HEINRICH KURT OTTO HAUBROK
VORGANG: Dr. E.E. MENTEN, Präsident des Ned. Volksherstel aus Warmond -
Dr. (Emile Ernest) MENTEN wurde zusammen mit seinem Bruder dem Rentnier Otto MENTEN aus Den Haag, wegen "Beihilfe zur Spionage" festgenommen. Beide befanden sich im Lager Haaren N-Br. Dr. MENTEN hatte dem Fallschirmagenten Ltn. van HAMEL insgesamt wenigstens 30.000 Gulden zum Zweck der Spionage-Gründung und Unterhaltung von Spionage-Gruppe und Widerstandsgruppen - gezahlt. Van HAMEL hatte von England eine Botschaft der Niederländische Regierung für MENTEN mitgebracht, wonach dieser 30.000 Gulden zahlen sollte. Obwohl MENTEN wusste, dass er der Ltn. van HAMEL von England gekommen und "gedropt" worden war und das Geld für Spionagezwecke gegen Deutschland benutzt wurde, traf er sich mehrfach mit Van HAMEL und übergab ihn bsw. seinen Mittelsmännern in Raten den Betrag. Nach seiner Festnahme kam noch hinzu, dass er sich in damaligen "National Comitee" - zusammen mit VORRINK, RINGERS usw Bestätigt hatte. Das Gericht des Kommandierenden Generals der Truppen des Heeres beim Wehrmachtbefehlshaber Niederlande ordnete schriftlich an, dass Dr. MENTEN unter dem "Keitel-Erlass", der allgemein als N.u.N. (Nacht und Nebel) bekantt war. nach Deutschland abzuschieben sei.
Ich suchte Dr. MENTEN in seiner Zelle auf und zeigte ihm den Befehl des Gerichtes. Er wusste dass ich bereit war, ihm zu helfen, wo ich nur konnte. Es war mir klar, dass Dr. MENTEN bei einem Transport nach Deutschland in seinem Lebensalter kaum mit einer Rückkehr nach Niederland rechnen konnte, denn allein schon das vollkommen Isoliert sein von seiner Familie hätten seine Nerven nicht ausgehalten. Ich machte ihm den Vorschlag, sich erst einmal sofort krank zu melden. Ich hatte inzwischen mit dem Wehrmachtarzt gesprochen, der dann auch bereit war zu bescheinigen, dass Dr. Mentennicht transportfähig sei. Damit war der erste Schritt erreicht. Als ich einige Wochen später mit dem Rechtsberater beim W.B.N. - Oberkriegsgerichsrat Dr. MÖLLER - in Berührung kam, teilte ich diesem bei dieser Gelegenheit mit, dass die Krankheit des Dr. MENTEN keine Besserung zu erwarten sei, dass er wohl nie der transportfähig werden würde und somit auch der "Keitel-Erlass" keine Anwendung finden könne. Dr. MÖLLER gab mit zu erkennen, dass er bereit sei, Dr. MENTEN vom "Keitel-Erlass" zu befreien, wenn seitens Befehlshabers der SiPo eine denentsprechende Eingabe bei seiner Dienststelle gemacht würde. Ich unternahm daraufhin einen gewissen Schritt, der zur Folge hatte, dass einige Tage später vom W.B.N. folgender Erlass kam, etwa des Wortlautes: "Die Anwendung des "Keitel-Anlass" auf Dr. MENTEN wird hiermit zurückgenommen. MENTEN wird an die SiPo zurückgegeben mit dem Ersuchen, ihn nach eigenem Ermessen einem K.L. (
Concentratie Kamp) zuzuführen".
Somit unterstand Dr. MENTEN wieder der SiPo und die konnte nach eigenem Ermessen entscheiden, ob dann wie und wielange ger Gefangene in ein KL unterzubringen sei.
Wieder einige Wochen später - Dr. Menten war inzwischen wieder bettlägerig geworden - trat ich an meinen Chef - den Sturmbahnführer und Kriminal Direktor SCHREIEDER - heran und trug diesem, vor, dass der Gesundheitszustand des Dr. MENTEN sehr bedenklich sei und man damit rechnen müsse, dass er bald ableben werde. Ich machte auf seine Persönlichkeit aufmersam und betonte, dasses doch besser sei, wenn ein Ableben zu Hause vorsichgehe. Falls er im Lager Haaren sterben würde, gäbe es für uns wieder viele Schwierigkeiten und Gerüchte, weil MENTEN ein bekannter Niederländer sei. SCHREIEDERvertrat die gleiche Meinung und antwortete etwa wörtlich: "Wenn MENTEN doch nur Wochen zu leben hat, ist es besser, wenn er entlassen wird". Er machte mir jedoch zur Bedingung, eine Schriftliche Vorlage zu machen mit einem Zeugnis des Lagerarztes. Ich wandte mich nun nach vorheriger Verabredung mit MENTEN nochmals an abgefasst, als wenn der Gefangene nur noch einige Tage zu leben haben würde.
Diesen Befund gab ich mit einem dementsprechenden Bericht nach oben hin weiter. SCHREIEDER befürwortete auf Grund des Befundes auch die Entlassung.
So konnte Dr. MENTEN nach etwa 16 Monatiger Haftzeit frei nach Hause entlassen werden, und zwar nicht etwa krank, sondern gesund.
Menten, Mr. Emïle Ernest. - Lid der firma Heidring en
Pierson te 's-Gravenhage. - Geb. op 7 Nov. 1882 te Brussel
als zoon van Igr. J. H. Menten, hoofdingenieur bij het
Mijnwezen, een groote figuur uit de eerste jaren van de
petroleumwinning in Ned.-Indië, bekend doordat hij de
Shell en de Koninklijke tot elkaar heeft gebracht; Moeder:
M. de Wal. - Hij trad op 29 Mrt. 1923 in het huw. met
Emestina Rosina Sophia van Essen, dochter van den uitvinder
van de eenheidsgraiiaat, een bekende figuur in de
mil. kringen van Ned., aan wien te Oldebroek een gedenkteeken
gewijd is en te Ede een kazerne; drager van de
medaille voor voortvarendheid en vernuft. - Kinderen:
Frédórique, geb. 4 Maart 1924; Mathilde, geb. 28 Aug.
1925; Ernestine, geb. 29 April 1927 ; Madeline Ludolphine,
geb. 16 Juli 1929, en Jacob Huibert, geb. 24 Apr. 1935. - M.
genoot zijn. opl. o.a. op een kostschool te Voorschoten,
„Noorthey". Na het afl. v. h. staatsex. stud. hij a. d. Univers.
te Leiden om in 1909 op steil, te prom. -Van 19091911
werkte hij als advoc. te 's-Gravenhage. Daarna maakte
hij groote reizen. Hij bracht anderh. jaar door in N.- en Z.Amerika.
Bij het uitbreken van den oorlog 1914-19]8
trad hij toe tot het vrijwillige autoinobielcorps; hij werkte
korten tijd bij het min. van Buitenl. Zaken en werd toen
uitgezonden om ten behoeve van de Engelsche regeering
de belangen te behartigen van de Engelsche en Fransche
krijgsgevangenen in Klein-Azië. Na den oorlog verrichtte
hij voor de Duitsche regeering eenzelfde functie ten behoeve
van de in Frankrijk en België achtergebleven Duitsche
krijgsgevangenen. In 1920 kreeg hij een post op het
gezantschap te Madrid als attaché voor de inrichting van
een Alg. Ned. Tentoonst. Twee jaar later is M. benoemd
tot secr. van de conferentie voor Intern. Recht in het
Vredespaleis en in 1923 tot secr. bij het Gezantschap te
Bern. Eenzelfde functie vervulde hij nog te Weenen en te
Parijs om in 1929 het diplomatieke leven vaarwel te zeggen
en als firmant toe te treden tot de firma Heidring &
Pierson. - Daarnaast was M. penningm. van het Nat. Crisis
Comité en van het Nat. Fonds voor Bijz. Nooden en
tevens van de Nat. Inzendingen op de Tentoonstellingen
te Luik (1931) en te Parijs (1937). Hij maakte deel uit
van de Nederl. Handels Missie naar Z.-Amerika en is lid
van liet Hoofdbestuur van de Kon. Ned. Vereen, voor
Luchtvaart, alsmede comm. en mede-oprichter van liet
Vliegveld Ypenburg. Hij koestert ru. groote belangstelling
voor do vliegsport. - Zijn verdiensten zijn erkend door
een benoeming tot ridder in de orde van den Ned. Leeuw
on tot officier in de orde van Oranje-Nassau, het Legioen
van Eer, de Order of the British Empire, de Deensche
Danebrog-orde, de orde van Isabella la Catolica en de Belgische
Kroonorde, en hij is verder begiftigd met het Kruis
van Verdienste van het Ned. Roode Kruis en met een Oosteiirijksch,
Chileeiisch en Braziliaansch officierskruis. Hij
is een bekend zeiler en roeier en heeft in de Njord 4- en
8-plocgcn ettelijke prijzen gewonnen. Bovendien is hij
een goed zwemmer. - „Hagheweyde", Warmond.
w.mugge@home.nl