HERMAN MAILLETTE DE BUY WENNIGER.
Herman Egbert Maillette de Buy Wenniger wordt op 1 september 1909 in Rotterdam geboren als zoon van het artsenechtpaar Lucas
Maillette de Buy Wenniger (1875-1934) en Louise Christine Marianne Maillette de Buy Wenniger-Hulsebos (1876 -1945). Hij had een ouder
broer, Jan Lucas (1904) en een jongere broer Willem Frederik (1914).
Zijn vader is de beroemde Arts/Dermatoloog, hoofd van de klinische afdeling voor huid- en geslachtsziekten in het ziekenhuis aan den
Coolsingel (1903-1934). Zijn moeder is sinds 1902 Kinder- en vrouwenarts en wordt later lid van de Provinciale staten (1927-1935) en de gemeenteraad Rotterdam (1936).

Herman wordt van kleins af aan grootgebracht met Scouting.
Beide ouders zijn bekende bestuurders van de Scouting in Rotterdam. Zijn moeder was samen met Ottolina BinghamLels in 1912 oprichtster van de Vereeniging van Rotterdamsche Meisjes Padvinders (RMP). Later werd ze presidente van de afdeling Rotterdam van de Nederlandse
Padvindsters Gilde (1912-1945) en Presidente van het Nederlandsche Meisjes Gilde (1923-1945). Haar padvindstersnaam was Spido. Zijn vader was in 1924 en 1925 waarnemend groepsleider van groep 10 de Kralingsche Troep. Daarnaast was hij tussen 1923 en 1933 bestuurslid van
de Rotterdamsche Padvindersvereniging en voorzitter van de afdeling Rotterdam van de Vereniging de Nederlandsche Padvinders. Hij werd in 1929 tot ere districtscommissaris benoemd. Herman was scout bij groep 10 de Kralingsche Troep. Tussen 1931 en 1934 was Herman scoutsleider (vaandrig) bij groep 5. Groepsleider en hopman L. Goudswaard nam op 28 maart 1936 afscheid van de Kralingsche Troep. Bij zijn vertrek had de groep 56 leden. Herman nam de leiding van de groep en de verkenners over. Op 21 november 1936 werd hij als hopman door de districtscommissaris ir. J.R. de Jong officieel geïnstalleerd. Hij woonde toen aan de Westerstraat in Rotterdam. In januari 1938 ging hij werken voor de Vereniging Nederlandse Padvinders op het districtskantoor Amsterdam aan de Heerengracht 395. Hij werkte bij de afdeling training en
assisteerde de districtscommissarissen met de oprichting van nieuwe groepen. Hij bleef ook actief bij zijn groep in Rotterdam. In Amsterdam was hij ook assistent districtscommissaris voor het district Amsterdam. Willem Roest van Limburg is dan distritscommissaris, Wolter Johan (Peep) Bijleveld de assistent districtscommissaris Voortrekkers en Jan van Hulst assistent districtscommissaris voor de Oud Padvinders Vereniging.
Op 28 augustus 1939 werd de Algemene Mobilisatie uitgeroepen. De algemene mobilisatie bracht de gehele krijgsmacht op voet van oorlog. Alle dienstplichtigen,16 lichtingen van de lichtingen 1924 tot en met 1938 werden opgeroepen, de lichting 1939 was al onder de wapenen. Ook de mannen van de Kralingsche Troep moeten onder de wapenen waaronder de Hopman. Zijn broer Willem gaat medicijnen studeren in Amsterdam. Herman en Willem wonen in het eerste oorlogsjaar beiden op kamers op het Rokin 99 op een zolderetage boven een tandartspraktijk. De tandarts is mogelijk een familievriend, want door de jaren heen wonen op zijn adres verschillende jonge Maillette de Buy Wenniger.

Vanaf december 1940 werd Herman huurder van het Nieuwe Suikerhofje op Prinsengracht 385-395. Het hofje ligt verstopt achter grachtenhuizen aan de Prinsengracht en is via een poortje toegankelijk. Herman Maillette de Buy Wenniger, Henk Pelser en Emile Sindram huren samen het hofje en noemen het ‘Het Prinsenklooster’. Herman gaat wonen in de kapel. Tijdens de oorlog zitten er veel verschillende mensen in onderhuur en daarnaast duiken er veel mensen onder. Verschillende (scouting) vrienden en bekenden van Herman vinden er onderdak, zoals Ruud Steenmeijer en Tony IJssenagger. Er wonen en logeren oud-Spanjegangers en jonge Joodse mannen die bang zijn opgepakt te worden. Ook studenten, die de loyaliteitsverklaring niet ondertekenen, wonen er vanaf april 1943 voor lange tijd illegaal. Ruud Steenmeijer is in 1941 de bibliothecaris van een bibliotheekje in de kapel: “De boekerij der Prinselijke Orde”. In het hofje vinden, naast het huisvesten van onderduikers, ook veel andere illegale activiteiten plaats, zoals het vervalsen van papieren. Herman werkt, net als Ruud Steenmeijer, eind 1940 als jeugdwerker voor Pro Juventute, de
voorloper van Bureau Jeugdzorg. Verschillende medewerkers helpen met het onderduiken van kinderen. De jeugdwerkers komen in veel (Joodse) kindertehuizen en kunnen zo Joodse jongeren en kinderen helpen aan onderduikplekken. Onder andere kinderen uit de Joodse Berg-stichting in Laren worden door hen ondergebracht. Bij de Berg-stichting waren veel kinderen lid van scouting. In de nacht van 3 op 4 januari 1941 worden bij Herman thuis de nieuwe voortrekkers (stamleden der Satrapen) van de Kralingsche Troep geïnstalleerd. Op 2 april 1941 wordt Scouting door de bezetter verboden. Hoofdbestuursleden werden gearresteerd. Ook Herman wordt gevangen gezet en komt terecht in de gevangenis aan de Weteringschans in Amsterdam. omdat hij actief is als assistent districtscommissaris. Hij komt na korte tijd weer vrij.

Op vrijdag 2 april 1943 brengen Nederlandse agenten van de Sicherheitsdienst het Nieuwe Suikerhofje een bezoek. Bram Kuiper, Dick van Stokkum, Vica Taselaar, Herman Maillette de Buy Wenniger, Emile Sindram en Tony IJssennagger zijn thuis en worden gearresteerd
en gevangen gezet. Ruud Steenmeijer wordt mogelijk ook meegenomen en kort vastgehouden. De woningen worden doorzocht. Twee agenten blijven in het hofje achter en pakken in de loop van die dag en de volgende dag nog een paar mensen op. Alle arrestanten worden eerst naar het hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst aan de Euterpestraat gebracht en van daaruit naar andere gevangenissen gestuurd. Een groot deel van de mensen wordt snel weer vrijgelaten. Bram Kuiper en Tony IJssennagger komen na drie weken voorarrest weer vrij. Tony ziet dat de bonkaarten en stamkaarten nog op zijn kamer liggen, als hij eind april 1943 terugkomt op het hofje. Herman schrijft op een uit de gevangenis gesmokkeld briefje dat hij rekening houdt met een heel zwaar vonnis. Maar hij is ook eind april weer terug op het hofje. Tussen juli 1942 en maart 1943 staat Herman
ingeschreven in Doetinchem, maar keert daarna weer terug naar het Suikerhofje. Eén van de collega’s, Bert van Veen, wordt vanwege zijn illegale werk begin 1944 door de Sicherheitsdienst (SD) gearresteerd. Daarop worden Herman en Ruud door de Sicherheitsdienst gezocht en ze vluchten uit Amsterdam. Herman verhuist terug naar Rotterdam, Ruud naar Hummelo.

Herman trouwde in Rotterdam op 26 februari 1944 met Catharina (Tine) Maris Anthonisse. Hun zoon Lucas Jan wordt in november 1944 in Rotterdam geboren. In 1949 krijgen ze nog een zoon Herman. Ook zijn broer Willem is, samen met zijn vrouw Miny, actief in het verzet. Ze verhuizen aan het begin van de oorlog naar Laren en gaan wonen in het clubhuis van het Meisjesgilde. Door de afgelegen ligging is het een ideale plaats om mensen voor de Duitsers verborgen te houden. Meer van 30 onderduikers worden tijdens de oorlog door hen geholpen, waaronder
joden en een piloot. Na de oorlog blijft Herman tot 1947 groepsleider en hopman van de Kralingsche Troep. Daarna blijft hij betrokken hij de groep als penningmeester en voorzitter van de beheerstichting.

Op 28 juli 1986 is Herman in Rotterdam overleden.

Bron: Scouts in het verzet.