TERUG
Tot op het bot
DEEL II
GUNNERSIDE.

Ondertussen verloor men bij SOE geen tijd om na de Freshman-ramp een alternatief plan te ontwikkelen voor een aanval op de fabriek in Vemork. Elke verloren dag voor de geallieerden was een dag winst voor de Nazi’s. De voorraden zwaar-water groeiden langzaam en op een gegeven moment zou men genoeg hebben en het geheel naar Duitsland verschepen ten behoeve van de atoomgeleerden van de Führer.
Het plan was simpel en doeltreffend, een aanvalsgroep bestaande uit zes Noren, geselecteerd uit de Linge- Compagnie, codenaam Gunnerside. Zij zouden bij de eerst mogelijke gelegenheid per parachute op de Hardangervidda gedropt worden. Nadat zij contact hadden gemaakt met Swallow zouden zij gezamenlijk naar de fabriek optrekken, deze vernietigen en ontsnappen naar Zweden. Tot op zekere hoogte werd de snelheid waarmee SOE de beslissing nam afgedwongen door de omstandigheden. Er was namelijk geen ander alternatief. Alle mogelijkheden waren al bekeken en afgekeurd. Een bombardement vanuit de lucht werd door de Noorse overheid afgewezen, het was te laat voor een vliegboot-operatie want de meren waren al bevroren. Zelfs al had het nog wel gekund, een zweefvliegtuig-operatie stond na Freshman überhaupt niet meer op de agenda, Als men de operatie van binnenuit zou organiseren dan zou dit  verschrikkelijke represailles onder de lokale burgerbevolking ten gevolge hebben.

Martin Jensen Linge
1894 - 1941
De SOE-chefs wisten precies wie deze groep zou moeten leiden. Het was een man die letterlijk en figuurlijk boven iedereen uitstak, een man die alleen door aanwezig te zijn al respect afdwong. Zijn naam was Joachim Rønneberg en hij was nog maar 22 jaar oud. “Rønneberg was één van de besten die wij hadden, hij was goed in balans, onbuigzaam, zeer intelligent en verschrikkelijk sterk”, aldus Kolonel Charles Hampton, de chef van de Noorse opleidingen in het Cairngorms gebergte.
Rønneberg kwam uit Ålesund aan de westkust van Noorwegen, had net zijn opleiding afgemaakt en werkte voor een bedrijf dat vis naar het buitenland exporteerde. Rønneberg:”Niemand had de invasie van de Nazi’s verwacht, het kwam totaal onverwacht”. “Waar ik vandaan kwam, de westkust tussen Bergen en Trondheim, waren in het begin niet veel Nazi’s, de meeste kwamen pas toen het herfst werd. Toen veranderde het leven compleet, alle plaatsen hadden te maken met verduistering en wij hadden weinig bewegingsvrijheid. De Nazi’s marcheerden zingend door onze straten en wij kregen er na een paar maanden genoeg van en velen besloten het land te verlaten om de Nazi’s openlijk te lijf te kunnen gaan. Liever dat dan thuis te blijven en een beetje de plaaggeest uit hangen. Leven in een bezet land is heel benauwend en je moet het meegemaakt hebben om er over te kunnen oordelen. Wij hadden het idee dat geen opoffering groot genoeg was om de Nazi’s te verdrijven. Voor vrijheid en vrede moet je vechten”.
In maart 1941 nam Rønneberg samen met zeven andere vrijwilligers, samengeperst in een kleine ruimte een boot uit Noorwegen. “Toen ik in Engeland aankwam ontmoette ik Martin Linge en na enige tijd met hem gepraat te hebben liet ik mijn plannen om bij de marine te gaan varen en nam dienst in het Noorse leger.
Rønneberg kreeg van SOE te horen dat hij vijf mannen voor de missie uit moest kiezen. Experts op ski- gebied  en zij moesten topfit zijn. “ Ik was geëerd dat ik mijn eigen mannen uit kon kiezen, maar het was verschrikkelijk moeilijk, want ik kon er makkelijk 25 uitkiezen die aan de eisen voldeden”. Ik had namelijk alle jongens al eens gezien omdat ik een groot deel van de training voor mijn rekening nam. Ik wilde sterke, fitte manen met een goed gevoel voor humor die met een glimlach de meest uitdagende situaties te lijf kon gaan”.Joachim’s tweede man werd Knut Haugelid (bijgenaamd DE GENERAAL), die net van zijn verwonding aan zijn voet hersteld was waardoor hij niet aan operatie Grouse-2 mee had kunnen deelnemen.


Knut Haugelid
Fredrik Thorbjørn Kayser
1918 - 2009
1911 - 1994
Joachim Holmboe Rønneberg
1919 -
Kasper Idland
1918 - 1968
Hans Storhaug
    Birger Edvan
Martin Strømsheim
( De Kip )
De andere vier werden geselecteerd vanwege hun intelligentie en hun gedrevenheid zonder daarbij op te willen vallen. .Dit maakte hen de ideale teamspelers en daarnaast beschikten zij in gelijke mate over uithoudingsvermogen,dapperheid, discretie, technische kennis, vaardigheden in sneeuwomstandigheden en overlevingstechnieken. Hij had hen leren kennen tijdens trainingen en had gezien dat zij het soort mannen waren die onder alle omstandigheden en zonder gezeur een klus konden klaarden. Deze vier waren: Hans Storhaug, Birger Strømsheim, Fredrik Kayser en Kasper Idland.

Rønneberg kende Strømsheim al, want zij waren beide voor de oorlog lid geweest van dezelfde skiclub. Strømsheim was met 31 jaar de oudste van de Gunnerside-Swallow groep en was radiobedienaar geweest bij de luchtmacht. Storhaug was een uitstekend skiër en werd door zijn collega’s  DE KIP genoemd na een incident met een Schotse jachtopziener tijdens hun training.
Hij was betrapt bij het plukken van een fazant die hij gestrikt had, maar wist te ontsnappen voordat de jachtopziener hem te pakken kon krijgen. De jachtopziener ging naar SOE om over de stroper te klagen. Toen hem gevraagd werd of hij de stroper kon identificeren zei hij: ”Natuurlijk kan ik dat, hij had een grote snavel en hij leek op een stomme kip”!
De SOE chefs gaven duidelijk aan wat de risico’s van de operatie waren en dat zij zeer waarschijnlijk gedood zouden worden als zij in handen van de Nazi’s zouden vallen als gevolg van het Führerbevel aangaande buitenlandse agenten en commando’s. “Wij gingen naar de Noorse sectie van SOE in Londen waar Professor Tronstad ons vertelde wat er met de mannen van Freshman gebeurd was”,herinnert zich Rønneberg.
“ Hij vertelde ons alles tot in de kleinste details, over hen die de crash overleefd hadden en werden doodgeschoten, of hen waarmee geëxperimenteerd werd en dat sommigen daarna in de Noordzee waren gedumpt.
Hij heeft nooit iets over zwaar-water gezegd en heeft het nooit over atoomwapens gehad. Ik had er geen idee van dat Churchill veel aandacht voor onze actie had. (De visie van Haukelid wijkt hier van af)  Maar je begreep wel dat deze missie heel belangrijk moest zijn omdat hij zo spoedig mogelijk uitgevoerd moest worden, voordat de Nazi’s hun defensieve versterkingen nog verder uit zouden bouwen. Hij drukte mij op het hart dat er absoluut geen tijd verloren mocht gaan” .


Na maanden van intensieve training waren alle mannen al in topconditie toen zij door Rønneberg geselecteerd werden om deel te nemen aan operatie Gunnerside. Maar doordat de winter in Schotland nog maar net begonnen was hadden zij nog niet te kans gehad om skioefenen te doen, laat staan om op dit specifieke gebied conditie op te bouwen. Rønneberg :“Gelukkig had ik veel ervaring op het gebied van buitensport, klimmen, skiën en in het wild overleven, maar niet alle Noren waren buitensportmensen die gewend waren om in de bergen te bivakkeren. Sommigen waren vissers, anderen stadsmensen. Voor hen was de training noodzakelijk, kaart lezen en bivakkeren in de buitenlucht. Het begin was voor sommigen misschien wat te zwaar, maar na een week waren de meeste er wel aan gewend. Het groepsgedrag van de rekruten was het sleutelelement. Wij hielpen elkaar en je kwam er al snel achter hoe belangrijk het werken in teamverband is. Tijdens de training werden vriendschappen gesmeed die tot de dag van vandaag voortduren”.
Aan het bekend raken met de plattegronden van de fabriek van Nork Hydro in Vemork werd de hoogste prioriteit toegekend, met name waar de zwaar-water installatie die in de kelder stond en op welke wijze deze het best kon worden opgeblazen.
De zes mannen werden daarom overgeplaatst naar SOE station STS-17 in Hatfield, Hertfordshire.

Dit opleidingsinstituut was speciaal voor hen vrijgemaakt om zodoende de geheimhouding te kunnen garanderen. Hier was onder supervisie van Tronstad en Brun een exacte kopie gebouwd van de ruimte waarin zich de zwaar-water installatie zich bevond . Hier oefenden de saboteurs, vaak in het donker, om de explosieven aan te brengen. Alle zes moesten deze oefening zo vaak herhalen tot zij alles snel en zonder erbij na te denken konden uitvoeren. Rønneberg :“Met de aankomst van Jomar Brun in Engeland waren ook alle bouwplannen van de fabriek aangekomen en ik kan zonder meer stellen dat geen enkele operatie die in deze periode vanuit Engeland uitgevoerd werd over zoveel details beschikte als de onze. Er was mij zelfs verteld waar ik de sleutel van het toilet zou kunnen vinden waar ik de Noorse bewaker in op kon sluiten. Niemand van ons was ooit in de fabriek geweest, maar toen wij Engeland verlieten wisten wij er meer van dan wie dan ook”.


Gedurende deze week in STS-17 kreeg de groep ook een intensieve lichamelijke training en schietoefeningen met de Colt 32s. Op een zekere avond kreeg de groep nieuwe pistolen uitgereikt die zij de volgende dag nodig hadden. Vijf minuten later klonk een schot vanuit een van de kamers. De instructeur stormde naar binnen en zag een gat in de muur zitten. “ Wat gebeurt hier?” vroeg hij. Waarop Rønneberg kalm antwoordde:” Wij testen onze nieuwe wapens en die van mij schijnt te werken”.
Onder tijdsdruk werd de parachuteopleiding in Ringford van de Gunnerside teamleden ongelofelijk ingekort. Er werden slechts drie sprongen gemaakt, één individuele sprong, één groepsprong, één nachtsprong en dat was alles.

Rønneberg was haast pietluttig met het plannen van de operatie, hij realiseerde zich dat het verschil tussen succes en falen, zelfs tussen leven en dood, van het kleinste detail kon afhangen. “Wij mochten zelf de uitrusting voor de missie samenstellen, dat was op zich een goed idee, het hield ons scherp en het hield ons bezig en waarmee werd voorkomen dat onze gedachten afdwaalden en wij ons bezig zouden gaan houden met wat ons zou kunnen overkomen. Wij waren een beetje verbaasd over het feit dat wij Engelse uniformen moesten dragen en geen Noorse, maar men had het idee dat de Nazi’s ons dan beter zouden behandelen”.
De Britse uniformen waren van uitstekende kwaliteit en het zou hen zeker van pas komen, maar om de rest van de uitrusting bij elkaar te krijgen was minder eenvoudig, zeker gezien de te korten tijdens de oorlog. De missieplanners en SOE waren ervan overtuigd dat de Noren als beste in staat waren om hun eigen uitrusting samen te stellen en daarom ontvingen zij geld om hun eigen PSU samen te stellen.
Slaapzakken waren absoluut noodzakelijk, omdat het vrijwel zeker was dat de groep meerdere nachten buiten, zouden moeten slapen tijdens hun ontsnapping naar Zweden, in temperaturen van 30 graden onder nul.


Op 10 december 1942 nam Rønneberg zijn mannen mee naar een fabriek van beddengoed, genaamd Hamptons in het Londense Knightbridge district. “Van daar uit werden wij per taxi naar het havengebied gebracht waar hun fabriek stond. Hier legden wij zo goed mogelijk uit wat wij wilden hebben en wij lieten doorschemeren dat wij de slaapzakken nodig hadden voor een oefening in het Cairngormsgebergte en dat wij daarom zulke speciale slaapzakken nodig hadden” aldus Rønneberg.
“Ik herinner mij dat de man die ons wel wilde helpen, vertelde dat hij nog nooit in zijn leven een slaapzak gemaakt had, maar dat hij het best wilde proberen. Wij gaven hem de details waar de slaapzak aan moest voldoen en maakten wat schetsen. Wij waren erg verbaasd toen wij de volgende dag terug kwamen en de man een slaapzak voor ons uitrolde die wij ter plekke moesten proberen. Het was bijna precies wat wij bedoelden, er moesten paar een paar wijzigingen worden aangebracht. Hij moest vooral groter worden, omdat wij er in uniform met schoenen aan in moesten en er moest een kleine opening in de capuchon komen waardoor wij konden ademen. De buitenzijde werd afgewerkt met waterbestendig materiaal, wat een absolute must was.

Het gewicht was slechts vijf pond en nam, wanneer opgerold, slechts weinig plaats in.  De slaapzakken waren perfect voor de Noorse winter en zouden hen in een sneeuwhol van voldoende warmte voorzien, mits zij takken of heide onder hun grondzeilen zouden leggen.

Wetende dat schoeisel heel belangrijk zou worden wanneer zij aan hun lange trektocht naar de Zweedse grens zouden beginnen gedurende de koudste periode van het jaar, liet Rønneberg bergschoenen komen van een firma genaamd Lawrie & Co, uit Newark in de East Midlands. De bergschoenen die zij uitgereikt hadden gekregen waren lastig te dragen en bleken niet waterdicht te zijn. De standaard kisten van het ngelse leger waren weliswaar waterdicht, maar niet duurzaam genoeg.
Rønneberg :“Ik kreeg goede kisten te pakken door een toevallige ontmoeting tijdens een tocht in de Cairngorns”.

“Ik ontmoette  twee studenten waarvan mij opviel dat zij op geweldige bergschoenen liepen. Zij gaven mij de naam van de fabrikant. Dit was puur geluk, want alleen de beste schoenen zijn goed  genoeg tijdens zware marsen. Onze ski’s kwamen uit het Noorse depot in Dumfries, daar lagen vooral Noorse modellen, maar ook een enkele Canadese set. Sneeuwbrillen waren ook van vitaal belang, je kunt niet zonder. Als je ze niet draagt krijg je last van sneeuwblindheid en je hebt het gevoel of er kilo’s zand in je ogen zitten. Van onze oefeningen wisten wij dat wij de krachtigste wapens nodig hadden om ons een weg naar binnen te vechten en er weer uit. Daarom kozen wij voor Coltpistolen en de Tommyguns, enerzijds omdat in beide wapens dezelfde munitie ging, maar ook vanwege de goede ‘stop’ kwaliteit”.
Aan het einde van de training van Gunnerside schreef Majoor Rheam van SOE in zijn rapport: ‘Dit was een uitstekend team in alle opzichten, elk lid kent het doel door en door en is uitstekend op de hoogte hoe met elk onderdeel van de operatie omgegaan moet worden. Hun springstofkennis is ver boven gemiddeld en hun wapentraining is uitstekend.. Als de omstandigheden het toelaten zijn zij het team dat de meeste kans van slagen heeft’.
Net als Grouse werd ook Gunnerside niets verteld over zwaar-water, hun orders luiden als volgt:

I.De vijand gebruikt het elektrisch vermogen wat in Vemork beschikbaar is om op grote schaal geheime experimenten te doen, die met alle beschikbare middelen gestopt moeten worden. Dit brengt met zich mee dat de reeds geproduceerde productievoorraad vernietigd moet worden.
II.Gunnerside valt met behulp van explosieven de voorraden en de installatie aan, zodat zowel de geproduceerde vloeistof, als de vloeistof in de installatie vernietigd wordt.
III.De leider blijft zich er van bewust dat de vernietiging van de voorraden in de kelders het hoofddoel is en dat deze voorraad vernietigd moet worden, ondanks de overige doelen.
 
Het team zou door Swallow op de dropzone opgevangen worden, zo niet dan zou men elkaar zo spoedig mogelijk treffen bij de Svensbu hut wanneer de veiligheidsmaatregelen en de weersomstandigheden dat toelieten. Samen moesten zij hun voorraden verstoppen die zij voor hun terugtocht nodig zouden hebben.
De twee teams zouden dan samen optrekken naar een vooruit geschoven post van waaruit zij de laatste verkenningen uit zouden voeren. Als uit deze verkenningen in de ogen van Rønneberg zou blijken dat de missie geen kans van slagen zou hebben, dan zouden zij zich terugtrekken en verdere orders afwachten. Indien men een Noorse bewaker in de fabriek zou tegenkomen moest deze gekneveld worden. Nazi-bewakers dienden buiten gevecht te worden gesteld op een wijze die de omstandigheden toelieten. Terwijl Gunnerside zich na de actie terug zou trekken richting de Zweedse grens, zou Swallow verdwijnen op de Hardangervidda zoals Poulsson was opgedragen. Er mocht onder geen enkel beding contact worden opgenomen met de Noorse burgerbevolking.
Verraders moesten geëxecuteerd worden en het werd de saboteurs op het hart gedrukt dat zij personen die zij toevallig tegen kwamen uitermate duidelijk gemaakt moesten worden wat de consequenties van verraad zouden zijn: executie door het verzet. Men moest in het bijzonder boerderijen vermijden waar kinderen rondliepen, of waar een telefoon aanwezig zou kunnen zijn. Het gebruik van openbaar vervoer was strikt verboden.

Haukelid: Ik was net uit het hospitaal ontslagen toen Professor Tronstad mij vertelde dat ik toegevoegd was aan een groep Noorse commando’s die zouden gaan opereren onder de naam Gunnerside. Van Kolonel Wilson, Chef operaties in Scandinavië, hoorde ik wat er met de Engelse commando’s in operatie Freshman gebeurd was en dat ons mogelijk hetzelfde lot wachtte als wij gevangen genomen zouden worden. Daarom kreeg ieder van ons een gifpil uitgereikt die in een rubberomhulsel verpakt zat. Operatie Gunnerside stond onder een geweldige tijdsdruk temeer daar Grouse erg verlegen zat om nieuwe bergschoenen, kleding, voedsel, wapens en munitie.
Op een dag was in het kantoor van Professor Tronstad en hij liet mij allerlei Top-Secret papieren zien.
“ Het gaat om het Zwaar-Water” zei hij. “Het wordt in Vemork geproduceerd en het kan gebruikt worden om iets heel smerigs tot stand te brengen. Als de Nazi’s bepaalde problemen kunnen oplossen winnen zij de oorlog”. Hij draaide een paar pagina’s om en ik kon zien dat het om atoomsplitsing ging.
Op een dag wilde Kolonel Wilson alleen met mij praten. Volgens de planning zouden Arne Kjelstrup, Einar Skinnerland en ik op de Hardangervidda achter blijven om daar een basis op te bouwen. Wilson vertelde mij echter dat hij en Tronstad liever hadden dat wij allen via Zweden naar Engeland terug zouden keren, omdat zij bang waren dat wij gepakt zouden worden.
Als de missie succesvol zou zijn zouden de Nazi’s alles op alles zetten om de saboteurs te pakken te krijgen. Daarom hadden wij die gifpil gekregen. Als het rubber omhulsel doorgebeten werd zou de dood na drie seconden intreden. Gedurende de oorlog maakten vijf Noorse commando’s gebruik van deze pil.

Ik was radeloos, terug naar Engeland gaan was geen optie voor mij, de strijd tegen de bezetter moest in Noorwegen uitgevochten worden en niet in Engeland. Op het laatst gaven Wilson en Tronstad toe, maar het hele gesprek had mij wel aan het denken gezet.
Aan het einde van de explosievencursus in STS-17 kreeg de groep nog een speech van Professor Tronstad. Hij vertelde ons dat, indien de missie zou slagen, er honderd jaar  later nog over gesproken zou worden.


Dr. Jomar Brun
Na STS-17 werden wij naar Special Training School nr. 61 gestuurd, een instituut in het landhuis Gaynes Hall in de buurt van St. Neots in Cambridgeshire. Het was de verblijfplaats voor agenten die op geheime missies naar Europa gestuurd zouden worden en die hier op vervoer moesten wachten. Het landhuis werd zwaar bewaakt en er werd van alles georganiseerd door de commandant en zijn Fannies om ons bezig te houden. Door deze afleiding konden wij onze zenuwen in bedwang houden. De Fannies hadden eigen auto’s en daarmee konden wij de stad in, altijd onder begeleiding van de Fannies die voorkwamen dat wij in problemen zouden komen.
Meestal eindigde zo’n avond doordat Rønneberg zei dat wij naar huis moesten. De ‘KIP’, de Fannies en ik vonden dat er nog wel een fles tegenaan kon, maar meestal kreeg Rønneberg zijn zin.

Nu en dan gingen wij toch over de streef.  Op- en om het landgoed liepen geweldig veel fazanten rond en die waren prima te eten. Dus kropen wij onder het prikkeldraad door en schoten op deze vogels met onze pistolen. Soms kwamen de boeren uit de omgeving bij de commandant klagen dat vreemde snuiters op hun land aan het jagen waren. Volgens de commandant kon dat niet want er waren geen bezoekers in het landhuis aanwezig en als er niemand was konden zij ook niet op fazanten jagen.
De Fannies en wij vonden dat er niets lekkerders bestond dan geroosterde fazant .
Wij verbleven drie maanden in STS-61 wachtend tot het weer in Noorwegen zou verbeteren, maar de winter van 1942-1943 was de slechtste ooit. De bommenwerper die ons zou vervoeren kon alleen ’s nachts Noorwegen bereiken en om te kunnen navigeren moest er maanlicht zijn. Net als bij Grouse werd ook nu weer keer op keer de missie afgeblazen.
                                                                      


Ondanks de tegenslag dat de dropping van Gunnerside een maand werd uitgesteld en ondanks hun slechte lichamelijke conditie begonnen de mannen van Swallow meteen aan de voorbereidingen voor de komst van het Gunnerside-team tijdens de januari maanperiode. Einar werd opgedragen de accu’s te laten bijladen en informatie te verzamelen over de Nazi-troepensterkte in Vemork. Poulsson en Kjelstrup zouden samen met Haugland, als hij de accu’s achtergelaten had de resterende containers ophalen die begraven waren. Helberg moest de uitrusting bij elkaar brengen die zij bij diverse hutten hadden achtergelaten. Daarna moest hij een rendier zien te schieten en zich verder schuil houden.

Tegen de tijd dat Poulsson, Kjelstrup en Haugland naar de Sensbuhut terugkeerden was de temperatuur sterk gedaald. Het weer was prachtig, maar het was ook verschrikkelijk koud. Aan de binnenzijde van de muren en het dak van de hut zat een dikke lag rijp. De mannen waren zich er niet van bewust, maar dit was één van de strengste winters die men ooit in Telemarken had meegemaakt. De temperatuur kwam in de maanden januari en februari maar zelden boven de -30 graden Celcius uit! Alleen in de directe omgeving van de kachel was het een beetje warm. Swallow moest volgens schema op de 9e januari 1943 weer met Engeland contact opnemen, maar Poulsson had de accu’s niet eerder dan de 13e januari weer binnengekregen. Helaas waren zij niet voldoende geladen en zat er te weinig accuzuur in. Zelfs de ontvangst werd steeds slechter en omdat Einar Skinnerland de enige was die tijdens de stand-by periode de hut mocht verlaten was hij degene die de handgenerator moest gaan halen. Het komen en gaan tussen de verschillende hutten en verstopplekken van de voorraden was een logistieke nachtmerrie, maar noodzakelijk voor een dergelijke missie. Men kon het risico eenvoudig niet nemen om alle voorraden en uitrusting op één plek te bewaren. Bovendien was het onmogelijk voor het team om alles met zich mee te dragen, het was gewoon te zwaar.
Net als Gunnerside in Engeland verveelde ook Swallow zich stierlijk tussen de maan-perioden in en men begon gefrustreerd te raken van het wachten. Helberg hield zichzelf bezig door rond Rjukan een aantal verkenningstochten te maken. Elke keer moest hij de verleiding onderdrukken om in Rjukan contact te maken met familie en vrienden en op die manier ook hun voorraden aan te vullen met ander noodzakelijk voedsel dan rendiervlees.
Helberg: “Op een gegeven moment passeerden twee goede vrienden mij, het waren trouwe Noren, maar zij zeiden niets en vertelden mijn vader zelfs niets” Helberg maakte zijn verkenningstrips meestal wanneer het donker was en sliep dan in een hut vlak naast zijn ouderlijk huis. Geen enkele keer heeft hij die paar meters die hem van zijn familie scheiden overgestoken. Zijn ouders dachten zelfs gedurende de hele oorlog dat hun zoon in Engeland zat.

Eindelijk kwam op 23 januari het langverwachte bericht op de radio binnen, telegram 211, Gunnerside was eindelijk op weg naar Noorwegen. Meteen begonnen de teamleden met de voorbereidingen om hun landgenoten te kunnen ontvangen.
Swallow had op een geven moment Eureka ingeschakeld, maar deze zat na inschakeling al vrijwel meteen zonder spanning. Men had al bijna de hoop opgegeven toen Skinnerland met de handgenerator arriveerde en zij op die manier weer over spanning konden beschikken. Rond middernacht hoorden de mannen het bekende geluid van een vliegtuig en snel ontstaken zij de markeringslampen, maar het vliegtuig vloog door naar het westen en verdween zonder dat Eureka ook maar iets van een pieptoon had geproduceerd.
Om drie ’s nachts, uitgeput en ontroostbaar realiseerde het team zich dat ook deze dropping was afgebroken.

In het rapport van de RAF-piloot staat dat men bij de eerste poging de locatie te vinden faalde en dat men tijdens een tweede poging het gebied al gepasseerd was. Men dacht het Møsvatnmeer gezien te hebben, maar zeker was men daar niet van omdat het ijs op het meer de vorm veranderd had. Zij hadden op geen enkel moment de lampen van Swallow kunnen ontdekken en ook het Rebecca/Eureka-systeem had geen contact kunnen maken.” De passagiers is gevraagd om ook mee te zoeken naar herkenningspunten op de grond, maar men was daartoe niet in staat. De passagiers hebben ook geconstateerd dat er niets van Eureka ontvangen werd”, aldus de piloot. Op het moment dat de brandstofvoorraad kritiek begon te worden besloot de piloot terug te keren naar Kinloss. Moe en geïrriteerd kroop het Gunnerside-team weer uit het vliegtuig. Over het algemeen had men in die tijd weinig kritiek op de RAF die al duizenden bemanningsleden had verloren tijdens sorties achter de vijandelijke linies, maar tijdens de debriefing had de navigator danig op zijn kop gekregen vanwege het feit dat hij de dropzone niet had kunnen vinden. SOE voegde daaraan toe dat men de teamleden van Gunnerside dan maar blind had moeten droppen omdat men toch in de buurt van de dropzone was.
Wie voor dit laatste verantwoordelijk was werd niet duidelijk, wel was duidelijk dat men weer tijdens volle maan, zonder bewolking het gebied was overgevlogen om vervolgens onverrichter zake naar Schotland terug te keren. Weer moest men een maand wachten op de volgende volle maan periode en men begon nu in tijdnood te komen.

Haukelid: “In januari 1943 stonden wij ’s nachts op een vliegveld om eindelijk naar Noorwegen te vertrekken en Professor Tronstad kwam ons uitzwaaien. Onze teleurstelling was groot toen wij na vier uur vliegen weer terug moesten keren omdat de RAF de dropzone van Swallow, die door lampen gemarkeerd zou worden, niet had kunnen vinden. Wel had ik het Langesjåmeer in de Hardangervidda gezien. Zelfs had ik Noren voor hun huizen zien staan en Noorse honden op straat zien lopen.
Op ons eigen verzoek werden wij op 1 februari 1943 in een afgelegen huis dat aan Majoor McKenzie van SOE behoorde ondergebracht. Het huis lag in Kifinan, Argyllshire aan de oever van Loch Fyne. Hier werd verder getraind in de bergen en werd er op herten en zeehonden gejaagd. Er kwamen veel oude Noorse namen voor in dit district, maar alle boerderijen waren verlaten en de velden waren overgenomen door bossen en wild.
Met de komst van de volle maan van februari trokken wij weer naar het zuiden en verbleven weer in
STS-61, wachtend op onze vlucht.

Ondertussen waren er al drie maanden verstreken sinds de aankomst van Swallow op de Hardangervidda en tot twee keer toe had men klaar gestaan om een aanvalsgroep te kunnen ontvangen. Zouden hun kameraden ooit komen? Zouden zij zelf in staat zijn het weer en de ondervoeding te weerstaan? Waren de Nazi’s al bezig het net rond hen te sluiten? Tot overmaat van ramp werd Haugland de dag na de mislukte dropping van Gunnerside ernstig ziek en Poulsson had een zeer pijnlijke ontsteking aan zijn linker voet opgelopen. Als gevolg van sneeuwval en ziekte was de belangrijkste sabotagemissie in de militaire geschiedenis geheel tot stilstand gekomen.
SOE was bang dat de laatste mislukte dropping een zeer negatief effect zou hebben op de stemming van het Swallow-team en daarom stuurde men hen het volgende bericht om hen wat op te beuren:

-spijtig genoeg hebben de weersomstandigheden er toe geleid dat het onmogelijk was het team te droppen  stop hopelijk zijn jullie in staat het vol te houden tot de volgende stand-by periode van de 11e tot de 25e  februari van 22.00 -02.00 GMT stop
bedanken jullie hartelijk en zijn vol bewondering einde-

Poulsson was ook vol bewondering voor het team dat onder zijn commando stond. Al met al was dit de ultieme test voor een team, maar zoals uit zijn noties duidelijk blijkt ,was hij erg onder de indruk over de kracht en hoe professionaliteit van de mannen. Over Helberg schreef hij:’een werker, zo hard als staal, spaarde zichzelf nooit, door toeval kreeg hij de zwaarste last op zijn schouders, was altijd goedgehumeurd en altijd bereid om iets te doen. Kjelstrup: ‘slim en voorzichtig, vraagt nooit om aandacht, ondanks het feit dat hij chronisch maagklachten had ’. Haugland: ‘uitmuntende marconist. Weet precies wat hij moet doen en is in staat om onder zeer moeilijke omstandigheden zijn werk te doen ‘.

In Engeland werd intussen onder tijdsdruk en door de frustraties van het Gunnerside-team besloten dat men blind zou springen, dus niet op het door Swallow te markeren terrein en ook wanneer de navigator het terrein weer niet zou kunnen vinden. Rønneberg:“Wij vertelden iedereen zich geen zorgen te maken, wij zouden springen en zelf de weg naar het onderkomen van Swallow zoeken”.
Weer zocht Gunnerside alles bij elkaar, checkten en dubbel-checkten alles om er zeker van te zijn dat men niets zou vergeten.

Vandaag de dag bestaat er veel lichtere uitrusting dan die van het Gunnerside team, maar aan de andere kant namen zij eigenlijk alleen dat mee wat elke buitensporter voor zo’n soort trip nodig heeft, behalve de wapens en explosieven natuurlijk. Hetzelfde principe qua uitrusting  is nog steeds van toepassing. Wol bijvoorbeeld is een ander soort materiaal dan een synthetische stof. Wol is buitengewoon effectief in een klimaat als dat van de Hardangervidda, want het houd je warm terwijl het opdroogt en je kunt er weken in leven zonder te gaan stinken en vies te worden zoals in synthetische stof. De kleren die Gunnerside meenam waren zeker zo goed, of misschien zelfs beter dan wat er vandaag de dag te koop is. Het volume en gewicht van hun uitrusting was echter wel een probleem. Als je dertig kilo op je rug draagt en een slee trekt die zestig kilo of meer weegt door bergachtig terrein, waar het vriest dat het kraakt, dan kom je gauw in de aan de grens van wat een mens aankan. Elke buitensporter weet dat het belangrijk is zo min mogelijk bagage mee te nemen, want op die manier houd je energie over, dit was echter geen optie voor zowel Swallow als voor Gunnerside.
Zij moesten wapens en explosieven meenemen, maar ook rantsoenen voor enkele weken, kookuitrusting, tenten, extreem grote en hinderlijke zendapparatuur en generatoren. Daarnaast moest er nog van alles mee wat van vitaal belang was voor hun missie, en om te kunnen overleven. Het verplaatsen van een dergelijke hoeveelheid uitrusting is op zich al een heel karwei, maar als dat ook nog eens moet gebeuren in extreme weersomstandigheden is een prestatie die het uiterste vergt van het lichaam en geest.
Zodra de twee zieken, Haugland en Poulsson,weer enigszins op krachten waren gekomen, begon het team opnieuw aan de voorbereidingen voor de volgende dropping. De door Skinnerland aangepaste handgenerator was zo’n succes dat men besloot de accu’s die steeds voor problemen hadden gezorgd weg te doen. Deze 12 volt accu’s bleken in het geheel niet te voldoen en daarbij was het risico ontdekt te worden, als zij bijgeladen moesten worden via contactpersonen in Rjukan, te groot. Skinnerland zou de laatste set accu’s nadat deze waren opgeladen nog komen brengen, maar hij stortte tijdens de tocht naar de hut in elkaar en lag met koorts in een hut genaamd Grunnos. Wat voor het team op zich wel heel goed was, was het feit dat men tijdens deze langere donkere dagen niet veel anders kon doen dan in bed blijven. Soms sliepen zij wel vijftien uur achter elkaar en op die manier hielden zij nog wat van hun krachten over. Helberg: “Gedurende de lange periode dat wij op Gunnerside moesten wachten gingen wij vaak om zes uur al naar bed, op deze manier spaarden wij brandstof voor verlichting en je kon verder toch niets doen in het donker. We lagen gewoon in onze slaapzakken en om de beurt hield een van ons een lezing over een bepaald onderwerp. Ik vertelde over de bergen en hoe zij aan hun namen waren gekomen. Wij spraken over van alles en nog wat om de tijd door te komen. Arne die loodgieter was vertelde ons van alles over zijn vak.

Maar de lange winternachten waren een ramp voor Haugland. Vanwege de vooraf bepaalde tijden voor luisteren en zenden moest hij steeds midden in de nacht zijn slaapzak uit. Haugland: “Elke nacht moest ik om kwart over een mijn slaapzak uit om met mijn station verbinding te maken, terwijl mijn vrienden lagen te snurken. Gelukkig had ik tijdens mijn laatste trip naar Stockholm een kleine wekker gekocht. Soms ontving ik twee of drie verschillende berichten en dan had bijna twee uur in de kou en het donker nodig om ze te decoderen want er zou een belangrijke boodschap tussen kunnen zitten. Ik deed dit werk in het licht van een enkele kaars en de volgende dag had ik steeds een barstende koppijn vanwege het slechte licht en dat ik zo moest ingespannen om nog iets te kunnen zien. Het was vaak ’s nachts verschrikkelijk koud, maar ik kon niet met handschoenen aan seinen, ik was bang dat dit mijn seinschrift aan zou tasten en dat men in Engeland zou denken dat ik onder dwang van de Nazi’s zat te zenden. *)
Ik moest ook nog eens om negen uur ’s morgens contact opnemen, dus waren de nachten soms wel heel erg kort”.

*) Pas in de loop van 1943 begon SOE de “handschriften” van de telegrafisten vast te leggen zodat men wist of de juiste persoon achter de seinsleutel zat. Iedereen seint namelijk op een iets andere wijze de verschillende morse tekens. In Engeland had SOE  op dat moment namelijk al het vermoeden dat niet de eigen telegrafisten in Nederland berichten verstuurden, naar Nazi-telegrafisten. Dit was het zogenaamde Englandspiel.

Het maken van fouten door telegrafisten achter vijandelijke linies als gevolg van stress was heel gebruikelijk, maar Haugland maakte tijdens zijn hele verblijf op de Hardangervidda maar één enkele fout.
Voor deze fout werd hij zwaar op de vingers getikt want hij had in de haast en met verkleumde vingers van de kou in een belangrijk bericht een verkeerde coderingsmethode toegepast. De operators in Engeland waren gewend geraakt aan de handschriften van de diverse telegrafisten in het veld en het laatste bericht van Haugland had hun wantrouwen gewekt. Daarom werd een met Haugland van te voren afgesproken veiligheidsbericht verstuurd: ‘ wat kwam u tijdens een wandeling langs Strand in de vroege ochtend van 1 januari 1941 tegen?’ Haugland antwoordde: ‘ drie roze olifanten’. Bij SOE was men merkbaar opgelucht, Haugland zond niet onder Nazi regie. Hijzelf was niet zo blij met de suggestie dat hij een fout gemaakt zou hebben.
Uiterst vertrouwen hebbende in de kwaliteit van zijn uitzendingen zond hij Engeland het volgende priemende telegram:

‘ ben verbaasd over uw telegram stop volg slechts de beste Engelse radioprocedures stop ons telegram
  over de landingsplaats was heel duidelijk   stop  einde van bericht was correct zoals in alle
  voorafgaande berichten sluiten’.

Juist op dag, 11 februari 1942, dat er een verschrikkelijke storm over de Hardangervidda raasde werd Swallow op stand-by gezet. Het was die dag onmogelijk om zich buiten de hut te begeven, de mannen werden buiten door de snijdende wind gewoon omver geblazen. Zij hadden allemaal tijdens hun jeugd meerdere winters op de Hardangervidda doorgebracht, maar geen van hen kon zich een dergelijke storm herinneren. Deze storm bracht het risico met zich mee dat de dropping van het Gunnerside-team opnieuw zou worden uitgesteld en daardoor bleef er nog maar één mogelijkheid in maart over. Na de volle maan- periode in maart zouden de nachten alweer te kort worden voor dergelijke operaties. Terwijl de mannen alle openingen in de hut dichttimmerden was er toch nog een voordeeltje; bij dit weer zouden de Nazi’s hen nooit kunnen vinden. Zij werden beschermd door het beste defensieve middel wat er is: de natuur zelf.
Het Swallow team was de hoogvlakte gaan beschouwen als hun eigen achtertuin, een klein stukje land in bezet Noorwegen wat nog steeds vrij was. De Nazi’s zouden duizend jaar kunnen blijven, maar zij zouden de Hardangervidda nooit kunnen bezetten. Swallow was niet bang voor de Hardangervidda, zij respecteerden de krachten van de natuur. Als het stormde bleven zij in een hut, of in een sneeuwhol en kwamen pas weer naar buiten als de storm uitgeraasd was. Zij probeerden de Hardangervidda niet te bedwingen, want dat had geen zin, als het er op aan kwam was er maar één winnaar. Zij gebruikten de Hardangervidda in hun voordeel tegen de Nazi’s en als zij voorzichtig genoeg waren, was de hoogvlakte een ondoordringbare plek om je schuil te houden. Er bestond altijd het gevaar door een vliegtuig gezien te worden tijdens patrouilles, of door vijandelijke soldaten als zij bij gelegenheid weer eens een deel van het gebied uitkamden. Zij hadden echter altijd de mogelijkheid zich verder in de wildernis terug te trekken en daar durfden de Nazi’s niet te komen. Het gebied was ook hun voorraadschuur geworden, het voorzag hen van eten, brandhout en water.

Op 16 februari 1942 stonden de leden van Gunnerside weer op het vliegveld terwijl het regende dat het goot. Het vliegveld werd vaker gebruikt voor geheime zaken en het personeel had al vaker het vertrek van vreemde operaties gezien. Toch keken zij nog verbaasd op toen een groep tot de tanden bewapende slodaten met zware bepakking in witte camouflage kleding uit de regen opdoken. Weer was professor Tronstad aanwezig om hen geluk te wensen.

Haukelid: “Het was erg krap in het vliegtuig, met onze zware uitrusting, wapens en dikke kleding konden wij ons bijna niet bewegen en nadat wij ons door de deur gewurmd hadden werd deze achter ons dicht geslagen. Wij vertrokken om 20.00 uur vanuit een regenachtig Engeland, maar na enige uren vlogen wij over een door de maan verlicht Noorwegen en weer vlogen wij over de Hardangervidda. Van de piloot kregen wij te horen dat wij over tien minuten moesten springen, deze keer hoefden wij niet naar het ontvangstcomité te zoeken. De deur in de bodem van het vliegtuig werd geopend en wij bereiden ons voor om te springen. Het maken van een parachutesprong is altijd spannend, of je het nu eerder gedaan hebt of niet en de harten van een ieder van ons klopten toch wel wat sneller dan normaal. De gedachte dat wij op het punt stonden in het maanlicht naar ons geliefde Noorwegen te springen maakte geen verschil.

De waarschuwingslamp sprong op groen: springen! Het was 00.02 uur toen Joachim als eerst met veel gekletter door het gat in de donkere nacht verdween, meteen daar achter aan nog een man, daarna twee containers, nog drie mannen sprongen en weer twee containers. Ik maakte mij gereed om te springen. De RAF helper drukte zichzelf tegen de wand om mij door te laten, maar aan de verkeerde kant. De static- lijn die mijn parachute met het vliegtuig verbond had zich rond zijn lichaam gewikkeld op een manier dat ik hem mee naar buiten zou trekken als ik sprong. Ik pakte hem beet, duwde hem naar de andere kant van het vliegtuig en sprong al staande door het gat, er was geen tijd meer om eerst te gaan zitten”.
De mannen sprongen op een hoogte van maar 230 meter. Met hen werden ook nog elf containers afgeworpen en dit moet een spectaculair gezicht geweest zijn. Zeventien geopende parachutes die langzaam naar een enorme witte vlakte zweefden. In het rapport van de laadmeester stond: dropping perfect uitgevoerd, alles volgens plan. De staartschutter had zeventien geopende parachutes gezien en Squadron Leader Gibson, bevestigde dat er contact was geweest met Eureka, Swallow daarin tegen meldde geen contact te hebben gehad met het Rebecca toestel in het vliegtuig.

Haukelid:”Terwijl ik aan mijn parachute door de lucht zweefde zag ik het vliegtuig naar het Noorden verdwijnen, terug naar Engeland, terug naar de regen, naar lekkere warme thee en naar een volgend feest. Onder mij was niets anders dan sneeuw en ijs. Ik landde midden tussen de containers. Door een misverstand had de piloot de containers als laatste afgeworpen en plaats van ze als eerste eruit te gooien. Ik begon te parachutes op te rollen zodat de containers en pakketten niet door de wind weggeblazen zouden worden. Een pakket met daarin onze rugzakken ging er toch met hoge snelheid vandoor richting het einde van een groot meer. Birger Strømsheim rende er achteraan, kreeg het te pakken maar werd twee kilometer meegesleept tot een scheur in het ijs hen tot stilstand bracht. 

Als het pakket met de rugzakken verloren was gegaan dan had dit de operatie danig kunnen vertragen. Van alle afgeworpen uitrusting waren er alleen een slaapzak en twee rugzakken beschadigd, de rest was veilig geland. Het team pakte de containers uit en namen alles mee wat zij direct nodig zouden hebben en wat voor de aanval nodig zou zijn. De rest werd onder de sneeuw begraven en met stokken gemarkeerd zodat zij hun uitrusting op een later tijdstip terug zouden kunnen vinden. Om vier ’s morgens waren zij klaar en konden op weg gaan om Swallow te zoeken.

Haukelid: “Rønneberg vroeg mij waar wij ergens waren en ik antwoordde, van mijn part in China, ik ken dit gebied niet”.

                          
Zij keken uit over een enorme witte vlakte die door de maan verlicht werd. Het leek wel of zij op een andere planeet geland waren. De laatste twaalf maanden hadden zij onder totaal andere omstandigheden doorgebracht. Gedurende die tijd wisten zij dat zij ondanks hun keiharde training dat zij een enorm ondersteunend netwerk om zich heen hadden. Eèn die hen onderdak verschafte, voor voedsel zorgde, hen van kleding had voorzien en hen zelfs vermaakten. Maar nu twaalf uur later stonden zij er alleen voor, in een van de meest verlaten gebieden op aarde, midden in vijandelijk gebied en tenminste 400 kilometer verwijderd van enige vorm van veiligheid: de Zweedse grens. Het was een vreemd en bitter gevoel te bedenken dat zij nu vreemden in hun eigen land waren en een prooi voor een genadeloze bezetter.
De sterkte van de bezettingmacht was 300.000 man en het zouden er voor het eind van de oorlog 400.000 worden, maar voor Gunnerside was het een goed gevoel dat, zelfs al waren het er een miljoen, zij nog geweldig veel moeite zouden hebben hen hier op de Hardangervidda te pakken te krijgen. Net als voor Swallow, was nu ook voor Gunnerside de Hardangervidda hun eerste verdedingslinie, een natuurlijke bondgenoot. Wel één die eisen stelde en humeurig was. Haukelid: “Wij leerden dat je de natuur niet kunt dwingen, maar dat je je  aan moet passen. De natuur verandert niet, de mens moet veranderen als hij wil leven in een gebied waar de natuur oppermachtig is”. Terwijl de anderen druk bezig waren om hun uitrusting bij elkaar te zoeken was Storhaug (de kip), de beste skiër van allemaal op zoek gegaan naar een schuilplaats, maar hij kwam terug zonder een hut gevonden te hebben. Tegen die tijd verslechterde het weer dramatisch, een sneeuwstorm huilde over de hoogvlakte. Hierdoor werd het zicht gereduceerd tot een paar meter en dit maakte het onmogelijk om een lange mars tegen de storm in over het plateau te maken. Hoewel dit hun skisporen uit zou wissen was dit niet wat zij nodig hadden direct na de landing. Zij wisten niet precies waar zij zich bevonden en er was geen ontvangstcomité om hen in veiligheid te brengen. Na twee kilometer een wanhopige strijd tegen de elementen te hebben geleverd, waarin de omstandigheden per minuut verslechterden, hadden zij enorm geluk door letterlijk tegen een hut aan te lopen die Jansbu heette. Snel maakten zij met een bijl het slot open, binnen waren er bedden en er lag zelfs een halve kuub haardhout zodat zij kon opdrogen en zich opwarmen terwijl de storm rond de kleine houten hut tekeer ging.
Ieder van hen draaide steeds een wachtdienst van anderhalf uur, hoewel er vrijwel geen kans bestond dat zij in dit weer ontdekt zouden worden, want de storm nam gedurende de ochtend nog alleen maar in kracht toe.
                                                                                                                                       
Ronneberg: “Je had het gevoel dat de hut elk moment door de storm opgetild kon worden”. De storm raasde nog steeds over de Hardangervidda toen zij opstonden. Toen zij uit het raam keken zagen zij dat er 60 cm verse sneeuw gevallen was. Door de storm waren sneeuwbanken rond de hut ontstaan van anderhalve meter hoog. De training die zij in Schotland hadden ondergaan was van de hoogste orde, maar zij waren niet voorbereid op dergelijke extreme omstandigheden in hun eigen vaderland. Het team wist nog steeds niet precies waar zij waren, maar zij vermoedden dat zij in de buurt van een meer genaamd  Bjornesfjorden geland waren.

Bjornesfjorden
Op 17 februari om 17.00 uur besloot men richting de Svensbu hut te
trekken, maar de westerstorm en de stuifsneeuw maakten het bijna
onmogelijk om vooruit te komen en men wist ook niet precies in welke
richting men moest trekken. Daarbij kwam nog dat elk van hun een
rugzak droeg met 30 kilo uitrusting en men most ook nog eens twee
sleden trekken die elk met 50 kilo uitrusting beladen waren. Na een
uur voort geworsteld te hebben werden de sneeuwbanken zo hoog dat
Rønneberg opdracht gaf om rechtsomkeert te maken, terug naar de
Jansbu hut.
Deze opdracht redde zondermeer de groep van de ondergang, want de
storm hield nog zes dagen in alle hevigheid aan en dat zou zeker tot een
ramp geleid hebben als men door was gegaan.
Terug in de veiligheid van de hut begon Rønneberg te vermoeden dat zij
niet bij Bjornesfjorden geland waren, maar in de buurt van Skrykken,
30 kilometer ten Noordwesten van de bedoelde dropzone. Een vette
vingerafdruk op een kaart die Rønneberg in de hut gevonden had, zette
hem aan het denken. Toen zij daarna de hut grondig doorzochten
vonden zij een visserslogboek voor het Skrykkenmeer en dit
bevestigde zijn vermoeden.  Gunnerside was niet in het bezit van een
radioset en was daardoor niet in staat met Engeland of  met Swallow
contact op te nemen.
Hoewel het niet langer sneeuwde de joeg de storm de sneeuw met zo’n
kracht over de hoogvlakte dat het onmogelijk was zich buiten de hut
te begeven, laat staan om een lange mars te maken.

Door de plotselinge klimaatsverandering werden vrijwel alle leden van
het team ziek, men kreeg koorts en opgezwollen halsklieren. Swallow
was door Engeland op de hoogte gesteld dat Gunnerside
geland was, maar na enige tijd begonnen zij het ergste te vrezen voor
hun kameraden. Helberg: “Dit was de ergste storm die wij tot nu toe
meegemaakt hadden. Het ging maar door en door en na een week
begonnen wij ongerust te worden, niet wetend of Gunnerside in staat
was geweest een onderkomen te vinden”. Er ontstond onenigheid wat
Swallow moest doen, er werd voorgesteld om een reddingsoperatie op
touw te zetten  zodra de storm zou gaan liggen, maar Poulsson was
daar absoluut op tegen. Hij redeneerde dat als de piloot de drop zone
niet had kunnen vinden hij hen ergens anders gedropt zou kunnen
hebben.

Tijdens de vierde dag van Gunnerside op de Hardangervidda
probeerden zij naar het depot terug te keren waar zij hun voorraden
begraven hadden om meer rantsoenen op te halen, maar weer werden zij
naar de hut teruggedreven door de storm.

Svensbu
Rønneberg: “Terwijl wij moesten wachten tot de storm ging liggen gebruikten wij al onze rantsoenen
die in onze rugzakken zaten en daarna hadden wij de grootste moeite het depot terug te vinden want de storm had het landschap totaal veranderd. Die nacht blies de storm de schoorsteenpijp van het dak. Tot twee keer toe probeerde ik hem er weer op te zetten, maar beide keren werd ik van het dak geblazen en kwam ik in een sneeuwbank terecht aan de andere kant van de hut”.
De volgende dag probeerden zij het opnieuw, maar de stokken die zij als markering in de sneeuw hadden gestoken waren nu totaal bedekt en daar kwam bij dat het zicht nog zo beperkt was dat zij hun kompassen niet konden aflezen om de richting te bepalen. De dag daarna deden zij opnieuw een poging, maar na drie uur gaven zij opnieuw de hoop op om het verstopte materiaal te vinden, uitgeput en rammelend van de honger keerden zij naar de Jansbuhut terug.


Op 21 februari noteerde Rønneberg in zijn notities: ‘De sneeuwstorm raast met vernieuwde kracht over de hoogvlakte, het zicht is nul’. De algemene matheid onder de leden van Gunnerside was nog steeds aanwezig en twee mannen waren nog steeds ernstig ziek van verkoudheid. Tot overmaat van ramp ontdekten zij dat enige containers met voedsel tijdens de landing beschadigd waren.  Pakken zout waren opengebroken en hadden zich met de rest vermengd waardoor veel voedsel niet meer te eten was. De rugzakken met voedsel waren in Schotland slecht ingepakt en in twee van de rugzakken was alles kapot gegaan en door elkaar gekomen. Het was één brei van gebroken biscuits, margarine, suiker, rozijnen, sokken en handschoenen. 

In zijn notities legde Rønneberg zijn kwaadheid vast over wat hij zag als het hap-snap verpakken van de verschillende containers. Later werden zijn bezwaren door Kolonel Wilson, hoofd van de Noorse sectie van SOE, weggewuifd. Hij maakte duidelijk dat elke container duidelijk gelabeld was en op de labels was duidelijk vermeld wat er in moest zitten. Eén voor explosieven, één voor reserve kleding, etc, etc. Wat er gebeurd was is het volgende:  de pakkers hadden, met de beste bedoelingen en om de teamleden een plezier te doen, zoveel mogelijk extra voedsel overal tussen gestopt. De drukte die hier destijds over werd gemaakt, komt nu onnozel over, maar het was toen heel belangrijk voor de mannen van Gunnerside, die elke kruimel van hun rantsoenen nodig hadden om op de been te blijven.

Op 22 februari 1943 was de storm eindelijk uitgeraasd en werd het uitgeputte en gehavende Gunnerside- team wakker onder een blauwe lucht. Alles was weer tot rust gekomen op de hoogvlakte, die veranderd was in een enorme, bijna onafzienbare witte vlakte. Elke rots, elke top of bosje was bedekt met een witte laag, wat het landschap een vreemd, haast buitenaardse indruk gaf.
De mars naar Kallungsjå, op weg naar de Svensbuhut, zou steil en moeilijk worden, en doordat zijn mannen niet fit waren besloot Rønneberg dat hun bepakking beperkt zou worden tot het absolute minium. Zij namen de Britse uniformen en uitrusting voor het Swallow team mee, voor vijf dagen voedsel en de explosieven. Zij vertrokken om 1 uur ’s middags, elk met een rugzak die 25 kilo woog en twee sleden die beladen waren met elk 30 tot 40 kilo. Toen zij nog maar net vertrokken waren werd er al meteen alarm geslagen. Een skiër die een slee voortrok, kwam over het meer recht op de hut af. Het was onwaarschijnlijk dat het een Nazi was die in zijn eentje op patrouille was, maar het kon wel een Quisling landverrader zijn. Gunnerside ging aan de andere kant van de hut in dekking en de man werd overmeesterd en in de hut gebracht om verhoord te worden.  Haukelid: “Dit was de angstigste man die ik ooit gezien heb, maat ik kon het mij wel voorstellen, als je door zes mannen met baarden in Britse uniformen wordt overmeesterd”.
Net als Swallow had ook dit team de opdracht gekregen om iedereen waarmee zij in contact kwamen en die de missie in gevaar zou kunnen brengen te elimineren. Of zoals Rønneberg het uitdrukte: “Als het nodig bleek te zijn moesten wij hem in de bergen doden”. Dit was een ongewenst ontwikkeling voor het team. Zouden zij de missie in gevaar brengen als zij de man lieten gaan, of moesten zij hem doden terwijl het misschien een vaderlands lievende landgenoot zou blijken te zijn? “Het was een erg moeilijke beslissing. Moesten wij een man doodschieten die gewoon op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was?”, zo noteerde Rønneberg.
De man bleek Kristian Kristiansen te zijn, een 43 jarige rendierjager. Hij was in het bezit van een geweer, wat door de Nazi’s verboden was. Hij had 3000 kronor  bij zich, een lijst van klanten uit Oslo, broodbonnen die in Uvdal en Geilo waren uitgegeven en een identiteitskaart waaruit bleek dat hij uit Uvdal afkomstig was. Uvdal was de eerstvolgende vallei naar het oosten.  De man was een zwarthandelaar en alle soldaten en vrijheidstrijders hadden een hekel aan dit soort mensen. Gedurende het verhoor, een spel van bluf en overbluffen, draaide het  erop uit dat noch Gunnerside, noch de jager hun ware identiteit prijs wilden geven om het spel daarmee te verliezen. De jager dacht dat de mannen leden waren van  Hird en liet daarom doorschemeren dat hij de Quislings ondersteunde, maar dat hij geen lid was van de partij. Rønneberg besloot de man voor het team in te zetten door hem een slee te laten trekken terwijl hij hen naar Kallungsjå leidde. Maar voordat zij vertrokken braadden zij een groot stuk rendiervlees van de man uit Uvdal, dat stuk vlees zou in ieder geval nooit de zwarte markt bereiken. Laat die avond vertrok het gezelschap richting Kallungsjå.
Gedurende de mars begon Rønneberg te geloven dat de man te vertrouwen was en dat hij niet geëxecuteerd hoefde te worden, maar hij was er nog steeds niet zeker van.
Zijn verstand zei hem de man te doden, zijn hart zei hem de man te laten gaan. Wat Kristiansen ook mocht zijn, hij was een uitstekende gids en een heel goede skiër.
Om vier uur ’s ochtends bereikten zij een hut aan een meer genaamd Hettevatn. Er waren voldoende sporen dat de hut recentelijk door rendierjagers was gebruikt en Krstiansen verklaarde dat de hut van zijn zwagers was. De mensen uit Uvdal waren vaak in de bergen om heimelijk op rendieren te jagen. In de hut werd een warm ontbijt gemaakt en werd uitgerust tot de zon weer op kwam. Gunnerside kwam tijdens het tweede deel van de tocht tot de ontdekking dat een aantal kuddes rendieren in het gebied aanwezig was en zij kregen een goed gevoel dat Grouse, ondanks dat zij lang op hen hadden moeten wachten, toch voldoende te eten te pakken had kunnen krijgen.
Terwijl zij bijna Kallungsjå bereikt hadden, uitgeput door de ingespannen trektocht, zagen zij plotseling twee mannen (beiden hadden baard) met grote snelheid langs de horizon skiën. Haukelid kreeg de opdracht naar voren te gaan omdat hij de leden van Grouse immers het beste kende. Met zijn verrekijker bestudeerde hij de man totdat deze tot 200 meter genaderd was.
Haukelid: ”Maar ik kon hem niet herkennen, hij had erg veel kleren aan en hij had een baard waardoor ik zijn gezicht niet kon zien. Een tweede skiër verscheen, een paar honderd meter achter de eerste man, kon dit Arne zijn? Maar deze man had een rode baard! 
De twee mannen staken het meer over en op een gegeven moment stopten zij en speurden de Hardangervidda af.
Knut kreeg opdracht zijn camouflage pak te verwisselen voor burgerkleding en om contact met de skiërs te maken.  Hij moest ze desnoods maar vertellen dat hij  rendierjager was. De rest van de groep ging in dekking achter de rotsen of ging plat in de sneeuw liggen met hun pistolen en machinepistolen in de aanslag. Het was weer een spannend moment voor het Gunnerside-team terwijl Haukelid en de twee skiërs aarzelend contact maakten.
Haukelid vond dat de twee mannen eruit zagen als zwervers. Hun kleding was gerafeld, hun gezichten waren bleek en smal en hun schouders waren gebogen, maar het waren Arne en Claus! Een schreeuw van vreugde stelde ook de anderen op de hoogte dat er contact was gemaakt tussen Swallow en Gunnerside.
Helberg en Kjelstrup waren door Poulsson op verkenning gestuurd zodra het weer opgeknapt was. Poulsson’s vermoeden dat de leden van Gunnerside via Kallungsjå naar het zuiden zouden trekken was dus uitgekomen. De leden van Gunnerside zagen nu pas goed hoe het Swallow-team eruit zag: mager, een vale geelachtige huid en met lang haar en grote baarden. Na de begroeting waar zelfs enige emoties naar boven kwamen, zover als dat bij een Noor mogelijk is, was er nog de vraag wat er met de jager moest gebeuren. Ten slotte werd besloten hem te laten gaan, maar niet nadat hem duidelijk was gemaakt wat de gevolgen voor hem zouden zijn als hij hen zou verraden. Als extra veiligheidsmaatregel lieten zij hem een verklaring tekenen waarin stond dat hij de bezitter van een geweer was en men zou deze verklaring naar de Nazi’s doorspelen indien zij opgepakt zouden worden. De Nazi’s schoten iedereen dood die betrapt werd op het afschieten van rendieren. En om te voorkomen dat zich in de bergen verzetsgroepen zouden nestelen werd ook het bezit van buitensport materiaal, zoals tenten, slaapzakken en dergelijk verboden.
Ook gaven zij hem een voedselvoorraad voor vijf dagen mee, hopende dat hij daardoor lang genoeg in de bergen zou blijven zodat zij hum missie konden uitvoren voordat hij weer in de bewoonde wereld zou opduiken.

Zonder er bij na te denken hadden zij hem ook Engelse chocolade meegegeven. De dekmantel van een agent kon door dit soort details in gevaar komen. Een broek met een Engels kledingmerk, Engelse tabaks kruimels in een broekzak, een Engels potlood, al deze zaken konden tot de executie van een agent in het veld leiden.  Daarom had SOE allerlei fabrieken, werkplaatsen en laboratoria om voor elk land waar men actief was goederen en kleding te maken die in dat land in gebruik waren.
De mannen maakten dus een grove fout door Krsitiansen Engelse chocolade mee te geven en hiermee brachten zij ook zichzelf en hun missie in gevaar.

Rond vier uur keek Poulsson uit het raam van de Svensbuhut en hij zag dat Helberg een slee voortrok en hij realiseerde zich tot zijn grote vreugde meteen dat er contact met Gunnerside gemaakt was.  Skinnerland werd weggestuurd voordat de groep de hut had bereikt, geheimhouding was nog steeds van vitaal belang.
Uitgeput en half verhongerd hadden de leden van Gunnerside 45 kilometer in 16 uur afgelegd en het was een hele opluchting dat zij tenminste in het gezelschap van hum kameraden in elkaar zakten. Die nacht vierden de mannen een heel apart feest. Allen waren in slechte conditie, al naar gelang wat zij te verduren hadden gehad. Poulsson schreef echter in zijn logboek dat hij en zijn mannen topfit waren, maar dat Gunnerside nog moest acclimatiseren en dat zij er niet goed uit zagen. Als  dat zo was, terwijl Swallow door Gunnerside als uitgemergeld en ziekelijk werd beschreven, dan geeft het ons wel een idee hoe Gunnerside er aan toe moet zijn geweest na hun acht dagen durende beproeving op de Hardangervidda.
Rendier vormde natuurlijk het hoofdbestanddeel van het feestmaal, maar dit werd door Gunnerside aangevuld met chocolade en gedroogd fruit. Nadat zij hun honger gestild hadden gingen zij rond de kachel zitten roken en vertelden elkaar wat zij gedurende de afgelopen maanden beleefd hadden. De leden van Swallow hadden het idee dat zij gedurende de afgelopen vier maanden als een soort schipbreukelingen op een onbewoond eiland hadden gezeten, maar nu werden zij weer op de hoogte gesteld van al het wereld- nieuws, de vorderingen van de oorlog en nieuws over wederzijdse vrienden. De volgende dag zouden zij zich wel weer serieus bezig houden met de planning van één van de meest gewaagde sabotageacties in de militaire geschiedenis, maar die nacht waren roken, chocolade eten en praten belangrijker.
De volgende ochtend stuurde Haugland een vrolijk bericht naar Londen:

- de groep is gisteren gearriveerd  stop  alles in orde  stop  uitstekende sfeer  stop
- ben weer in de lucht na de actie  stop  allen groeten u hartelijk  sluiten

Gunnerside rustte die dag uit om op krachten te komen voor de komende operatie. Helberg werd naar Rjukan gestuurd waar hij met een informant contact op moest nemen om er achter te komen wat de recente sterkte van de bewakingstroepen was en wat er aan nieuwe defensieve maatregelen rond de fabriek genomen waren.
Haugland haalde zijn radioset uit elkaar en vertrok naar het depot bij Skrykken. Hij zou Skinnerland onderweg oppikken. De twee zouden de komende tijd in dekking gaan en afwachten tot hun kameraden op een bepaald punt een bericht zouden achterlaten over het verloop van de actie.  Dit bericht moesten zij via de radioset aan Engeland doorgeven. De anderen restte slechts 48 uur voordat zij in actie zouden komen.
(vorig hoofdstuk)