geseind. We moesten daarbij natuurlijk wel oppassen niet naar een Duits toestel te seinen. Het vliegtuig behoorde tegenwind aan te komen en als het het terrein even voorbij was, de lading te droppen. Het vloog dan op een hoogte van een paar honderd meter.
De eerste dropping kwam in de nacht van 18 November. Het was stormachtig en pikdonker. Daardoor en doordat de dropping slecht werd uitgevoerd, wisten we niet of er al dan niet was gedropped, nadat we een vliegtuig hadden gehoord.
Enkelen onzer meenden een geluid te hebben gehoord, dat het openklappen van parachutes zou kunnen zijn geweest. We gingen dus op zoek en na 2 1/2 uur werden de containers gevonden, ongeveer 800 m van ons terrein. Verschillende containers waren midden in het kassencomplex van Rolle terecht gekomen. Omdat er niet voldoende tijd meer was om in het donker alles af te voeren werd de hele zaak in één van de kassen verzameld en de volgende avond weggehaald. De schade aan de kassen werd hersteld met glas dat we van Piet Ham (aan de Noorderuitweg) konden kopen, die juist één van zijn kassen had opgeruimd. Het gezegde : een slechte generale is een goed uitvoering ging ook hier op. Als we deze eerste dropping als de generale repetitie beschouwen kan worden gezegd, dat we sindsdien niet zoveel problemen meer hebben ondervonden.

Door het vliegtuig werden containers en pakketten gedropped. De containers waren metalen cylinders van een paar meter lang met 4 handvaten. Ze bevatten wapens en munitie. De pakketten waren lichter en bevatten bv zendapparatuur, verbandmiddelen, militaire kledingstukken en levensmiddelen, zoals blikjes melk, biscuit, chocola, tabak en sigaretten. Van datgene wat we zelf mochten houden waren natuurlijk tabak en sigaretten zeer geliefd. De sigaretten zaten veiligheidshalve in pakjes zonder opschrift, bij het roken moest toch wel enige voorzichtigheid worden betracht, omdat echte tabak nu eenmaal anders ruikt dan het surrogaat, dat toen algemeen gebruikelijk was.
Het afwerpterrein "Sally" te Wijdenes.
Evenals de andere terreinen in Westfriesland is "Sally" in het leven geroepen om tijdens de bezetting wapens e.d te kunnen droppen voor het ondergrondsverzet en om bij een geallieerde opmars of invasie in Noord-Holland voor deze strijdkrachten materialen te kunnen aanvoeren.
Het terrein werd in gebruik genomen in de herfst van ’44 en het ontving 7 droppings met in totaal 28 ton materiaal.
Het materiaal bestond uit wapens, explosieven, voedings- en genotmiddelen (tabak en sigaretten), soms enkele geallieerde uniformen en bijzondere zaken zoals b.v. zendapparatuur en radioontvangertjes.
Situering van het terrein.
Op bijgaande topografische kaart nr. 19 F is met een groene omlijning het afwerpterrein aangegeven.
In rood is aangegeven de boerderij, bewoond door de veehouder W.Kollis waar de droppingploeg bijeenkwam en de afgeworpen materialen werden uitgepakt en geteld; deze boerderij heeft later de naam "Sally" gekregen, welke naam er na nog op staat vermeld.
In blauw is aangegeven de afgelegen bedrijfswoning van de fruitkweker

A. Schaap? waarheen de getelde materialen per schuit of paard en wagen werden vervoerd voor tijdelijke opslag tot het tijdstip van vervoer naar verschillende adressen.
Organisatie.
Onder de"commandant afwerpterreinen" (CAT) ressorteerde voor elk afwerpterrein een terreincommandant (TC).
De terreincommandant had de leiding over de nodige mensen, die direct met de dropping te maken hadden en moesten zorgen voor ontvangst, uitpakken, tellen en het voorlopig opslaan van de gedropte materialen alsmede over een sectie voor de bewaking van het terrein.
Onder de sectiecommandant ressorteerden drie groepen van elk elf man onder een groepscommandant. Deze groepen waren elk bewapend met een brengun, enkele stenguns (± 6) en geweren (± 4) en verder enkele pistolen en handgranaten.
Gang van zaken bij een dropping.
Als men van plan was een dropping uit te voeren werd dit in de middaguitzending van "Radio Oranje" (tijdelijk een andere zender, ik meen België Frans) door vermelding van twee "bijzondere boodschappen" (codes) kenbaar gemaakt.
Eén code gaf aan op welk terrein men wilde droppen, terwijl een andere code het tijdstip vermeldde. Het tijdstip was in dit geval een periode van twee uur; zo waren er codes voor de perioden 20-22, 22-24, 00-02 en 02-04 uur.
De code voor het afwerpterrein "Sally" was "de schaatsen zijn opgeborgen" en één van de tijdcodes was "de melk kookt over".
Deze boodschappen werden in de avonduitzending van 20 uur herhaald tenzij ondertussen door weersomstandigheden of anderszins was komen vast te staan, dat de dropping niet door ging.
Als de boodschappen 's avonds werden herhaald kon het toch wel gebeuren, dat er geen vliegtuig verscheen.
Als een dropping werd verwacht verzamelden de manschappen zich voor 20 uur(i.v.m. de spertijd) in de boerderij.
De eerste keer was dit een man of tien in totaal, in korte tijd bijeengeroepen; daarna werd voor dit doel meer een organisatie opgebouwd zodat we tenslotte beschikten over een man of vijftien naast de genoemde sectie voor de bewaking van het terrein.
Ongeveer een uur voor de afgesproken tijd gingen we naar buiten.
De bewakingsgroepen betrokken een post bij de overgangswegen naar het dorp met het doel een eventuele overval te verhinderen.
Van de anderen stelde ongeveer de helft zich op in een grote kring rondom het centrum van de afwerpplaats om na, te gaan, of gedropte containers eventueel buiten deze kring terecht kwamen en zo ja, waar.(de parachutes met containers waren meestal in de lucht zichtbaar ondanks de duisternis);de andere helft ging naar het centrum en stelde vier, door accu's gevoede lampen op die de windrichting aangaven met drie in lijn geplaatste lampen wit-rood-wit en naast de lamp aan het ene einde een witte seinlamp, die als het vliegtuig naderde in "morse" de afgesproken letter van het terrein seinde.
o wit o rood o wit
o witte seinlamp


Als het vliegtuig naderde beschreef het eerst groter daarna steeds kleiner wordende cirkels tot de piloot de lampen zag en wist, waar hij moest droppen..
In een later stadium beschikten we over een "Eureka", een apparaat, dat een sein uitzond dat door het vliegtuig werd opgevangen, waarna het in rechte lijn naar de afwerpplaats vloog. Het naderen van het vliegtuig was merkbaar doordat de toont die voor ons hoorbaar aan het sein was verbonden, steeds hoger werd, naarmate het toestel naderde.
In een nog later stadium beschikten we ook over een “S-phone”, een zendontvangapparaat, waardoor we met de piloot in contact stonden en informatie gaven over b.v. windrichting en -sterkte en vroegen naar het aantal containers en pakketten, dat hij 'in" had.
Als het toestel de goede plaats had bereikt liet de piloot dit weten door met enkele boordlichten te knipperen (boven het centrum).
Daarna werd in enkele runs de lading uitgeworpen; deze lading bestond uit containers voor het zwaardere materiaal (wapens: en pakketten voor het lichtere materiaal (voedingsmiddelen en b.v. zendapparatuur).


De containers en ook de pakketten waren doorlopend genummerd; we moesten dus altijd net zo lang zoeken tot geen enkel nummer ontbrak.
Behalve de eerste keer (waarover later meer) werd de dropping in het algemeen zo goed uitgevoerd, dat het zoeken niet te veel problemen gaf. Het was in dit verband zaak, goed op te letten, waar de parachutes neer kwamen (en ook, in verband met de eigen veiligheid, te letten op containers, die aan niet geopende parachutes neerdenderden en op lading, die bij het dalen de container al vooruit was doordat de schok van het opengaan van de parachute de bodem uit de container had geslagen, een stoppelveld van allerlei materialen, die rechtop in de grond stonden, was soms het gevolg.
Als de dropping was uitgevoerd en de oppervlakte, waarover de lading verspreid (per raai in een rechte lijn) was neergekomen, bekend was, kwam een paard-en-wagen, geladen met draagbare bruggen (stukken smalspoor, met planken dichtgetimmerd) om over de sloten te leggen, het land in.
De gedropte containers en pakketten werden verzameld, naar de boerderij gereden en aldaar uitgepakt, waarna de inhoud werd geteld of gewogen (munitie) en per paard-en-wagen of schuit naar de boerderij van Schaap werd vervoerd. De lege containers werden in de diepe dijkgracht in het water gegooid.
Nadat een deel van de ontvangen genotmiddelen onder de werkers was verdeeld ging dan ieder zijns weegs.
Het ontvangen materiaal werd meestal binnen een termijn van twee weken naar elders afgevoerd.

Enkele bijzonderheden.
De eerste dropping werd zeer slecht uitgevoerd.
De piloot behoorde tegen de wind in te komen aanvliegen en als hij het terrein even voorbij was (al naar gelang de windsterkte) de lading droppen.
Tijdens deze dropping in een stikdonkere nacht kwam het toestel met een krachtige wind in de rug hoog aanvliegen en alleen uit de omstandigheid dat we meenden nog iets anders gehoord te hebben (waarschijnlijk het openklappen van de parachutes) dan de motoren en de wind achtten we het niet uitgesloten, dat "er iets was gebeurd", hoewel niemand iets had gezien.
Na uren zoeken, ongeveer in de richting, die het toestel door zijn geluid had aangegeven, en "voor de wind af" vonden we zo'n 500 meter vanaf het afwerpterrein de eerste containers. De meeste bleken te zijn terechtgekomen temidden van een complex van druivenkassen en warenhuizen en in de bomen van een fruitkwekerij van de tuinder Rolle aan de Noorderuitweg.
Omdat veel kostbare tijd verloren was gegaan slaagden we er ternauwernood in voor het aanbreken van de dag alles bijeen te zoeken(de kleurige parachutes, die tegen de grauwe grond afstaken, vergemakkelijkten dit). Van afvoeren in deze nacht was geen sprake meer.
Met een paar mensen hebben wij bij het eerste daglicht nog de omgeving afgezocht, maar we bleken alles binnen te hebben.
De volgende nacht werd alles afgevoerd. Niemand had iets gemerkt; alleen moest met de tuinder een regeling voor de schade worden getroffen.
De vrees, dat deze eerste dropping tevens de laatste zou zijn (met de mogelijkheid van represaillemaatregelen) werd gelukkig niet bewaarheid.

Eenmaal werden twee droppings in dezelfde nacht ontvangen.
Uit de codes was gebleken, dat in die nacht op twee terreinen? waaronder “Sally” zou worden gedropt.
Toen onze dropping was geschied verscheen er onverwacht nog een vliegtuig terwijl we bezig waren de spullen te verzamelen en hoewel dit toestel waarschijnlijk was bestemd voor een ander afwerpterrein (of het eerst vermelde toestel) met andere codeletter kregen wij toch de eer na een overhaast weer opgezette seinopstelling.
Dit bleek gelukkig voor het paard, dat reeds met de wagen in het land was om de eerste dropping te verzamelen, geen aanleiding om op hol te slaan.
De omstandigheid, dat we instructies hadden ontvangen ons voor te bereiden op een onophoudelijk droppen vanaf een uur U, ingeval Noord-holland strijdtoneel zou worden, was oorzaak, dat we deze nacht toevallig met een tweeploegenstelsel oefenden.
Het bewerken van een dubbele voorraad leverde daardoor niet te veel problemen op.
Dordrecht, februari 1976
Evert (v.m. Terreincommandant van "Sally")
alias J.F. van Weelden


Bron: https://www.oosterleek.biz/Archief/SallyVerzetsgroep/OnstaanTerrein/
Het receptie comité van veld Sally.
Met dank aan Ton Heerooms.van https://www.oosterleek.biz
w.mugge@home.nl


      07-07-2020