Gedurende de laatste tijd had STEMAN moeilijkheden ondervonden met het zenden in Den Haag. Hij was namelijk door de Duitschers enige malen uitgepeild, doch was, ondanks een huiszoeking, uit handen van de Duitschers gebleven. STEMAN vond het gewenst om niet langer in Den Haag te zenden. Met een van de auto's van de Marechausee is toen STEMAN met zijn zenders naar Zoetermeer vervoerd. Doordat de Landwacht op het slaapadres van STEMAN een inval deed, om naar de zoon des huizes te zoeken, die een leidende rol bij de BS Zoetermeer vervulde, werd STEMAN gearresteerd, met een pistool in zijn bezit. De dag na de arrestatie ben ik samen met ZWOLSMAN onmiddellijk naar HAAKMAN gegaan om pogingen in het werk te stellen STEMAN uit de gevangenis te krijgen. Ik legde HAAKMAN de toedracht van de arrestatie uit, waarop deze antwoordde, dat het hem met de beste wil van de wereld niet mogelijk was iets voor STEMAN te doen, daar deze beschouwd zou worden als terrorist en onvoorwaardelijk de kogel zou krijgen. Ik wees HAAKMAN toen erop, dat, indien hij niet zorgde dat STEMAN zo spoedig mogelijk uit de gevangenis werd ontslagen, ik mijn handen van hem moest terugtrekken, omdat ik hem dan na de bevrijding geen enkele garantie meer kon bieden, nu het contact met de overkant verbroken was. Dit maakte op HAAKMAN een diepe indruk en hij overwoog, welke middelen hij zou kunnen aanwenden om STEMAN te bevrijden. Via een "spel" met de leider van de Abwehr, HINKFUSZ, gelukte het HAAKMAN om STEMAN vrij te krijgen. Op 18 April 1945 kwam STEMAN vrij.




Kennismaking met T. Biallosterski.

A. DE BACK, Buitenlandsch overzichtschrijver van het B.C. Nieuws beelf zijn werkzaamheden voortzetten. De besprekingen ten aanzien van het te volgen beleid hadden regelmatig met DE BACK, ten huize van de Fam. BANGMA te Santpoort, alwaar hij was ondergedoken, plaats. Hier ontmoette hij Tobias BIALLOSTERSKI, die werkzaam was bij de landelijke distributie van "Het Parool" te Amsterdam. Via Tobs, met wien de verstandhouding uitstekend was, leerden DE BACK en rapporteur (
Cock van Paaschen) Mr. DE GROOT kennen, een van de redactieleden van "Het Parool". Deze kennismaking leidde tot een aangename samenwerking tusschen de twee bladen, tot het uitwisselen van belangrijke en principieële artikelen het opstellen van bepaalde gedragsregels aan welke de illegale werker zich had te houden. Deze samenwerking groeide later uit tot een meer geregeld contact tusschen de grotere illegale bladen van Nederland.



Vertrek van Biallosterski naar Engeland.

In de zomer van 1943 deed BIALLOSTERSKI rapporteur mededeeling van zijn plan om naar Engeland over te steken. De eerste verzocht rapporteur zich bij het gezelschap, dat uit ongeveer 12 man zou bestaan, aan te sluiten. Rapporteur was echter van meening, dat hij beter in Holland kon blijven en daar zijn verzetswerk voortzetten. Hierop vroeg BIALLOSTERSKI om zoo uitgebreid mogelijke inlichtingen en gegevens over de illegale pers in Nederland, opdat hij, aangekomen in Engeland, de betreffende instanties zoo volledig mogelijk op de hoogte kon stellen van de wenschen en verlangens van de Nederlandsche ondergrondsche pers. Hierin heeft rapporteut toegestemd en zoo uitgebreid mogelijke instructies meegegeven. Het diuurde to October 1943 voor BIALLOSTERSKI erin slaagde Nederland te verlaten. Zijn veilige aankomst bleek eenige tijd later door het uitzenden van een tevoren afgesproken slogan middels de BBC.








II
   Werkzaamheden voor het BBO Londen.



Terugkomst T. Biallosterski.

Toen BIALLOSTERSKI begin April 1944 met een speciale opdracht voor de geheime pers naar Nederland terugkeerde, was het voor hem zeer eenvoudig aan de pers documenten en gelden te verstrekken, welke hij van zijn opdrachtgevers uit Londen had meegekregen. Hij gaf aan A. DE BACK (zie boven) het clichë met de boodschap van H.M. de Koningin, alsmede de Fl.50.000 voor ondersteuning van de pers (voor verantwoording hiervan, zie elders in dit rapport). De door J.M. (
blad Je Maintiendrai) redactie werd toen van het originele cliché meerdere afdrukken vervaardigd, die aan de bladen middels de "Perskern" werden uitgereikt.
Inmiddels had BIALLOSTERSKI rapporteur gecontact en deze verzocht hem bij zijn werkzaamheden als liaison-officier behulpzaam te zijn. Hij vroeg hem als zijn vertegenwoordiger bij de Perskern te willen optreden, het plan BONZO ter hand te nemen, een technische organisatie voor het radiografisch contact met Londen op te bouwen en inlichtingen van allerlei aard te verzamelen, ten behoeve van de geallieerde oorlogsvoering.
De eerste opdracht aan rapporteur was het opgraven en transporteren van de materialen, welke BIALLOSTERSKI en zijn operator STEMAN op het afwerpterrein hadden verborgen. BIALLOSTERSKI zou met rapporteur meegaan om hem de plaats te wijzen. Toen zij in den avond van 8 April 1944 op het afwerpterrein aankwamen, (omgeving Zundert) bleken eenige boerenarbeiders op het land, vlak bij de bewuste plaats, aan het spitten te zijn. Het kwam BIALLOSTERSKI gewenscht voor, één van de arbeiders in vertrouwen te namen. Degene, die daarvoor uitgekozen werd en de eigenaar van de grond bleek te zijn, was echter stokdoof. Deze verwees hem naar zijn zoon van ongeveer 17 jaar. Deze jongeman deed zich echter kennen als een analphabeet en het was hem onmogelijk aan het verstand te brengen wat er gebeuren moest. BIALLOSTERSKI besloot toen een onderdak voor den nacht te zoeken, doch dit mislukte. er werd besloten in de openlucht te overnachten en een wakend oog te houden op de plaats waar het gedropte pakket begraven lag. Na "Sperrtijd" zijn toen BIALLOSTERSKI en rapporteur met de hand aan het graven gegaan. Een oppervlakte van ongeveer 9m2 werd tot op een diepte van 60cm op deze wijze omgewoeld, doch het eenige wat te voorschijn kwam was een pluk cocosvusel. Tegen 2 uur werden deze pogingen opgegeven en werd besloten eenige uren rust te namen om den volgende ochtend vroeg een schop te gaan leenen en het op deze manier nog eens te probeeren. Ook dit leverde geen resultaat op. Alleen een jutezakje was de vrucht van den noesten arbeid. BIALLOSTERSKI en rapporteur waren volkomen uit het veld geslagen. Volgens hen moesten de arbeiders het van te voren reeds hebben ontdekt (was de SD in het spel geweest, dan had deze zeer zeker een wachtpost in de omgeving achtergelaten). Er ontbrak echter eenig spoor in deze richting, waarop verschillende boeren uit den omtrek van het veld duchtig aan den tand werden gevoeld. Deze investigatie leverde echter geen enkel positief resultaat op.
Het zoekraken van dit pakket beteekende, dat BIALLOSTERSKI de hem gegeven opdracht, om op te treden als permanent vertegenwoordiger tusschen de Nederlandsche Reegering en de Nederlandsche illegale pers, niet verder ten uitvoer kon leggen. Het eenige dat nu te doen stond, was het zoeken naar een anderen zender waarlangs nieuwe materialen konden worden aangevraagd. Daar de gedropte agenten individueel werkten was de kans van slagen zeer gering. Daarom besloot BIALLOSTERSKI via een hem bekenden, zeer korten weg naar Engeland terug te keeren. In middels deed rapporteur in Eindhoven pogingen om een zender te bemachtigen. Inderdaad had hij hierbij succes, dank zij een zijner L.O. relatie, Dick BOLHUIS, doch STEMAN constateerde een te zwakke energie bij dit zendertje, zoodat het voor het beoogde doel onbruikbaar was.
Rapporteur bracht hierop BIALLOSTERSKI bij Mr. H. HOLLA, Leeuwensteinlaan 23 te Vught, daar het den eerste bekend was, dat deze onder andere meewerkte aan het doen terugvloeien van geallieerde piloten naar Engeland. HOLLA heeft binnen enkele dagen kans gezien BIALLOSTERSKI via pater "ELZA" te Reussel (Noord-Brabant) op weg te helpen naar Parijs (Kloosterlijn). Voor zijn vertrek droeg BIALLOSTERSKI rapporteur op als dienst plaatsvervanger op te treden en alsnog te trachten telegrafisch contact met Londen tot stand te brengen. Voorts moest, indien dit lukte direct een afwerpterrein worden opgezocht en een receptie comité worden samengesteld, daar BIALLOSTERSKI van plan was nog met denzelfden maanperiode te parachuteren. Een week later hoorde rapporteur van Pater "ELZA" dat BIALLOSTERSKI veilig de Belgisch-Fransche grens was gepasseerd.



Het geval "LIPS".

Gedurende een onderhoud dat BIALLOSTERSKI en rapporteur met Mr. HOLLA hadden, toen zij diens hulp kwamen inroepen, kwam het gesprek op een zekere Max LIPS, fabrikant van scheepsschroeven te Drunen (Noord-Brabant). LIPS zou zeer waardevolle ontdekkingen op dit gebied hebben gedaan en was op de hoogte van practisch alle Duitsche overdekte vluchthavens voor onderzeebooten aan de West- en Noordkust van Europa. De Duitschers hadden steeds zeer veel belangstelling getoond voor de Lipspatenten, doch LIPS had de Duitschers weten te misleiden door op den duur volkomen onbruikbare schroeven te leveren. tevens had LIPS een groote hoeveelheid koper op zijn fabrieksterrein laten ingraven, doch dit was verraden. Hij heeft toen een poging gedaan om naar Zwitserland te vluchten, doch werd op de Fransch-Zwitsersche grens door de Gestapo gearresteerd en na veel omzwervingen in Scheveningen vastgezet. Door allerlei manipulaties had HOLLA hem weten vrij te krijgen. Daar LIPS zeer waardevol voor de Geallieerden was, verzocht hij BIALLOSTERSKI pogingen te willen doen LIPS langs een korten weg naar Engeland te laten reizen. BIALLOSTERSKI vond dit voorstel zeer aanvaardbaar en heeft daarna in een tweede conferentie, waarbij ook LIPS tegenwoordig was, beloofd, hem per spcialen koerier naar Engeland te doen overkomen. Door den langen duur van de reis van BIALLOSTERSKI terug naar Engeland kwam de speciale koerier kort voor de bevrijding van Zuid-Nederland zich eerst bij HOLLA melden.




Contact met Londen.

Ongeveer 10 dagen na het vertrek van BIALLOSTERSKI liet HOLLA rapporteur weten, dat Dick BOLHUIS tegen een koppel Engelsche agenten was aangeloopen, dat zijn bagage voor een groot gedeelte bij de dropping was verloren, doch niettenmin een zender gaaf van het afwerpterrein had weten mee te nemen. De agenten beschikten echter niet over de noodige kristallen. STEMAN had evenwel de zijne weten te behouden. Met den operator van het koppel
ST. JUDE, die verbleef bij Dr. VAN WILLIGEN, arts te Buurmalsen, werd overeengekomen, dat STEMAN van zijn zendapparatuur gebruik zou maken en voor beiden nieuwe materialen aanvragen. Inderdaad slaagde hij er na eenige dagen in, Londen te contacten. In zijn eigen code heeft hij Londen laten weten wat zich sinds de dropping had afgespeeld.



J.A.U.M. VAN GREVENSTEIN.

Door het vertrek van BIALLOSTERSKI zag rapporteur zich genoodzaakt op zijn beurt een naasten medewerker in te schakelen voor de noodige technische werkzaamheden. Hij koos hiervoor Jan VAN GREVENSTEIN, Koningin Wilhelminalaan 47, Voorburg, die reeds sinds meerdere jaren illegal werkzaam was geweest en derhalve over vele en belangrijke legale en illegale connecties beschikte, welke van groot nut voor het opbouwen van het agentschap zou kunnen zijn. Rapporteur droeg VAN GREVENSTEIN op een aantal zendadressen in Den Haag in gereedheid te brengen. De pogingen op dit gebied werden inderdaad met succes bekroond, doch hadden geen direct resultaat door het feit, dat de materialen uit Engeland nog niet waren aangekomen. Het beste zendadres werd door VAN GREVENSTEIN opgespoord in het gebouw van de "Haagse Courant", hetwelk door den heer A. SIJTHOFF Jr. spontaan ter beschikking werd gesteld; Dr. E. VAN DOORN, Anna Pauwlonastraat 71, Den Haag, stelde zijn woning beschikbaar en werd tevens door VAN GREVENSTEIN ingeschakeld voor het vervoer van den ST. JUDE zender.



Receptie-Comité, afwerterrein Heezerheide.

Vervolgens organiseerde VAN GREVENSTEIN een receptie-Comité, dat bestond uit Karel NORT, Johan Geradtsweg 181, Hilversum tijdelijk wonende te Eindhoven, Jan HOEKSTRA, Uiverlaan 1, Eindhoven, en
OTTO van B.I. Een goed gelegen afwerpterrein werd gevonden op de Heezerheide, achter Kasteel Heeze. Dit terrein werd door Londen goedgekeurd, doch helaas nimmer is er iets op ontvangen. Een vliegtuig, dat zou komen, werd voor zijn aankomst neergeschoten. De tweede zending bleef ook uit doordat op het critieke oogenblik STEMAN zijn uitzending moest staken, daar St. JUDE naar het Oosten van het land vertrok.

Toen de door BIALLOSTERSKI meegebrachte opdracht van H.M. de Koningin en de eerste Fl.50.000 voor de pers aan de perskern werd overhandigd, zegde WÜTHRICH toe, dat nog meer materialen verstrekt zouden worden, terwijl hij tevens de bladen verzocht hun verlangens aan hem kenbaar te maken. De bladen waren vol enthousiasme over de eerste tastbare bewijzen van belangstelling van Londen voor de pers na 4 jaar bezetting en niet ten onrechte waren de verwachtingen gespannen. Groot was de teleurstelling over de gedeeltelijk mislukte missie van BIALLOSTERSKI, doch toen via ST. JUDE alsnog een spoedig contact met Londen tot stand kwam, was er een goede reden om aan te neme, dat in de naaste toekomst een vlot contact met Londen voor perszaken tot stand zou komen.
Door het uitblijven van de beloofde zendingen werd echter het vertrouwen in het instituut van den "Perskoerier" in een zekere mate geschokt.

Den volgende dag had er een bespreking plaats tusschen den C.N.B. den heer
BREISTER (Jhr. GROENIX VAN ZOELEN) doe als verbindingsofficier tusschen den CNBS en de landelijke pers zou optreden, den heer HIEMSTRA, Hoofd van het C.I.D. het huidige hoofd van den recherchedienst van het Bureau Nationale Veiligheid te Scheveningen en rapporteur, waarbij mede BIALLOSTERSKI als introducant tegenwoordig was.
De CNBS hield een inleiding, waarbij hij erop wees, dat het hoog tijd werd het "Papieren verzer" te stimuleren. Hiertoe moest zijn inziens het manuale verzet worden ingeschakeld, daar dit practisch in iedere plaats in Nederland was georganiseerd. Langs dezen weg zou dan de verspreiding veel intensiever en effectiever kunnen plaatsvinden. Voorts stelde hij zich voor een BS-Persbureau te stichten in samenwerking met het C.I.D. welk bureau tot taak zou hebben de pers regelmatig van voorlichtende en verzetsartikelen te voorzien. Dit was volgens hem een eminent belang en zeker bereikbaar.
Rapporteur heeft hierop gerepliceerd, dat hij op grond van zijn opgedane ervaring met de leidende persorganen een zeker pessimisme ten aanzien van de plannen van den CNBS niet kon verhelen. Sinds medio 1942 en meer speciaal begin 1943 was een groot deel van de pers zich meer gaan orienteeren op de naoorlogsche problemen, men behield evenwel zijn verzetskarakter, doch het aansporen tot openlijk verzet werd sporadisch. Er waren nieuwe bladen bijgekomen (o.a. De Ploeg, De Toekomst, e.a.) die zich zelfs uitsluitend bezig hielden met het Nederland van na den oorlog. De pers, die in zekere mate kon bogen op de oudste vorm van verzet in de ondergrondsche geschiedenis, telde reeds tallooze slachtoffers. Het risico van de verspreiding van de bladen was zeer groot en ook het drukken bracht groote gevaren met zich mede. De praktijk had inmiddels aangetoond, dat iedere fusie, iedere nauwere samenwerking tusschen de redacties onderling vaak op een catastrophe waren uitgeloopen. Bovendien vertoonden de redacties een sterke onafhankelijkheids tendenz qualittate qua. het democratische karakter trad bij hen sterk op den voorgrond. Of nu deze pers van bovenaf zich richtlijnen zou laten opleggen was zeer de vraag. Hierbij werd de mogelijkheid onder de loupe genomen om een eigen blad uit te geven, dat geheel naar eigen inzichten geredigeerd kon worden. Het bezwaar hiertegen was, dat men ter elfder ure onder de moeilijkste omstandigheden een blad zou moeten gaan exploiteeren, waarop de CNBS GROENIX VAN ZOELEN opdroeg het bediscussieerde nader te bestudeeren en in samenwerking met rapporteur, die zich dan met zijn staf in Amsterdam zou vestigen. Dit laatste werd echter door rapporteur afgewezen, doch hij zegde toe binnen zeer korten tijd een competente vertegenwoordiger te zenden, die met GROENIX VAN ZOELEN de plannen zou uitwerken en concretiseeren, zij beiden zouden dan tevens te hunner orientatie de topfiguren van de pers polsen ten einde een duidelijk beeld te verkrijgen van de wenschen en verlangens van de pers op dit gebied.

De weigering van rapporteur om met zijn staf naar Amsterdam te verhuizen vond zijn oorzaak in het feit, dat het hem niet juist voorkwam om mede te doen aan een zekere overcentralisatie van het verzet in de hoofdstad. Hij had gedegen contacten in Den Haag terwijl men in Amsterdam zich tot het "gecentraliseerde verzet" moest wenden om woonruimte, zendadressen en voeding te verkrijgen.



Tweede dropping van T. Biallosterski, kennismaking met Dr. X.

Eenige weken na de dropping van BIALLOSTERSKI brachten namens hem
REERINK (Dr. H. Veeneklaas, stadionkade 68, Amsterdam) en Relie FELIX te Amsterdam, rapporteur een bezoek om hem hiervan in kennis te stellen.
Midden Oktober heeft toen rapporteur BIALLOSTERSKI in Amsterdam opgezocht en met hem verschillende problemen besproken. Nu de pers eenige opleving ging vertoonen kwam het rapporteur wenschelijk voor opnieuw zendingen vanuit Londen aan te vragen. BIALLOSTERSKI stelde toen voor deze zendingen via zijn velden te doen plaats hebben, zoodat rapporteur zich de moeite en gevaren verbonden aan een eigen veld kon besparen. Ook kwamen zij overeen, dat de verdere verzorging van Frankie HAMILTON door BIALLOSTERSKI en
GUUS (broer, Frank Hamilton) zou geschieden nu deze laatste 4 October naar Noord-Holland was gegaan. Voorts zou BIALLOSTERSKI het op prijs stellen wanneer tusschen hem en rapporteur regelmatig overleg werd gepleegd over kwesties van beleid en problemen, welke rapporteur, door het feit, dat hij geen opleiding in Engeland genoten had, bezwaarlijk zelf kon oplossen. Rapporteur heeft voorts BIALLOSTERSKI in groote lijnen zijn wijze van werken voorgelegd en zijn bezwaren tegen het vaak schijnbare gebrek aan effectieve medewerking van Londen.
Op zijn beurt heeft BIALLOSTERSKI rapporteur mededeeling gedaan van zijn wijze van werken en hem verteld, dat hij hierbij grooten steun ondervond van Dr.X, die door tallooze relaties en persoonlijk initiatief practisch het onmogelijke tot werkelijkheid kon maken.
Tenslotte vertelde BIALLOSTERSKI dat de communicatie tusschen rapporteur en hem binnen afzienbaren tijd vereenvoudigd zou worden doordat de top O.D. over een uitgebreid telefoonnet beschikte en hem een persoonlijke lijn met rapporteur was toegezegd.




Bespreking met CNBS over stimuleeren van het verzet via de Pers.

Bij een tweede bespreking tusschen BIALLOSTERSKI en rapporteur, op 17 November 1944, vertelde de eerste, dat de CNBS het op prijs stelde met rapporteur kennis te maken, teneinde het met hem de mogelijkheden van de pers en een goede voorlichting middels deze pers onder oogen te zien.



Diverse verslagen van Cock van Paaschen.
w.mugge@home.nl


   
28-11-2019