HENDRIK FREDERIKS VAN DEN BERG
Persoonlijke gegevens Hendrik Frederiks van den Berg
Hij werd gedoopt op 24 februari 1793 in Hasselt, Overijssel, NHK.Bron 1
Volgens overlijdensakte 26 jaar oud.

Beroepen:
boerenknecht.Bron 2
landbouwer.Bron 3

Vermelding rond 1813: Nationale Militie.Bron 1
Kreeg in Zwollerkerspel nummer 1104 en in Genemuiden nummer 21 en 15, hetwelk hem tot gene dienst heeft verplicht.
Vermelding in het jaar 1825: Watervloed 1825 Mastenbroek.Bron 4

Het treurige verhaal van vader en zoon Knol wordt door Ter Pelkwijk vervolgd met een haast nog angstiger geschiedenis, die zich even verderop, bij de Milligersteeg tussen Ruimzicht en de Boksen heeft afgespeeld. Daar stond een huisje, bewoond door Hendrik van den Berg met vrouw en drie kinderen. De vrouw, Egbertje Arents van Spijker, was een zuster van de bewoner van Ruimzicht (Gerrit). Deze had gehoord dat het water kwam en spande zijn wagen met twee paarden in om de familie naar zijn hoger gelegen huis te evacueren. Zijn zwager gaf er de voorkeur aan te blijven, want hij wilde nog een poging te doen zijn vee te redden; Gerrit en zijn knecht namen de rest van het gezin mee.

Halverwege de tocht terug, vlak voor het huis Milligen, werden ze door het water overvallen en wel met zo'n kracht, dat de wagen werd opgetild en in de richting van de Luibuis aan de Oude Wetering afdreef. Met dat water kwam ook een enorme hoeveelheid bevroren schuim aangedreven, waarin wagen en paarden vast dreigden te raken. Doordat de stroming van alle kanten op hen af kolkte, kwamen ze weer vrij en slaagden erin de paarden tegen de stroom in naar Milligen te laten zwemmen. De dieren waren echter de uitputting nabij, en een nieuw gevaar dreigde. Ter Pelkwijk schrijft dan: "Het huis Milligen, namelijk, is op eenigen afstand geheel door geboomte omringd, waarom het niet anders, dan door eene opening in het geboomte, van de kant der Milligersteeg, en door eene andere, van achteren aan het weideland, kan genaderd worden. De wagen van den weg gedreven zijnde, was de eerste opening niet te bereiken, en men vreesde, dat, de paarden de tweede missende, de wagen tegen het geboomte zoude geraken, wanneer zij niets dan eenen gewissen dood zouden hebben te wachten gehad."

Terwijl dier en mens voor zijn leven vocht, speelde zich op gezichtsafstand het drama van vader en zoon Knol af; Gerrit en zijn zuster zagen de dood werkelijk in de ogen. Een van de kinderen raakte te water, werd gegrepen, en eindelijk wisten de uitgeputte paarden het erf tussen de bomen door te bereiken. "Hunne wederwaardigheden waren echter hiermede nog niet geëindigd. Naauwelijks waren de paarden uitgespannen en op stal gezet, of het huis liep onder water. De bewoner, Hillebrand Jans, moest met zijn gezin, en de aangekomene, te zamen dertien personen uitmakende, naar den zolder vlugten. Het huis, schoon door het geboomte beschermd, werd, door de palen van Schokland, geweldig geteisterd, en het muurwerk bijna geheel vernield, al de op stal staande runderen, behalve vier, en een paard verdronken, terwijl evenwel de paarden, die voor den wagen gezwommen hadden, het leven behielden.

Zich nu niet langer op den zolder vertrouwende, vlugtte men naar eenen enkelen balk, en daarop hebben deze dertien personen van Vrijdag namiddag tot Zaturdag avond, zonder eenige verkwikking, moeten vertoeven." Dankzij de vrouw van Gerrit van Spijker, die dodelijk ongerust was omdat zij de wagen achter Milligen had zien verdwijnen, werden de ongelukkigen per schuitje naar Ruimzicht geëvacueerd. Dat huis lag hoog genoeg om de vloed verder te kunnen weerstaan.

Maar Hendrik van den Berg, die in zijn huisje was gebleven om zijn vee te redden, kon door de snelle stijging van het water niet op tijd meer wegkomen. Zijn kleine woning stortte in, en zoals zovelen vluchtte hij naar de hooiberg op zijn erf. Deze werd door de stroom meegenomen en dreef met grote snelheid af, dwars door de vernielde Zwartewaterdijken in de richting van Dieze. Hendrik Hullen aan de dijk was de laatste, die hem zag, wanhopig zwaaiend. Op 18 maart werd Hendriks lichaam bij Dieze gevonden. Hij werd in Zwolle ter aarde besteld.

Woonachtig:
tot 1820: Zwollerkerspel, Overijssel.Bron 1
tot 1825: De Boxen, Mastenbroek, Zwollerkerspel, Overijssel.Bron 3

Signalement .Bron 1
Lengte: 5 voet (+/- 1.50 m)
Aangezicht: Rond
Voorhoofd: Plat
Ogen: Blauw
Neus: Klein en breed
Mond: Ordinair
Kin: Rond
Haar: Bruin
Wenkbrauwen: Idem (Bruin)
Merkbare tekenen: Geen

Hij is overleden op 5 februari 1825 in Mastenbroek, Zwollerkerspel, Overijssel.Bron 3
Hij is begraven in Zwolle, Overijssel.Bron 4
Een kind van Frederik Gerrits van den Berg en Grietje Jans