TERUG
Operatie Freshman
Tot op het bot
Glijvlucht naar de dood.

Tegen het einde van september 1942, waren de plannen van de aanval slechts in grote lijnen opgezet door Combined Operations. Uit memo’s die langs de diverse betrokkenen circuleerden bleek dat alle opties nog open waren. Er was echter een duidelijke reden waarom de definitieve planning van de operatie zo lang duurde. Hoe men het ook bekeek,  men had geen idee hoe men de mannen Noorwegen weer heelhuids uit moest krijgen. Eén van de varianten was om de mannen met een Catalina vliegboot op het Møsvatn meer af te zetten, waarna men zich gedurende de nacht in de bergen zou terugtrekken, om daarna binnen 24 uur toe te slaan voordat men ontdekt werd. De groep moest zich in drieën splitsen en  op een vooraf afgesproken punt weer samenkomen. De groep zou daarna in zijn geheel ten aanval gaan, nadat alle weerstand gebroken was zouden de drie groepen apart drie verschillende taken uitvoeren.
De eerste groep zou de voorraad zwaar-water vernietigen, de tweede groep moest de zwaar-water-  installatie vernietigen en de derde groep zou de weg naar de fabriek in beide richtingen blokkeren en duitse versterkingen zo lang mogelijk ophouden. De drie groepen zouden zich daarna gezamenlijk tien kilometer naar het westen terugtrekken, naar het Møsvatn meer en daar zou een Catalina vliegboot hen oppikken en terugkeren naar Engeland.
Er waren natuurlijk problemen met dit plan, een vliegboot heeft water nodig om op te land en tegen het einde van oktober zouden de meren in Noorwegen al bevroren zijn. Gezien de grootte van het vliegtuig leek het zeer waarschijnlijk dat de bewakers van de Møsvatndam het vliegtuig zouden zien. De ontsnapping zelf zat vol risico’s, er zou razend snel alarm worden geslagen en zelfs al zouden de commando’s het vliegtuig kunnen bereiken dan nog was de kans groot dat het op de terugweg door gealarmeerde jagers zou worden neergeschoten.
Catalina
De besluiteloosheid van Combined Operations begon Whitehall te irriteren als mede de SOE, wiens kwartiermakers (Grouse) zaten te duimendraaien in Noorwegen. Begin oktober werd Combined Operations via de privesecretaris van de voorzitter van de Raad van Oorlog tot spoed gemaand. Uit de neergekrabbelde notities van een vergadering van 13 oktober valt op te maken dat er nog steeds geen concreet plan gereed was. Een schetsje geeft de landingplaats van de zweefvliegtuigen aan, maar een aanvalsplan is er nog steeds niet.

De notities zagen er ongeveer als volgt uit:
Een vrachtwagen met onze mannen naar (de parkeerplaats bij de hangbrug) en de bewakers uitschakelen in het wachtlokaal……de door de aanvallers meegebrachte containers met explosieven moeten de hele installatie vernietigen….tijdvertragers van 2 uur moeten de gewaarschuwde bevolking de kans geven te vluchten…de aanvallers moeten vanuit het Noorden de brug oversteken….toegang vanuit het Zuiden is niet mogelijk wegens obstakels…Skinnerland en zijn vrouw moeten gewaarschuwd worden om die dag hun schoonouders in Rjukan te bezoeken….busvervoer wordt aanbevolen…dichtst bij gelegen garnizoen is 120 kilometer verderop….in Rjukan zitten maar een paar Moffen.

Deze haastig neergekrabbelde notities laten blijken dat men van plan was de hele vallei op te blazen, maar dat men het ook niet uit de hand wilde laten lopen. Het geeft wel een beeld dat men eigenlijk geen idee had wat men precies moest vernietigen en hoe men slachtoffers bij de burgerbevolking moest zien te voorkomen. Enige dagen na deze vergadering werden de plannen uiteindelijk goedgekeurd. De operatie kreeg de codenaam “Freshman” en het doel van de missie was: voorraden Lurgan (codenaam voor zwaar-water) te vernietigen, dit is het belangrijkste doel van de missie. Pas als dit uitgevoerd is kan begonnen worden met de vernietiging van de productieinstallatie in de fabriek van Norsk.Hydro. De aanval zou uitgevoerd worden met zweefvliegtuigen en dit zou de eerste operatie van de geallieerden zijn die op deze wijze ondernomen werd in de Tweede Wereld Oorlog. De aanvalsgroep zou uit 36 man van de Royal Engineers van de 101ste Luchtlandings Divisie bestaan, inclusief drie officieren, vier bemanningsleden van de zweefvliegtuigen en de vier mannen van Grouse. Men moest desnoods al vechtend het doel zien te bereiken en de eventuele gewonden moesten voorzien van morfine achtergelaten worden. Na de actie moesten de Engelse Commando’s desnoods vechtend naar Zweden zien te ontsnappen, een vluchtweg van 400 kilometer tot de grens! Gouse moest zich diep in de bergen terugtrekken en zich schuilhouden tot de Duitse zoektochten voorbij zouden zijn.

Aan de Engelse soldaten zou geen enkel detail van de operatie meegedeeld worden, ook werd hen niet verteld naar welk land men ging, dit zou pas een paar dagen voor vertrek bekend gemaakt worden. Wel werd hen verteld dat zij speciaal geselecteerd waren om een operatie achter vijandelijke linies uit te voeren. Zij werden gewaarschuwd voor welke gevaren zij zouden komen te staan en men kon desgewenst om zwaarwegende persoonlijke redenen als men bijvoorbeeld een klein kind had, of een zwangere vrouw, de missie weigeren. Degenen die dit deden werden naar hun eigen eenheden teruggestuurd zonder dat er vragen gesteld werden. De operatie werd omgeven door de hoogste vorm van veiligheid, er werd zelfs een dekmantel bedacht waarom de mannen hun eigen eenheden verlieten en waarom zij een speciale training kregen. De dekmantel was een creatie van Overste Henneker, van de Royal  Engineers Airborne Division, ondersteund door Combined Operations en hield in dat de mannen uithoudingsproeven zouden doen samen met hun Amerikaanse tegenhangers in verschillende delen van het land en de winnaars zouden de prijs, de Washington Cup, ontvangen. De zweefvliegtuigen die voor de operatie bestemd waren werden in hangars gestald om te voorkomen dat ze door Duitse fotoverkenners gefotografeerd zouden worden. De soldaten kregen een uitputtende commandotraining, wat onder andere in hield dat er lange marsen met volle bepakking (40 kg) werden gelopen. Het idee was niet alleen om de mannen lichamelijk fit te krijgen, maar ook degenen te selecteren die het fysiek niet aan konden. Na de basistrainingen werden de mannen op 27 oktober 1942 overgeplaatst naar Snowdonia en opgesplitst in paren. Daarna werden zij “blind”op een berg gedropt en zij moesten gedurende vier dagen en nachten zien te overleven.  Met een kaart en kompas moesten zij naar van te voren vastgestelde rendezvous punten navigeren. Zij kregen rantsoenen mee die ook in Noorwegen gebuikt zouden worden zodat hun lichaam er al gewend was voordat men vertrok. Sommigen werden na de training in Wales als nog uit het programma gehaald, maar de meesten gingen verder met een cursus explosieven, eerst op het SOE station in Hertford North en later in Port Sunlight in de Wirral en Fort William in de Hooglanden.
De commando’s werden nooit verteld waar zij zich bevonden en werden ’s nachts van het ene opleidingscentrum naar het andere verplaatst. Zij voerden nepacties uit zodat de mannen gewend waren in het donker een ruimte te betreden, hun explosieven rond apparatuur aan te brengen alsof zij blind waren. Net als SOE-rekruten werden zij ook opgeleid in de kunst van ongebruikelijke oorlogsvoering, zoals iemand geruisloos doden, straatgevechten, het gebruik van een dolk en wurgkoord en doden met blote handen. In een namaakdorp met omhoog komende  doelen die er uitzagen als vijandelijke soldaten werd getraind in straatgevechten en wapens trekken op een Wild-West manier.

Eind oktober werd er een bijeenkomst belegd om  de ontsnappingsroute na de aanval te bespreken. Overste Henneker begon de discussie door te stellen dat het soldaten benam om zich als groep al vechtend een weg naar de vrijheid te banen. Majoor de Bruyne van MI-9, een specialist in ontwijk- en ontsnappingstechnieken legde echter uit dat zij, om als groep te kunnen ontsnappen, over een afstand tussen de 200 en 400 kilometer in vijandelijk terrein vrijwel geen kans hadden. Hij stelde voor dat men zich weer in paren zou splitsen en via verschillende routes de Zweedse grens zou proberen te bereiken door zich als Noren te verkleden. Henneker gaf zich gewonnen, maar stelde wel dat men zoveel mogelijk moest zien te voorkomen om niet twee idioten bij elkaar te zetten. MI-9 werd opgedragen een plan op te stellen waarbij tenminste drie verschillende ontsnappingsroutes uitgewerkt zouden worden. Elk van de mannen zou voorzien worden van een “ontsnappingsset”: een portefeuille met 200 Noorse Kronen, een kaart schaal 1:100.000 gedrukt op zijde en een instructie hoe zij zich als Noren moesten kleden en gedragen. De ontsnapping zou beginnen in battledress, maar zodra de gelegenheid zich voor zou doen moest men zich omkleden in civiele kleding die door MI-9 genaaid was om zo veel mogelijk op Noorse kleding te lijken.  De kleding werd nog voor de operatie uitgereikt zodat deze er, als de missie van start ging, gedragen uit zou zien. Hun werd ook verteld zich elke dag te scheren, zij die een snor droegen moesten hem afscheren, omdat Noorse mannen geen snorren droegen. Ook moesten zij hun haar laten groeien en lang haar dragen op de Noorse wijze. Er mocht vlak voor de operatie geen haarwater meer gebruikt worden, omdat dit waarschijnlijk in Noorwegen zelf niet meer te krijgen was. Ook werd hen bijgebracht een paar Kronen in een boot als bedankje achter te laten als zij die zouden moeten stelen. Als zij gevangen genomen werden moesten zij alleen volgens de Geneefse Conventie hun naam, rang en nummer prijsgeven.

Tijdens het overleg werd nogmaals benadrukt dat men tijdens de actie de Engelse gevechtskleding moest dragen, dat er geen twijfel zou kunnen bestaan over het feit dat dit een operatie van de Geallieerden was en niet van een lokale verzetsbeweging, om hiermee te voorkomen dat er represailles tegen de burgerbevolking ondernomen zouden worden.

Elke soldaat kreeg de volgende uitrusting mee: normale gevechtskleding met daaronder civiele kleding, een witte winddichte anorak, een wollen zeemanstrui, een blauwe skibroek, laarzen met beenkappen, een paar schoenen van Noors model , zes paar sokken, lang ondergoed, khaki wanten met wijsvinger, een paar rubber handschoenen (voor de explosieven), een pet, een bivakmuts, skisjaal en een stalen helm. De rest van de uitrusting bestond uit een lichte waterproof slaapzak van ongeveer twee kilo, een Bergen rugzak, een alcoholkompas en Stengun met magazijnen, rantsoenen voor tien dagen, een EHBO-set en de benodigde explosieven.

Majoor Munthe, een Gordon Highlander toegevoegd aan SOE (zoon van de Zweeds schrijver Axel Munthe), stelde een memo samen met daarin een paar zinnen die de Britse commando’s konden gebruiken tijdens hun ontsnapping naar het neutrale Zweden: “Jeg Har vert ut kopt lit proviant til Mor” (Ik ben wat boodschappen voor mijn moeder wezen doen) en “Unskyld men jag maa hurtigst til tannlegeren” (Sorry, maar ik moet zo snel mogelijk naar de tandarts). Munthe stelde voor om deze laatste zin met een kurk, of een steen in de mond uit te spreken.
Uit deze voorbeelden blijkt wel hoe ver SOE ging om, zelfs bij een haastig in elkaar gezette operatie als Freshman, het uiterste te doen voor de veiligheid van de deelnemers. Munthe’s voorstel was op zich niet zo gek want het was zeer onwaarschijnlijk dat de mannen een Duitser tegen zouden komen die Noors sprak. De meeste Hollywood films geven de indruk, zeker bij “The Heroes of Telemark”, dat SOE en Combined Operations uit een stel dol dwaze avonturiers bestond die geleid werden door een stel roekeloze schooljochies.
De waarheid is echter dat SOE, ondanks de kritiek in de eerste jaren van zijn bestaan, een uiterst effectieve en professionele organisatie was, die geleid werd door intelligente soldaten met gevechtservaring.
Nu wij toch met mythes en nonsens bezig zijn, de in 1963 door Kirk Douglas gemaakt film over de aanval in Vemork  werd door de echte saboteurs ronduit voor rotzooi uitgemaakt, ondanks het feit dat een aantal van hen geholpen hadden bij het tot stand komen van de film.
In het midden van November 1942 werd het gezelschap naar het noorden getransporteerd, net voor de aanvang van de november maan-periode  in de buurt van het vliegveld Skitten bij Wick. Het was een vlak landschap zonder enige bomen, aan de noord-oost kust van Schotland. Hier vandaan zou de operatie beginnen.
Op 15 november gaf Haugland door dat er 30 centimeter hard bevroren sneeuw lag op de landingsplaats. Als het weer zo bleef zou de mars naar de fabriek niet meer dan vijf uur in beslag nemen.

Op 18 november 1942 stuurde Louis Mountbatten, bevelhebber van Combined Operations, het volgende bericht naar  Premier Churchill via de natuurkundig adviseur van Downingstreet, Lord Cherwell:

Zes-en-dertig (in werkelijkheid waren het 34) leden van de Airborne Divisie worden op de nacht van 19 op 20 november, of de nacht van 26 op 27 november,  per zweefvliegtuig naar de krachtcentrale, elektrische- installatie voor de productie van zwaar-water en de voorraden zwaar-water gevlogen om deze te vernietigen. De Nazi’s beschikken over ongeveer 1500 kg zwaar-water, wat bijna allemaal in Vemork opgeslagen ligt. Mochten zij over een hoeveelheid van vijf ton van dit materiaal beschikken dan zullen zij in staat zijn een explosief te ontwikkelen dat duizend keer sterker is dan wat voor explosief waar wij vandaag de dag over beschikken. Als de operatie succesvol is, zal het zeker drie jaar duren voordat de Nazi’s vijf ton zwaar-water kunnen produceren. Als het echter mislukt dan kunnen zij reeds over 18 maanden over deze hoeveelheid beschikken. De aanvallers hopen naar Zweden te kunnen ontsnappen.

Churchill antwoorde:
C.C.O. gaat akkoord, vraag Lord Cherwell om bij mij rapport uit te brengen over technische details. Hij is al mijn adviseur over deze kwestie. Getekend W.S.C.

Van alle landen in Europa was Noorwegen het meest ongeschikt voor operaties met zweefvliegen, deze vliegtuigen zijn al extreem gevaarlijk zelfs als het terrein geschikt is en het weer mee zit. De troepen zelf gaven de voorkeur aan parachutes, hoewel deze vergeleken met het huidige materiaal, nog heel primitief en gevaarlijk waren. Zweefvliegtuigen hebben een vlak landingsterrein nodig en dat is in heel Noorwegen niet te vinden met zijn rotsige, slingerende valleien en fjorden. Landen op het ijs van de meren was ook geen optie, door het gewicht van het toestel met daarin twaalf zwaar bepakte mannen zou door het ijs zakken. Het toestel kon ook een massa keihard ijs voor zich uit stuwen en daardoor over de kop slaan.
Door het pokdalige terrein konden ook valwinden ontstaan waardoor de moeilijk te besturen zweefvliegtuigen konden gaan slingeren als een rodeo stier. Om het nog erger te maken bleek het weer in Noorwegen die herfst verschrikkelijk te zijn, zonder accurate weersvoorspellingen kon het maar zo zijn dat men met prachtig weer zou vertrekken, om even later in de storm verzeild te raken die boven de Hardangervidda raasde.   De piloten van de zweefvliegtuigen hadden een zeer gevaarlijk beroep en hun kans op overleving was uiterst klein naar mate het aantal operaties opliep.

Nadat zij op standby gezet waren in afwachting van de aankomst van Fresman, namen de mannen van Grouse de plannen keer op keer door om te voorkomen dat het die nacht mis zou gaan. Hun inzet was van vitaal belang gedurende de gehele operatie. Helberg en Poulsson moesten de landingslichten klaar zetten en het Eureka baken moest op de juiste plaats staan om de zweefvliegtuigen naar de landingsbaan bij de moerassen bij de Møsvatn dam te leiden. Haugland en Kjelstrup moesten bij de radioset blijven om op bericht van Londen te wachten om de landingsbaan gereed te maken. Helberg moest eerst in de volgende nacht de telefoonkabels doorknippen voordat hij en Poulsson de Britse saboteurs naar Vemork konden leiden. Voordat Haugland en Kjelstrup naar de hut konden terugkeren moesten zij eerst het Eureka baken vernietigen en de landingslichten verzamelen. De beide Grouse-paren zouden elk een andere route nemen na de actie en elk op een aparte plek een week onderduiken alvorens men elkaar weer bij een hut in de buurt van de dam zou ontmoeten.  Tijdens de nacht van 18 november zat men gespannen in de hut op bericht van Londen te wachten, maar tot hun teleurstelling werd het woord BOY uitgezonden, wat inhield dat de operatie die nacht niet door zou gaan. Om kwart over vijf de volgende middag gaf Haugland aan Londen door dat het weer in Telemarken goed was.  Er was enige wind uit het westen en wat flarden bewolking en het zicht was tien kilometer. Kort daarop werd het woord GIRL ontvangen, de operatie gng van start.

De 34 Royal Engineers, in volledige gevechtskleding en beladen met uitrusting, staken op 19 november op het vliegveld Skitten de startbaan over om in hun Horsa zweefvliegtuigen te klimmen die door Halifax bommenwerpers getrokken zouden worden. Naast de zeventien commando’s waren er nog twee RAF piloten in het vliegtuig aanwezig. Zij konden door middel van een telefoonlijn die in de trekkabel zat met de piloten in de bommenwerper communiceren. De planners van Combined Operations en SOE hadden uitgerekend dat 15 mannen nodig waren om de missie succesvol uit te voeren, maar zij hadden het aantal verdubbeld en verdeeld over twee zweefvliegtuigen. Als er een zou verongelukken, of tijdens de landing onder vuur zou komen te liggen, dan kon de rest de operatie als nog uitvoeren.

Halifax met Horsa zweefvliegtuig.
Helberg en Poulsson zetten het Eureka-baken in elkaar, dat hen zou waarschuwen wanneer de vliegtuigen in de buurt waren. Dit soort baken was aan het begin van de oorlog ontwikkeld. Ondanks het feit dat het ten opzichte van de huidige systemen uiterst primitief was, was het van onschatbare waarde voor SOE agenten, wiens levens er soms van af hingen om met de RAF te kunnen communiceren.
In het vliegtuig zat een apparaat wat Rebecca heette dat pulsen uitzond richting Eureka op de grond, deze zond de pulsen automatisch op een andere frequentie uit. Deze pulsen werden weer door Rebecca ontvangen en vergeleken met de  eerder uitgezonden pulsen. Op deze wijze konden de piloten precies vaststellen wat hun positie was ten opzichte van Euerka. Haugland die Eureka die nacht bediende zette de koptelefoon op en schakelde de spanning in. Wanneer de naderende vliegtuigen het signaal van Eureka ontvingen, kon Haugland een bepaald soort brom horen en wist daarmee dat zij in de buurt waren. Meteen legden zij drie rode landingslichten in een driehoek, elk honderd meter uit elkaar,  met een knipperende witte lamp in de top die de richting van de wind aangaf. Met de witte lamp werd de letter L geseind en deze werd op het vliegtuig gericht. De groep zat gespannen te wachten op het geluid van de bommenwerpers. Zij wachtten en wachtten, totdat om twintig voor tien Helberg en Poulsson het geluid van een vliegtuig hoorden dat naderde vanuit het zuid-westen en Haugland hoorde een zwak geluid uit het Eureka apparaat komen. Eindelijk waren de Engelsen er! Over een aantal uren zouden zij optrekken naar de fabriek in Vemork en daarmee voor het eerst met de vijandige bezettingsmacht geconfronteerd worden. Hun harten sprongen op bij het horen van het vliegtuig dat minder dan twee kilometer van hen verwijderd was in de enorme verlatenheid van de Hardangervidda. Maar de moed zonk hun in de schoenen toen zij hoorden dat het vliegtuig van hen vandaan draaide. Het volgende uur konden zij af en toe het geluid van een vliegtuig horen omdat de RAF piloten naarstig naar het baken in de witte wildernis onder zich aan het zoeken waren. Het was voor de mannen van Grouse niet duidelijk of het om één, of twee vliegtuigen ging. De bewolking begon dikker te worden en in de war gebracht door de hoeveelheid meren en ravijnen onder zich, kon de bemanning niet bepalen waar het landingsterrein lag. De Grouse-groep voelde zich hulpeloos. Om elf uur hoorden Poulsson en Helberg voor het laatst het geluid van een vliegtuig en een half uur later keerden zij terug naar de hut.

Op het moment dat de vier vliegtuigen om zes uur ’s avonds vertrokken was het weer gunstig, er was echter een lichte bries en een van de weerkundigen op de basis waarschuwde hiervoor en vond dat de missie niet door kon gaan. De wind begon aan te trekken toen zij boven de Noordzee vlogen. De zweefvliegtuigen begonnen te slingeren en te stampen waardoor de magen van de commando’s aanboord gespannen werden.
Dergelijke missies wekten altijd in gelijke mate stress en opgewondenheid op en als men daarbij ook nog in de houten vliegtuig zonder motor zit,  wat ook nog als een gek tekeer gaat, dan worden de zenuwen danig op de proef gesteld.

“Wij hebben absoluut het geluid van vliegtuigmotoren gehoord, maar er gebeurde maar niets”  vertelt Helberg achteraf. “Het weer was niet eens heel erg slecht, er was een beetje bewolking, wat wind, maar het stormde zeker niet. De maan was zichtbaar en daardoor was het niet eens heel erg donker”. Na de oorlog bevestigde Haugland dat er enig contact was geweest tussen het Rebecca- en Eurekasysteem en dat zij het vliegtuig boven zich hadden gehoord. Ik heb nog geprobeerd met Engeland contact op te nemen vanwege het weer, maar ik kon er niet door komen. Ik had last van storing veroorzaakt door het Eureka systeem, maar al snel hoorden wij het geluid van vliegtuigmotoren boven ons, maar het stierf weer weg. Om vijf voor twaalf ontving Combined Operations een vaag bericht dat één van de zweefvliegtuigen boven zee, vlak voor de Noorse kust, losgekoppeld was, maar er was geen nieuws over het sleepvliegtuig.  Om half twee ontvingen zij het bericht dat een van de Halifax bommerswerpers veilig op Wick was geland. Tijdens het ochtendgloren stegen tien vliegtuigen op om voor de Noorse kust naar het zweefvliegtuig te zoeken, maar zij keerden allen terug zonder iets gevonden te hebben. Gedurende de volgende twee dagen was er veel verwarring over het lot van de bommenwerper en de twee zweefvliegtuigen. Op de derde dag onderschepte een luisterstation een Duits bericht waarin vermeld werd dat twee zweefvliegtuigen en een bommenwerper gedwongen waren te landen en dat de sabotagetroepen waren aangevallen en geëlimineerd. Wat er echt met de manschappen gebeurd was werd pas duidelijk toen Engelse troepen na de oorlog naar Noorwegen terugkeerden.

Eén van de bommenwerpers met een zweefvliegtuig achter zich, had de dropzone bereikt, maar omdat men niet zeker wist of dit de juiste lokatie was en omdat de brandstofvoorraad snel afnam besloot de bemanning  de terugweg te aanvaarden. Vechtend om hoogte te winnen vloog het vliegtuig een wolk in en er ontstond hevige turbulentie . De trekkabel bevroor compleet en brak, hierdoor stortte het zweefvliegtuig in de ijzingwekkende spiraal met 160 km/uur met de neus naar beneden. De vliegtuigen waren in de buurt van de kust toen de kabel knapte, dit verklaart waarom de RAF bemanning een bericht naar het hoofdkwartier stuurde dat men het zweefvliegtuig boven zee had losgelaten. Daarentegen stortte het vliegtuig in de met sneeuw bedekte bergen op een plek die Fyljesdal genoemd wordt bij Lysefjord. Door de crash kwamen direct zeven mensen in het vliegtuig om het leven. Van de gewonden had er één een gebroken rug en was vanaf de heupen verlamd, één ander had twee gebroken benen,  één had een gebroken kaak en één had een schedelfractuur en ernstige ademhalingproblemen.

Crashsite Horsa DP 349
Crashsite Horsa HS 144 &
          Halifax W 7801
Geplande Drop Zone
Tom Conacher de adjudant aan boord van de Halifax zei:”Wij maakten een bocht en vlogen terug naar huis. Wij waren praktisch bij de kust toen er ontzettend veel ijsvorming ontstond. Ik zag dat de sleepkabel ook begon te bevriezen en het zweefvliegtuig zat niet langer recht achter ons. Toen knapte de kabel en ik zag hem wegschieten. Op een gegeven zag ik een geweldige oranje vuurbal naast ons en ik nam aan dat het hier om het zweefvliegtuig ging.
De vijf niet gewonde commando’s uit het zweefvliegtuig verpleegden de gewonden eerst zo goed mogelijk en gingen vervolgens op weg om hulp te halen. Zij hadden kunnen proberen naar Zweden te ontsnappen, maar zij wilden hun gewonde kameraden niet in de steek laten. Zij gaven zich over in de veronderstellingen dat hun collega’s volgens de Geneefse Conventie verzorgd zouden worden en dat zij uiteindelijk allemaal tot het einde van de oorlog in een krijgsgevangenkamp terecht zouden komen. Toen een groep Noren met de commando’s naar het wrak gingen troffen zij daar een ware hel aan, Zij zagen acht lichamen, inclusief die van een soldaat die het wrak was uitgekropen en aan onderkoeling en bloedverlies was overleden. Van één was de buikwand opengescheurd en hij was met zijn ingewanden aan de grond vastgevroren. De gewonden kregen morfine toegediend en werden op geïmproviceerde brancards van de heuvel naar beneden gedragen naar een nabij gelegen boerderij.

Kort daarna arriveerden er twee groepen Duitsers, eerst een aantal gewone soldaten en daarna een groep SS-ers onder commando van een Gestapo-officier. De doden werden zonder enige vorm van ceremonie in een ondiep graf gegooid. De Noorse bevolking verzocht de Nazi’s de volgende dagen om de doden een passende begrafenis te mogen geven, maar dit werd keer op keer geweigerd. Later heeft men een hek om het graf gezet om te voorkomen dat er dieren bij zouden komen. Na de oorlog werden de lichamen opgegraven en met alle eer herbegraven op de begraafplaats van Eiganes in de buurt van Stavanger.
Wrak van een Horsa zweefvliegtuig.
De vijf niet gewonden werden naar het concentratiekamp Grini bij Oslo afgevoerd en bleven daar tot eind januari 1943. Toen werden zij geblinddoekt en naar het Trandum Bos gebracht en door middel van een nekschot om het leven gebracht. Na de oorlog werden zij herbegraven in de Gemenebest Oorlogs Graven in Vestre Gravland, een buitenwijk van de Noorse hoofdstad.
De vier gewonden waren korporaal James Cairncross uit Hawick, Chauffeur Peter Farrell uit Marleybone, Korporaal Trevor Masters uit Cobh, County Cork, Ierland en Genist Eric Smith uit Paddington. Zij werden door de Gestapo meegenomen en wat er met hen gebeurd is, is eigenlijk te gruwelijk om te lezen. Onderzoek van de Geallieerden na de oorlog over de dood van deze vier heeft geleid tot een rechtzaak voor oorlog- misdaden, hierin werden alle gruwelijke details van hun marteling en dood ten toon gespreid. Zelfs in Gestapo normen, die al behoorlijk heftig waren, was de behandeling van de vier uiterst extreem. De vier werden naar gevangenis A in de Lagårdsveien in Oslo gebracht en aan de Gestapo overgelaten. De mannen hadden erg veel pijn, want zij waren sinds zij bij de plaats van het ongeluk waren opgehaald niet meer behandeld. Drie van hen werden geslagen en half gewurgd met leren riemen alvorens men op hun keel en borst ging staan, waarna hun bloedbanen met lucht werden geïnjecteerd. Zij stierven heel langzaam en onder hevig pijnen. De vierde man, die het minst gewond was zat in een aparte cel, maar hoorde hun geschreeuw en gekreun tot het uiteindelijk stil werd. Hij lag die nacht in zijn cel angstig te wachten op zijn “behandeling”, maar er werd hem een langzame pijnlijke dood bespaard. De volgende dag kreeg hij een nek- schot terwijl hij de trappen van de gevangenis afdaalde naar de kelders. De vier lichamen werden vanaf een schip op zee overboord gegooid.

Na beëindiging van de vijandelijkheden werden drie nazi’s in staat van beschuldiging gesteld door het oorlog tribunaal. Twee werden ter dood veroordeeld en één tot levenslange gevangenisstraf, omdat hij een bijrol had gespeeld bij de dood van de drie jonge soldaten.
Er heerste veel verwarring over het lot van de andere bommenwerper en het tweede zweefvliegtuig, maar toen de feiten boven water kwamen waren de details net zo schokkend. Op 11 december 1942, drie weken na de start van operatie Freshman, ontving SOE een bericht van één van zijn agenten die werkzaam was in het zuidelijke deel van Telemarken onder de codenaam SWAN. Hij berichtte dat het zweefvliegtuig tegen een berg was gevlogen bij de kerk van Helleland in de buurt van Egersund, 200 kilometer verwijderd van zijn feitelijke bestemming. Twee bemanningsleden waren op slag dood, de overigen waren allemaal gewond. Alle gevangen werden ongeveer twee uur lang verhoord en daarna meteen doodgeschoten. Ook hun lichamen werden in een ondiepe kuil gedumpt en na de oorlog herbegraven op het kerkhof van Eiganes. Die dag waren in Stavanger en omgeving de scholen gesloten en hingen de vlaggen halfstok.

De Halifax die het zweefvlieg had gesleept was vrijwel meteen toen het zweefvliegtuig los raakte tegen een berg gevlogen, waarbij alle inzittenden om het leven waren gekomen. De Nazi’s dumpten de stoffelijke resten in een moeras. Na de oorlog werden zij herbegraven op het kerkhof van Helleland . Na de oorlog hebben de geallieerden veel tijd gestoken in het opsporen van de schuldigen van deze moordpartijen, welke het gevolg waren van het zogenaamde “Führerbefehl”. Dit bevel werd op 18 oktober 1942 door Hitler uitgevaardigd. Hij was van mening dat de wijze van oorlogvoeren door middel van sabotage- en commando- acties niet tot de Geneefse Conventie behoorde en daarom moesten alle leden van deze groepen direct aan de Sicherheits Dienst worden overgedragen om geëxecuteerd te worden.

Zowel op vliegveld Wick, als in Noorwegen zijn monumenten ter herinnering aan de slachtoffers opgericht.

Monument in Eiganes, foto Lens Envy
Grouse was die nacht van de operatie met een sterk gevoel van teleurstelling naar bed gegaan, maar dit gevoel veranderde in wanhoop toen zij via SOE de tragische belevenissen van die nacht te horen kregen. “Het was een bittere ervaring” zo vertelt Poulsson. “Mede gezien het feit dat juist de dagen na die nacht het goed weer bleef”. Freshman was niet alleen een menselijk drama, ook tactisch gezien was het een ramp. Ruim dertig man elitetroepen waren  gesneuveld, maar de Nazi’s waren er ook achter gekomen wat het doel van de missie was en begonnen massaal fortificaties rond de fabriek in Vemork aan te brengen. De kans op een succesvolle actie in en rond de fabriek was dan ook nog maar erg klein. Het lag voor de hand dat de Nazi’s het hele gebied uit zouden kammen en massaal mensen zouden arresteren om er achter te komen wie betrokken was bij de planning van de sabotageoperatie. De Grouse-groep was nu heel kwetsbaar en waren gedwongen zich terug te trekken in een van de meest afgelegen gebieden binnen de Hardangervidda tot het gevaar voorbij was. SOE stuurde een spoedbericht naar de groep dat zij zich zo snel mogelijk in veiligheid moesten brengen. Hen werd gevraagd om de Duitse versterkingen in kaart te brengen en plannen te bedenken voor een nieuwe missie. Met de zin: “Houd de rug recht, wij zullen de klus klaren”, eindigde het telegram. De groep trok zich zoals gezegd terug diep in de Hardangervidda. Wel melden zij het hoofdkwartier dat twee van hen regelmatige verkenningsacties vanuit de nieuwe locatie zouden uitvoeren. De komst van de winter maakte het twijfelachtig of een dergelijke operatie nog wel mogelijk was, maar zij stelden Londen op de hoogte dat zij bereid waren de missie zelf uit te voeren. “Wordt de volgende actie weer door Engelsen op dezelfde manier uitgevoerd?”vroegen zij Londen. “Ski-ers zijn in het voordeel. Als wij enige hulp kunnen bieden willen wij graag aan de actie deelnemen”.

Ondertussen begonnen de Nazi’s met een geweldige veegactie om te radiobedienaar te pakken te krijgen die naar hun idee betrokken moest zijn geweest bij operatie Freshman. In een publicatie in The Times, geschreven door een correspondent van de krant uit Stockholm, was te lezen dat in Rjukan een vals luchtalarm was afgegeven, waarna de inwoners binnen moesten blijven en de stad bezet werd door 200 Gestapo-agenten die met machine geweren en granaten bewapend waren. Na een serie invallen, die vijftien uur duurden en waarbij 22 Noren werden gearresteerd en verhoord konden de Nazi’s de man die zij zochten echter niet vinden.

Operatie Freshman was al een ramp voordat deze goed en wel begonnen was, een plan dat ontstaan was op basis van wilde plannen en wanhoop, in plaats van vertrouwen. Zelfs al was de landing goed afgelopen en zelfs al hadden zij kans gezien hun missie met succes te vervullen, dan nog was het zeer onwaarschijnlijk geweest dat zij uit de handen van de Nazi’s hadden kunnen blijven en het was zeer zeker de vraag geweest of zij kans hadden gezien 400 kilometer door bevroren, onbegaanbaar terrein te kunnen trekken. Het leek  meer op een zelfmoordactie die de paniek en de noodzaak van de Geallieerden weergaf om het Nazi’s atoomprogramma een halt toe te roepen. De vraag rijst of de planners van de operatie op de hoogte waren van de gevaren van de Noorse wildernis in de winter. Goed getrainde Noren hadden deze operatie uit kunnen voeren, deels omdat zij zich als burgers voor konden doen, maar hoofdzakelijk om dat zij weten hoe zij het klimaat en het terrein kunnen overleven.

Tor Nicolaysen is een bergbeklimmer en outdoorspecialist, die naast andere zaken ook toeristen langs het pad en de hutten van de zwaar-water operatie leidt. Hij is tevens eigenaar van het hotel Rjukan Fjellstue, wat op vijf kilometer afstand van Vemork ligt. Hij kent als geen ander de Hardangervidda en hij betwijfelt of de commando’s van Freshman in dit terrein hadden kunnen overleven. “Ik denk dat zij de klus in Vemork best hadden kunnen klaren, maar ik denk niet dat zij hadden kunnen ontsnappen.  Zij hadden geen ski’s bij zich, hadden geen training gehad voor deze weersomstandigheden en in november 1942 was het weer verschrikkelijk slecht.
Als de mannen kans hadden gezien om de missie succesvol uit te voeren, de tocht naar Zweden te overleven, dan was deze actie in de geschiedenisboeken terecht gekomen als één van de stoutmoedigste, de dapperste en de belangrijkste uit de militaire geschiedenis. De soldaten van Freshman waren geharde, goed getrainde professionals, maar zij hebben nooit de kans gehad om zichzelf te bewijzen.

Rjukan Fjellstue
(Vorig hoofdstuk)
(Volgend hoofdstuk)
(Naar overzicht)