RAPPORT SJOERDSMA OPGESTELD 12-8-1943.
Zegsman Sjoerdsma Sjoerd Schagen (N.H.) 17-4-1921 leerling stuurman groote vaart Geref. Zeswielenstr. 13 Alkmaar
Vader Sjoerdsma Joute Westdongerndeel (Fr.) 8-12-1895 adjunct inspecteur Raad van Arbeid Geref. idem
Moeder Riedel Reina Oudendijk (N.H.) 19-1-1896 Geref. idem
Zuster Sjoerdsma Nely Den Helder 18-6-1923 typiste Geref. idem
Zuster Sjoerdsma Eeke Reina Den Helder 16-7-1928 scholier U.L.O. Geref. idem
Zuster Sjoerdsma Maria Geertruida Den Helder 7-7-1934 scholier L.O. Geref. idem
Ref.: SJOERDSMA, Sjoerd.                                                                                                                                     Rapport No. VR 248
                                                
                                                                                                                                                                              12 Augustus 1943
Grootouders:

Sjoerd Sjoerdsma (overleden zomer 1926), gehuwd met Eeke Kuipers (overleden 12-12-1941).

Maarten Riedel, geb. Heerhugowaard 19-8-1870, rentenier, wonende Heerenweg 243, Sint Pancras (N.H.), gehuwd met Neeltje Bak (overleden zomer 1925).



Sjoerdsma is ongehuwd. De verhouding thuis is zeer goed. Zijn ouders weten niet, dat hij nu in Zweden is achtergebleven. Hij had wel sinds eenigen tijd een plan in zijn hoofd om weg te komen als de kans schoon was, maar heeft er thuis niet over gesproken en dus niet spciaal met dit doel afscheid genomen bij zijn laatste bezoek.

Zijn vader was lid van de AR-partij en de rest van de familie, sypatiseert hiermede. Hij heeft een aangetrouwde oom, M.A. Grijs, wonende in St. Pancras, die lid is geweest van de N.S.B. Hij was zulks tot het najaar van 1942 en heeft toen bedankt. Sjoerdsma en zijn familie hadden met hem practisch geen contact. Deze man was een teleurgestelde en had financiële moeilijkheden gehad; hij was ook een idealist en is er uitgetreden, omdat hij zich niet verenigingen met de Joden-vervolging en de anti-Christelijke uitingen van het Nat. Socialisme. In de familie van Sjoerdsma is niemand lid gewwest van de Nederlandsche Unie.

Sjoerdsma is 7 jaar op de lagere school geweest in Den Helder. Hier heeft hij ook de H.B.S. bezocht, 4-jarige cursus (deed er 5 jaar over). In den zomer van 1940 is hij gegaan naar de Zeevaartschool ter plaatse. In mei 1941 werd deze door de Duitschers gesloten; de leeraren werden op wachtgeld gesteld en aan de leerlingen werd het advies gegeven hun studie elders voort te zetten.

Sjoerdsma heeft een baantje gezocht bij het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Noord-Holland, te Alkmaar. Hij verdiende hier een kleinigheid. Aan het bureau waren vele oud-militairen verbonden, ook de rest bestond uit goede vaderlanders. Hij is er gebleven tot eind Augustus 1941. In het begin September is hij naar Groningen gegaan, waar hij zich ingeschreven heeft voor de nieuwe cursus stuurmansleerling AS aan de Groninger Zeevaartschool. In Juli 1942 is hij geslaagd voor het examen voor stuurmansleerling.

Hij is toen gaan zoeken naar een schip en heeft via de Scheepvaartinspectie overal gesolliciteerd: bij diverse maatschappijen, kustvaarders en den sleepdienst. Hij kon moeilijk iets krijgen, omdat er zoo weinig schepen nog in de vaart waren, terwijl er overvloed aan candidaten bestond. Met behulp van den Heer Sonnega van den Scheepvaartinspectie is hij tenslotte terechtgekomen bij de Halcyon Lijn, waar hij op 16 November 1942 in dienst kwam.

Sjoerdsma vertelt, dat de Halcyon Lijn nog slechts over 2 schepen beschikt. Dit zijn de 'Maasburg' (6415 brt) en de 'Stad Dordrecht' (3781 brt). Zij hadden ook de 'Stad Leiden', een nieuw schip dat nog niet geheel afgebouwd was in de oorlogsdagen en sindsdien voltooid werd. Het werd echter overgenomen door de Duitsche maarschappij Schulte & Bruns, doch is inmiddels op een mijn geloopen en gezonken tusschen Cuxhaven en Bremen.

deze schepen worden in naam nog door de Halcyon Lijn geëxploiteerd, doch in werkelijkheid geschiedt dit natuurlijk geheel door de Duitschers. Zij voeren vroeger met kolen van Rotterdam naar Hamburg, gingen toen in ballast door naar Lulea, waar erts geladen werd voor transport naar Rotterdam. tegen woordig is het reisschema veranderd, zulks tengevolge van diverse zware Engelsche aanvallen op convooien in de Noordzee, waardoor het risico voor de Duitschers blijkbaar te groot is geworden. Het algemene diensschema is in zooverre gewijzigd, dat thans nog maar zeer weinig schepen Rotterdam aandoen. Het kolenvervoer tusschen Rotterdam en Hamburg is min of meer vervallen. Nu houdt de reis in Emden al op en er wordt niet meer naar Rotterdam doorgevaren; van Emden wordt in ballst naar Lulea gevaren en daar wordt erts ingenomen voor Emden. Sjoerdsma zegt, dat in de laatstgenoemde haven zooveel erts ligt opgestapeld, dat men er geen raad mee weet. Hij heeft zelf op 17 mei j.l. een hevigen Engelschen aanval meegemaakt op een Duits convooi in de Noordzee waarbij zijn schip 'Stad Dordrecht', ingedeeld was. Het convooi bestond uit 6 koopvaarders, die in 2 kiellinies voeren, elke linie voorafgegaan door 2 mijnenvegers. Zij waren bovendien begeleid door door 5 voorpostboten. Ter hoogte van van den vuurtoren Eierland, dwars voor Noord-Texel, werden zij om 5 uur 's middags aangevallen door 25 a 30 torpedo - en bombardementsvliegtuigen. Deze vlogen zoo laag, dat zij telkens over de sperballons moesten wippen. Uit het convooi werd weggeschoten het Duitsche vrachtschip 'Kyphissis' (2964 brt), tevens zonken een voorpostboot en een mijnenveger. De aanval veroorzaakte een onnoemelijke chaos, het convooi verband ging geheel verlooren en zelfs de B.O. (Begleitugsoffizier) was zijn hoofd totaal kwijt; het duurde langen tijd eer men kon doorvaren.

Over de techniek van het Duitsche convooisysteem zal Sjoerdsma in een aan dit rapport vastgehecht eigen verslag eenige gegevens vermelden. Tevens zullen daarin voorkomen enkele bijzonderheden over den toestand van de nog bestaande Nederlandsche scheepvaart. Aan ondervrager geeft hij inmiddels op, dat van de grotere schepen nog slechts de volgende in de vaart zijn:

Halcyon Lijn, Rotterdam: de 'Maasbrug' en 'Stad Dordrecht', hierboven genoemd.

Mij Houtvaart, Vinke & Co, Rotterdam: 3 houtschepen, de 'Rijn', 'Eem' en 'Gouwe'. Deze voeren ook met kolen uit Rotterdam naar Duitschland, maar houden zich thans voornamelijk bezig met den aanvoer van hout uit Finland. De Duitschers wateren uitkomende, gaan zij nu niet verder dan Delfzijl.

N.V. Erhardt & Dikkers, Rotterdam: de z.g.n. 'Wijk' lijn, met de 'Noordwijk', 'Randwijk' en 'Beverwijk', schepen tusschen de 2000 en 3500 brt. Deze vervoerden vroeger kolen uit Rotterdam, gaan de Ooostzee in naar Zweden, Finland en de Baltische landen. Zij halen er erts, stroo en diverse ladingen.

N.V. Gebr. van Uden, Rotterdam: deze hadden de 'Waalhaven' van ongeveer 3000 brt; dit schip is echter eind September 1942 bij Lulea op de klippen geloopen en vergaan. Bovengenoemde schepen varen officiël nog voor Neederlandsche reederijen, ofschoon deze natuurlijk niets te vertellen hebben.

Dan heeft de Nederlandsche Oost-Reederij nog in de vaart de 'Vesta' en de 'Orion', vroeger van de K.N.S.M., door de Duitschers wederom beschikbaar gesteld, die op Noorwegen varen.

De 'Baloeran' ligt nog altijd stil in Rotterdam. Er is kwestie geweest, dat het schip spoedig zou uitvaren en Sjoerdsma heeft zelfs een kennis die als steward-matroos aan boord zou komen, maar van een en ander is voor zoover hij weet niets gekomen.



Bij het dienstnemen bij de Halcyon Lijn is Sjoerdsma eerst geplaatst op de 'Maasburg'. Met dit schip heeft hij echter geen reis gemaakt. Het lag geruimen tijd in reparatie bij Wilton Feyenoord. Hij was nauwelijks aan boord toen er brand uitbrak in het achterschip, vermoedelijk ten gevolge van slordigheid van de arbeiders. Hij en eenige anderen werden door de Sicherheitspolizei gearresteerd op verdenking van sabotage. Zij hebben 4 dagen gezeten op het Haagsche Veer en werden streng verhoord, doch daarna losgelaten. Op het schip had de brand groote schade veroorzaakt. Sjoerdsma zegt, dat het lijdelijk verzet en de sabotage onder de Wilton Feyenoord arbeiders zeer groor was. Bovendien bestond steeds gebrek aan materiaal en tegenwerking van de Duitsche instanties onderling, zoodat het schip pas half April 1943 in de vaart was, ofschoon het al in Januari klaar had moeten zijn. Sjoerdsma is aan boord gebleven to 3 Februari 1943. Op zijn verzoek is hij toen overgeplaatst op de 'Stad Dordrecht'. Op dit schip heeft hij in de maanden Februari en Maart van dit jaar telkens een reis Rotterdam - Hamburg gemaakt; bij den heenreis transporteerde men kolen, de terugreis werd in ballast ondernomen. Na de 2en reis moest een nieuwe mijnenafweerkabel aangebracht worden, hetgeen, voornamelijk door het zeer langzaam werken van de arbeiders, 2 maanden heeft geduurd.

Op 16 Mei voer men met kolen Rotterdam - Hamburg, vervolgens leeg naar Lulea en terug met erts naar Emden. Op 11 Juni ging het schip in ballast van Emden naar Lulea en terug met erts naar eertgenoemde haven. Op 16 Juli tenslotte ging men weer met kolen uit Emden naar Hamburg en verder in ballast naar Lulea. Bij aankomst in Lulea op deze tocht is Sjoerdsma gedeserteerd.

Bij zijn vroegere reizen had hij hiertoe geen kand gezien. Hij vreesde toen ook erg, dat hij in Zweden geïnterneerd zou worden en voelde hier bijzonder weinig voor. Bij zijn ontsnapping was hij vergezeld van 3 kameraden; dit waren A.A. Dobbe, H. Brandenburg en F. Pauli.

Zij zijn op normale wijze aan wal gegaan en hebben zich in 2 groepen gesplitst. Sjoerdsma bleef met Dobbe. Brandenburg en Pauli hadden den vorigen dag al spoorkaartjes laten kopen naar Uppsala; zulks door bemiddeling van een kennis van den 3e stuurman. Deze zou meegegaan zijn, doch durfde tenslotte niet omdat hij vreesde dat zijn ouders in Holland 'aangepakt' zouden worden. In Hamburg was namelijk een nieuwe machinist aan boord gekomen, die het bericht meebracht dat er een nieuwe clausule in de monstervoorwaarden opgenomen zou worden, tengevolge waarvan de ouders of het gezin van hen die in het vervolg in Zweden deserteerden verantwoordelijk gesteld zouden worden. Dit gerucht had hij vernomen ten kantore van de Halcyon Lijn. Sjoerdsma ziet hierin slechts dreigement en chantage; hij gelooft niet, dat het zoo'n vaart zal loopen en vreest nog geen bepaalde represailles tegen zijn eigen familieleden, want hij vraagt zich af wat voor nuttig effect dit voor de Duitschers kan hebben nu hij eenmaal toch weg is, behalve natuurlijk dat het zou kunnen gebeuren om anderen af te schrikken

Sjoerdsma en Dobbe hebben kaarten gekocht naar Boden. Zij hadden van vorige reizen wat Zweeds geld opgespaard en hebben nu ook nog wat cigaretten en tabak verkocht. Alle vier zijn zij op denzelfden trein gestapt, doch zonder elkaar te kennen. In Boden heeft Sjoerdsma met zijn kameraad een nieuw kaartje gekocht naar Langsele en van daar weer naar Uppsala. In Uppsala waren de vier weer vereenigd. Zij durfden niet goed per trein door te gaan naar Stockhom en hebben toen maar een taxi genomen. Op 8 Augustus 1943 zijn zij in Stockhom aangekomen . Zij hadden eenige adressen bij zich en hebben zich tenslotte op het Consulaat-generaal aangemeld. Als bijzonderheid kan vermeld worden, dat aan boord iedereen er heilig van overtuigd was, dat het Consulaat bewaakt werd door de Zweedsche politieom spciaal vluchtelingen op te vangen. Dit gerucht schijnt anderen wel eens ervan terug te houden een ontvluchtingspoging te wagen.

Sjoerdsma spreekt behoorlijk Engelsch en Duitsch en kan deze talen ook schrijven. In zijn Fransch is zijn woordenkennis beperkter, doch hij kan een gesprek voeren. Gedurende zijn vacanties is hij vroeger wel eens in België geweest.

Zijn gage op de 'Stad Dordrecht' bedroeg Fl. 47 p.m. Op de Noordzee kreeg hij een extra toelage van 150% van Fl. 60 op de Oostzee van 100% van idem; gemiddeld werd dit een Fl. 100 p.m. De kapitein van de 'Stad Dordrecht', T. Koster was N.S.B-er en droeg 2 jaar gelden nog een speltje. Niettegenstaande dit heeft hij bij een vorige reis geweten, dat een lid van de bemanning, genaamd Kievit (al eenigen tijd als vrijwilliger in Zweden), van plan was weg te loopen en heeft hem daarbij zelfs 50 Kr geleend. Hij schijnt nog erg anti Geallieerd te zijn, doch is nu tevens anti Duitsch geworden. De verdere bemanning van het schip was goed.


Sjoerdsma sympathiseerde van huis uit met de A.R. partij, doch ook in bezettingstijd met de Nederlandsche Unie, Hiervan is hij bijna lid geworden, hoewel men bij hem thuis er niet aan wilde. Zijn vader had voornamelijk bezwaar tegen de wijze waarop de Unie was ontstaan. Naar aanleiding van uitlatingen van oud-minister Colijn had men in zijn kringen gehoopt op een groepering op 'breederen basis' en men vond eigenlijk, dat het Driemanschap de zaak achteraf onderhands had opgericht. Verder was men huiverig voor den weg die de Unie op bepaalde punten insloeg, dit wat veel op eventueele collaboratie met de Duitschers leek. Sjoerdsma heeft er dikwijls met zijn vader over gediscusseerd, daar hij vond dat zij toch lid moesten worden. Thuis werd gelezen de 'Standaard' en de 'Heldersche Courant', thans alleen nog de 'Alkmaarsche Courant'.

Sjoerdsma zou in October 1940 onder de wapenen zijn gekomen. Hij was medisch goedgekeurd en had zich opgegeven voor het luchtwapen.

Hij is geen lid geweest van een groep of organisatie, die illegaal werk verrichtte. Wel heeft hij meegewerkt aan het verspreiden van het blad 'Vrij Nederland', alsmede alle soorten van foto's (b.v. van de verwoestingen in Rotterdam, het Koninklijk Huis, Generaal Winkelman en de andere generaals, enz), die gedeeltelijk ook verkocht werden voor een goed doel. Van de overige ondergrongsche bladen kent hij alleen 'Het Parool', anderen heeft hij nooit gezien. Een van zijn ooms, J. van der Put uit Den-Helder, zit in het Zuchthaus te Siegburg (D). Hij bemoeide zich veel met 'Vrij Nederland', werd op een dag in den trein gearresteerd en heeft 3½ jaar tuchthuisstraf gekregen
. De familie van Sjoerdsma heeft wel eens fietsende studenten in huis gehad en geholpen.

De meest beruchte N.S.B-ers in Alkmaar zijn de burgemeester, B.A. van der Sluys en de hoofdcommissaris van politie, van Maarleveld.

Het is de wensch van Sjoerdsma om zoo spoedig mogelijk naar Engeland te mogen gaan. Daar zou hij weer willen varen en geeft de voorkeur aan de Koninklijke Marine i.v.m. zijn opleiding heeft hij er echter geen bezwaar tegen bij de koopvaardijvloot geplaatst te worden.
Hij heeft geen directe kenissen in Engeland of Amerika. Hij heeft ontmoet den vroegeren directeur van de Zeevaartschool in Den Helder, J. Middendorp, die in de oorlogsdagen naar Engeland is uitgeweken, doch hij vreest dat deze hem wel niet meer zal herinneren.

Hij heeft veel aan sport gedaan: zwemmen, hockey en voetbal, doch zijn hoofdsport is alhletiek (heeft 400 en 800 M. geloopen). Hij houdt van lezen en heeft bijzondere belangstelling  voor de luchtvaart en alles wat de techniek van oorlogsvoering betreft. Hij heeft, alhoewel dit ongeloofelijk was, in bezettingstijd veel clandestiene foto's genomen, onder meer van den aanval op zijn convooi en Mei jongsleden. Deze verzameling is jammer genoeg thuis gebleven. Hij was lid van de athletiekclub 'Marathon' in Hoorn en van de Athletiekvereeniging Alkmaar. Ook was hij lid van de Heldersche Jeugdluchtvaartclub en heeft een paar maal vliegles gehad bij de Nationale Luchtvaartschool (zomers 1938 en 1939).

Uit belangstelling voor oorlogsnieuws en Duitsche oorlogsfilms is hij in de bezettingstijd in bioscoopen geweest. zoo heeft hij bijvoorbeeld gezien de films 'U boot Westwärts' en 'panzerkreuzer Sebastopol' en verder de film 'Pout le Merite' over den 1en wereldoorlog en een andere over de Duitsche veldtocht in Polen. Al deze films waren teveel propagandisch getint, terwijl volgens hem het oorlogsnieuws quatsch was; men werd er niet veel wijzer van.

Zijn vader is hoofd van het kantoor Den Helder voor de voedselvoorziening, hetwelk ressorteert onder Alkmaar. Hij woont in laatstgenoemde plaats, maar mag elken dag voor zijn werkzaamheden naar Den Helder, alsmede 2 dagen in de week naar Texel en wieringen. In Den Helder bestaat nog de situatie, dat alleen zij die daar werken of zaken hebben mogen komen (kantoren, winkeliers, enz). De Ortskommanantur aldaar is meermalen verplaatst en was het laatst op de Hoofdgracht (Sjoerdsma constateerde dit toen hij er de laatste maal was, te weten op Goede Vrijdag). De Ortskommandatur te Alkmaar bevindt zich in Huize Voorhouten, Kennemersstraatweg. In Den Helder en Alkmaar liggen nog vrij veel troepen, waar onder Marine en Luchtwapen (vanwege het vliegveld Bergen), maar Sjoerdsma weet geen details op te geven. In Alkmaar was nog geen evacuatie geweest.

Als referentie geeft hij op: Burgemeester Ritmeester van Den Helder. Deze is kort voor zijn vertrek gearresteerd; hij was zeer goed en Sjoerdsma vindthet onbegrijpelijk dat hij zoo lang gehandhaafd werd. Ds. Tollenaar Geref. predikant in Den Helder. Ds. von Meyenfeld in Alkmaar, Geref. predikant, oud veldpredikant.
Coen Bot, de welbekende schipper van de 'Dorus Rijkers'. De familie Kroon in Hoorn, Kruidmolenstraat, thans geëvacueerd naar 'Hotel de Doelen'.

Thuis werd elken dag naar de radio geluisterd Men had een 'Moffenzeef', doch deze werd voorzichtig en spaarzaam gebruikt. Sjoerdsma is zeer wel te spreken over het peil der Nederlandsche uitzendingen uit Londen. Hij spreekt met lof over den Rotterdam en Bob, vooral de eerste. De door Londen uitgezonden instructies, aanbevelingen en beschouwingen hebben hem persoonlijk nooit bepaald gehinderd, behalve misschien de vroegere verhalen over het 'tweede front'. Hij vindt het peil in het laatste half jaar zeer vooruitgegaan. Amerika was moeilijk te krijgen (ontvangen), omdat het toestel geen ultra-kortegolf had. Ook de Home-Service van de BBC werd geregeld beluisterd. Hij weet niet of zijn familie het toestel nu heeft ingeleverd, want hij is al een tijd weg; wel was zijn vader sterk gekant tegen inlevering.

Sjoerdsma heeft nooit pamfletten en dergelijke van de RAF opgeraapt. Wel heeft hij exemplaren, ook van de 'Wervelwind', vaak in handen gehad. Zij waren zeer gewild en hij vindt, dat zij wel degelijk propagandische waarde hebben. Zij worden door het volk gaarne gelezen en houden den moed erin, men ziet bijvoorbeeld graag de foto's. Naar zijn mening moeten de pamfletten ook effect hebben op de Duitsche soldaten. Andere voorwerpen heeft hij nimmer gevonden. Hij vindt het en een en ander meer verspreid moest worden uitgeworpen; tegenwoordig wordt nog teveel boven weilanden en bosgebied uitgegooid en niet genoeg boven de steden, zoodat teveel verloren gaat.

In zijn opinie moeten RAF bombardementen in Nederland als vanzelfsprekend geaccepteerd worden. Er bestaan op dit gebied natuurlijk de noodige kankeraars, maar de meeste misschien, indien zij over de eerste schrik of afkeuring heen gekomen zijn, namen een begrijpende houding aan. Zij beseffen de noodzaak van het bombardeeren en de technische moeilijkheden welke daaraan verbonden zijn. Wel staan de Amerikanen in dit respect in een veel slechter blaadjedan de Engelschen. De Amerikaanse aanvallen worden massaal en op te groote hoogte uitgevoerd, zoodat de resultaten soms pijnlijk en onnoodig slecht zijn. Terwijl hij op de 'Maasburg' bij Wilton lag, waren er geen bombardementen. In Den Helder vielen vroeger bij de bombardementen vele slachtoffers.

Volgens hem is de toestand in Nederland tegenwoordig een van volslagen willekeur en rechteloosheid. Na den oorlog moet het democratisch stelsel gehandhaafd worden en voor alles de eenheid, die tegenwoordig tengevolge van het gemeenschappelijk lijden bij de diverse politieke en religieuze stroomingen in het volk onstaan is. In de toekomst zuller er minder politieke partijen moeten zijn, de kleinere welke geen levens vatbaarheid hebben mogen zeer zeker hun hoofd niet meer opsteken. De regeering zal in staat moeten worden gesteld meer doortastend op te treden. De leiding in Nederland zal in de eerste plaats, althans voor een groot deel, toevertrouwd moeten worden aan degenen, die zich in deze bange tijden hebben onderscheiden en er leven, goederen en vrijheid voor over hebben gehad. De karakterloozen dienen eruit gehouden te worden.

Het Nationaal Socialisme als ideologie dient in Nederland volkomen uitgeroeid te worden, en N.S.B-ers zullen gestraft moeten naar gelang van de misdaden die zij gepleegd hebben. Hierbij moeten onze eigen rechters de zaak ter hand nemen; doch er moet snel recht geschieden. Het volk zal in vele gevallen voordien wel te hoop loopen, doch als het eenige N.S.B-ers doodslaat is dit niet zo erg. De hoofdpersonen uit de beweging hebben den kogel verdiend, vooral ook de verraders uit de oorlogsdagen. De uitgedeelde straffen mogen vooral niet zachtzinnig zijn. en Sjoerdsma voelt wel voor de toepassing daarbij het principe van vergelding. De N.S.B. jeugd zou in speciale kampen kunnen worden ondergebracht en moet daar weer opnieuw opgevoed worden. Verder heeft Sjoerdsma geen vastomlijnde ideeën in zake de toekomstige behandeling van voormalige leden van de N.S.B. in het algemeen.

De overgebleven leden van de oude politiecorpsen zijn overal meestal goed. Over de surrogaten (hulppolitie, marechaussee uit Schalkhaar, enz) behoeven geen woorden verspild te worden

In de gevallen waarin erge schade, hoe dan ook, als gevolg van de oorlogs en bezettingsomstandigheden geleden is, moet de Regeering wel te hulp komen. Zij moet voorkomen, dat de slachtoffers geheel aan den grond komen. De ergste gedupeerden moeten natuurlijk voorrang genieten.

De zwarte markt in Nederland, vooral uit zuiver en overdreven winstbejag, is ten zeerste af te keuren. iets anders is dat sommige personen in de provincie goederen schijnen te verkoopen tegen zwarte prijzen, om ondergedokenen of anderen die in moeilijkheden verkeeren te kunnen helpen, doch dit zijn uitzonderingsgevallen.

De Jodenvervolging zijn een ergelijk schandaal geweest. Vele Joden hebben zich echter niet van hun goeden kant laten zien. Zij die in dit opzicht ontoelaatbaar hebben gehandeld dienen later zoo mogelijk ter verantwoording geroepen te worden.

Het Nederlandsche volk is niet onverdeeld flink. Men is wel anti-Duitsch van gevoelens en ook met den mond, maar aan daden ontbreekt het wel eens. De jeugd toont wel het noodige enthousiasme en treedt met moed op, bij de ouderen daarentegen zijn er tevelenaan den overdreven voorzichtigen kant en die de situatie blijkbaar niet meer kunnen verwerken.

Onze koloniën moeten wel onafhankelijk worden in het Rijksverband, maar er zal vooralsnog onderscheid gemaakt moeten worden tusschen de bevolkingen van het hoog ontwikkelde Indië en de minder vergevorderde West.

Blijvende samenwerking met Engeland en Amerika is na den oorlog gewenscht. Sjoerdsma is niet bepaald beducht voor het zogenaamde Russische gevaar. Hij veronderstelt, dat de Russen hun wereldrevolutieplannen voorloopig wel zullen hebben laten varen, maar toch vindt hij dat het communisme maar niet al te dicht bij het Westen moet komen en hoopt, dat de Russische expansiepolitiek onder invloed van de Angelsaxische mogendheden geremd zal worden.

In Nederland is in de toekomst een strenge controle gewenscht op de buitenlanders. Bij toelating van dezen en hun eventueele naturalisatie moet grootere selectie worden toegepast.

Er moet een nauwer militair contact blijven bestaan tusschen de Geallieerden na den oorlog, vooral mert België, maar Sjoerdsma ziet liever geen verdragen op dit gebied. Hij hoopt, dat een of andermilitair instituut opgezet zal worden met controle op de voormalige As-landen, ter voorkoming van nieuwe catastrophes. Persoonlijk zou hij Duitschland natuurlijk het liefst fijn zien hakken, maar verstandelijk beredeneerd en tevens uit humane overwegingen zou dit verkeerd zijn. derhalve is het wellicht aan te bevelen het Duitsche volk een kans te geven om weer na de nederlaag op te staan. Teveel trappen en onderdrukken zou een averechtsche uitwerking kunnen hebben. De aanhangers van het regime moeten hun straf niet ontgaan, maar er zijn in Duitschland vermoedelijk wel velen die er nooit geheel mee eens zijn geweest en aan dezen moet het bestaansrecht niet ontnomen worden. Militair moet het land echter sterk beknot worden. Wat Duitschland in dezen oorlog geroofd heeft moet zooveel mogelijk teruggegeven worden, terwijl het ook aan het werk gezet moet worden om op te bouwen wat het verwoest heeft. Een tweede verdrag van Versaille mag echter volgens Sjoerdsma niet meer voorkomen.

In samenwerking met de Geallieerden moet Nederland een actief aandeel hebben in de bevrijding van Nederlandsch-Indië. Het geheele Nederlandsche volk moet er zijn krachten aan geven, al was het slechts om iets aan Indië terug te betalen voor haar trouw en krachtig verweer. Er bestaan tegenwoordig in Nederland menschen goenoeg, die bij het eerste appél klaar zullen staan om mede te strijden, het animo hiervoor behoeft niet in twijfel te worden getrokken.

Over de aanmelding van militairen voor terugvoering in krijgsgevangenschap weet Sjoerdsma niet veel te vertellen. Toen hij nog in Holland was waren de beroepsmilitairen al bezig en volgens de geruchtenhadden zich velen gemeld, vooral onder de gehuwden. Sommigen ontvingen een Ausweis of werden vrijgesteld, maar hij weet niet hoeveel noch eenige details. Toen de overige militairen aan de beurt kwamen was al niet meer in het land.

Tenslotte vermeldt Sjoerdsma nog, dat de bunkerkolen die in Emden beschikbaar werden gesteld bijzonder slecht waren. De laatste maal was de kwaliteit zelfs zoo minderwaardig, dat het wel op sabotage leek; in Nederland althans zouden de verantwoordelijken zeker opgepakt zijn geweest. Deze kolen leverden 30% asch op, terwijl kolenmet 20% asch gewoonlijk al ondeugelijk heetten te zijn. Deze kolen waren een en al steen en gruis. Door sommige schepen worden zij zelfs direct weer gelost. Er was wel gebrek aan smeermiddelen. In plaats van machine - en smeerolie werd bijvoorbeeld consistentvet gebruikt, indien aanwezig, ook al afgewerkte olie. Petroleum was schaars. Het eten op de schepen was goed, de behandeling liet soms te wenschen over. Onder de bemanning heerschte een aanzienlijke aanzienlijke kankerstemming, onder meer omdat de getrouwden niet met verlof mochten en het werk vaak zwaar was. De wrijving en slechte stemming werden in den laatsten tijd extra beïnvloed door de spanning van aanvallen en bombardementen.

Opmerkingen van de ondervrager: Zegman Sjoerdsma is een net jongmensch, met een aangenaam en behoorlijke opvoeding. Hij is enthousiast en niet dom, heeft behoorlijk nagedacht en weet het te zeggen. Heeft ook observatievermogen. De eerste indruk is aldus zeer gunstig. Zal waarschijnlijk een goed kracht zijn.



Bijgaand verslag werd grootendeels samengesteld door zegman S. Sjoerdsma (vrijwilliger No. 248). Het is getypd door A.A. Dobbe (vrijwilliger No. 249), die ook zijnerzijds aan de samenstelling heeft medegewerkt.





                                                                                                   


                                                                                                         
w.mugge@home.nl