MERRILL SAMUEL OLSON.
Merril Samuel Olson

Kapitein Merrrill Samauel Olson, service nummer 0-04287, bommenwerper piloot op een B-24J van de 389ste Bomber Group/565 Bomber Squadron, sprong met de rest van de bemanning op de terugweg van een missie in Duitsland op 11 september boven Noord-Holland uit het vliegtuig. Toestelnummer 440092.

"Ineens duikt de Amerikaan Merril Samuel Olson op in Strijen. Niemand weet wie hij is en waar hij vandaan komt. Ook Henk Nootenboom komt op een gegeven moment zijn naam tegen. Na het nodige speurwerk haalt hij het volgende aangrijpende verhaal boven water.

11 september 1944.

Amerikaan Merrill Samuel Olson is eerste piloot van de 'Betty Jane', een B-24 Liberator en bezig aan zijn dertigste en laatste missie. Met meer dan duizend andere bommenwerpers lost Olson zijn last op onder meer Chemnitz, Maagdenburg en Hannover. De Duitse luchtafweer in het doelgebied raakt de Betty Jane. Doordat de propeller in de luchtstroom blijft meedraaien, merkt de bemanning eerst niet eens dat het vliegtuig is geraakt.  
Pas boven het IJsselmeer verliest de Betty Jane hoogte. Boven de Zaanstreek springt de bemanning het vliegtuig uit. De Duitsers zijn getuige van deze actie, maar kunnen tot hun woede geen enkel lid van de bemanning vinden. Leden van de Binnenlandse Strijdkrachten brengen de tien Amerikanen in veiligheid. Het merendeel van de bemanning meldt zich echter alsnog vrijwillig bij de Duitsers als bekend wordt dat die willekeurig een aantal mensen hebben geëxecuteerd. Drie bemanningsleden, onder wie Olson zijn dan al verdwenen uit de Zaanstreek". Olson is door een zekere Jan per fiets naar Amsterdam gebracht.
Eind ’44 wordt Brabant bevrijd. Vrijheid is nu slechts een rivierbreedte verwijderd en er zijn ineens mogelijkheden om bepaalde mensen, zoals geallieerde piloten die uit handen waren gebleven van de Duitsers, over te brengen naar bevrijd gebied. De meeste van die crossings vertrekken vanuit Sliedrecht en gaan door de Biesbosch, een gebeid waar de Duitsers niet graag komen. Gezien het aantal mensen dat overgezet moest worden, komt het ook in de Hoeksche Waard tot twee crossings. Voor zo’n crossing komt Olson in de Hoeksche Waard terecht. Op een zondagmiddag vlak voor kerstmis 1944. Leden van het Dordtse verzet en Vos, de opzichter van de polder Groot Koninkrijk, zetten Olson met een bij Unilever gestolen roeiboot over de Dordtse Kil. Anton Overhoff van het ’s-Gravendeelse verzet vangt hem aan de ander kant op. Met nog een andere vlieger, de Canadees Ken Dugdale (Doug), brengt Overhoff Olson met een tankauto van Hollestein naar de boerderij van Traas in Oud-Beijerland. Daarna belandt het tweetal bij smid Gerrit van der Kuil in Piershil. Het is de bedoeling dat de twee vliegers met een rond de kerst geplande crossing naar het bevrijde Brabant worden gebracht. Olson vertelt: “In Piershil werd ons verteld dat we de volgende avond per boot naar bevrijd gebied zouden worden gebracht. Het plan was om stilletjes langs de Duitse wachtposten te varen en dan met opkomend tij langs het eiland Tiengemeten naar Willemstad te varen. Om twee uur ’s-nachts gingen we aan boord van een lekke roeiboot, het was vreselijk mistig, maximaal vijftien meter zicht. De schipper zei ons dat hij wist wat hij deed, maar zes uur later bleken we hopeloos verdwaald. Met behulp van mijn kompas kwamen we weer terug bij het vertrekpunt. We hoopten dat er nieuwe kansen zouden komen. We hadden net een paar oudere schippers leren kennen, die de wateren kenden, toen we te horen kregen dat we naar Strijen moesten voor een nieuwe poging. Op één fiets, want Doug kon niet fietsen. Onderweg passeerden we een lopende Duitse soldaat. Toen we langs hem heen zeilden, riep hij ‘Dass ist verboten’. Ik dacht dat het spel uit was en begon als een gek te fietsen. Doug zei dat de Duitser zijn geweer pakte en ik begon ontwijkende manoeuvres te maken. Op dat moment kwam een wagen met een vracht hooi ons tegemoet en konden we daar net op tijd achterkomen buiten het bereik van de schutter. We bereikten Strijen verder zonder incidenten”. De Strijense slager Piet Naaktgeboren vangt het duo op. In de slagerij zijn nog meer mensen die naar bevrijd gebied moeten worden gebracht. Maar de tocht naar bevrijd Nederland staat op losse schroeven. De gids, Piet Sanderse, is ziek, de groep is inmiddels wel erg groot geworden en het is volle maan. Maar men besluit toch te gaan omdat de Duitsers vanwege Kerstmis misschien wat minder oplettend zullen zijn. Dies Sanderse (broer van Piet) en zijn zwager Ad Swenne en Jurrie van der Linden (allen Strijenaren) gaan mee als gids. Olson: “We ontmoetten tien Nederlanders die het zat waren om onder de nazi’s te leven en die mij en Doug wel mee wilden nemen. Op 24 december ’44 om 04.00 uur vertrokken we in kleine groepjes. We zouden elkaar weer ontmoeten bij een dijk in het Hooge Zand aan het Hollandsch Diep. Daar lag de boot die ons over de rivier moest brengen naar geallieerd gebied. Net toen we als groep weer bij elkaar waren, werden we verrast door een peloton Duitse soldaten. Voordat ze ‘halt’ konden roepen waren we al op de vlucht geslagen. De Duitsers begonnen te schieten en we hoorden de kogels afketsen op het ijs en de bevroren grond. Terwijl we als gekken door het donker renden, werd de man die naast mij liep geraakt. Ik zag hem neergaan, maar ik bleef maar doorrennen. Op een gegeven moment hield het schieten op. De Duitsers leken de achtervolging te hebben gestaakt”. Even later snapt een Duitse wachtpost de groep vluchtelingen. Iedereen rent een andere kant op. Als de Duitsers het vuur openen, laat Olson zich op de grond vallen en denkt dat zijn laatste uur geslagen heeft. Hij hoort zijn medevluchters schreeuwen en de kogels fluiten over zijn hoofd. Maar Olson houdt zich met succes klein en probeert in de richting van de dijk te kruipen. Hij gooit zijn papieren, geld, souvenirs en foto’s weg en bereikt de dijk, haalt ook de andere kant maar loopt daar toch in de armen van vier Duitsers. Die voeren hem per vrachtauto af naar het Duitse hoofdkwartier in Strijen. Olson: “Ik dacht dat ik niet veel ouder zou worden. Ik werd geboeid, geblinddoekt en weer afgevoerd”. Olson komt terecht in een school in Oud-Beijerland. De keiharde ondervragingen beginnen. Olson: “Ze wilden weten hoe ik aan mijn kleren was gekomen en waar ik in Nederland had gelogeerd. Ze dreigden me dood te schieten als ik dat niet zou vertellen. Ik zet dat ze me dan maar dood moesten schieten”. De ondervragingen duren twee dagen. Olson gaat daarna op transport naar Rotterdam. Hij belandt uiteindelijk in een cel aan het Haagse Veer. Daar ziet hij ook zijn oude maatje Doug weer, die in een cel naast hem zit. Tien dagen en nachten leven ze letterlijk op water en brood. Olson: “Op een dag werd ik opgehaald, er was een gewapende wachtpost bij. Ik werd geblinddoekt en de trappen afgeleid naar een binnenplaats. Er werden orders geschreeuwd en wapens geladen. Dit moest het einde zijn. Dat wist ik zeker. Maar plotseling werd ik bij mijn armen gepakt en half gedragen en half gesleept de trap weer opgesjord en in mijn cel gesmeten. Ik kon toen alleen maar hysterisch schreeuwen”. De volgende dag dwingen de Duitsers Dugdale en Olson om op hun nuchtere maag naar Woerden te lopen. Daar belanden ze weer achter slot en grendel samen met een groep Engelse krijgsgevangenen. Via Utrecht, Amersfoort en Enschede komt Olson uiteindelijk terecht in een krijgsgevangenkamp in Duitsland, waar hij het einde van de oorlog meemaakt. Vijf mensen van de groep die betrokken was bij het treffen aan het Hollandsch diep overleven de oorlog niet. Een man is ter plekke doodgeschoten en vier man, onder wie de Strijenaren Dies Sanderse en Ad Swenne zijn op 7 januari 1945 in Bergschenhoek gefusilleerd. Olson overlijdt in 1949 als gevolg van een auto-ongeluk.

In de krant in zijn woonplaats werd melding gedaan van de onderscheiding voor Olson en van zijn begrafenis na het auto-ongeluk:


Missing Flier Wins DFC

Capt. Merrill S. Olson, son of Mrs. Bertha Olson, 404 Walnut St., who has been missing over Germany since last Sept. 11, has been awarded the Distinguished Flying Cross with oak leaf, and additional clusters for his Air Medal, his mother has been informed. The awards will be presented to his mother at an unannounced date. Pilot of a B-24, Capt. Olson was lead pilot in many bombardment missions over enemy-occupied continental Europe, his citation reads. His courage and coolness were praised.
He holds the Air Medal and three clusters for bomber combat operations and several aerial operational missions. Capt. Olson, a Southside High School graduate, entered the Air Corps in June, 1942, and went overseas in 1943. 

OVER 300 ATTEND FUNERAL SERVICE FOR M. S. OLSON

Over 300 attended the funeral service held at Holy Trinity Lutheran Church yesterday afternoon for Merrill S. Olson of 103 E. 14th St. Elmira Heights. Since the fatal automobile accident last Tuesday, an estimated 500 persons had passed before the casket at the Ballard Funeral Home to pay final tribute to the war hero and well-liked Elmira Heights resident. Members of the 13th Photo Reconnaissance Squadron who acted as bears were Lts. John Cascio, Donald Wilcox, John Dublin, Durwood Hotter, Alexander Robertson and Francis Gizzi all of Elmira. Although the squadron was to fly in formation over Woodlawn Cemetery during the burial service, the flight was cancelled due to the weather. Members of the Clarence R. Oliver American Legion Post at the Heights conducted a memorial service Tuesday night at which the Legion charter was draped. Honorary bearers represented organizations in which Mr. Olson was prominent as follows: American Legion, Adrian H. Clark, K. Paluch, Francis Watkins and John ?; Rotary Club, Harry Sheppard, Joseph Spirawk, Richard Van ? and Harold Koenig; Chamber of Commerce, Ray Marks, Howard Griswold, John Hazlett and Richard Personius; from Bath, L. Gabrielli, Joseph Sliney, Dr. Frank Nicklaus and Dr. A. F. ?.

Crew:
S/Sgt. Michael J. Messano - Waist Gunner
S/Sgt. Herbert D. Riordan - Nose Turret Gunner
S/Sgt. Charles T. Adkisson - Waist Gunner
1st Lt. Walter Kuzmiak - Navigator
Capt. Merril S. Olson - Pilot
T/Sgt. Christopher Smith - Radio Operator
T/Sgt. Daniel Redd - Engineer/Top Turret Gunner.

Uit: "De luchtoorlog boven de Hoekse Waard".
Target.
Statement co-pilot Major John R. Dowswell in MACR: "North of Amsterdam pilot Olson decided that not enough altitude could be maintained to clear the North Sea to reach England and gave order to bail out. I requested permission to try and fly aircraft back to base, which was granted by Olson. After losing more altitude, engine no. 4 was feathered. Aircraft responded to controls and I flew back to England".
Dowswell reported jump location of crew was 20 miles north of Amsterdam (see his cross on map below), but in fact it was only 3 miles. The actual position was at the red mark. He probably could not see Amsterdam because he was in the co-pilot seat and looked into northwest Holland. Over Lake IJsselmeer (Old Zuyder Sea) the crew had thrown everything overboard to loose weight, but the bomber kept losing altitude. Aircraft entered the Lake-coastline at Marken Island and left Holland low flying in area of IJmuiden. Dowswell was extremely lucky that the Flak at the Dutch North Sea coastline did not get him.
The nine men that bailed out came down in isolated pastures, full with canals and ponds. Farmers helped every airman to escape the scene before the Germans would arrive. Only navigator Captain Gerald Crary broke his ankle and could not move (POW). The other eight were guided into farms and then to safehouses in Zaandijk and Wormerveer. Despite the fact that it took only 10 minutes before the German cars were present, they could not find any airmen besides Captain Crary. They were furious and rushed into and searched every house in the area for two days. They found a parachute in the store of pharmacist Gerrit Verdonk in Zaandijk, he was arrested. Next day 13 September 1944, Verdonk and three suspected-to-be resistance fighters from Amsterdam jail were shot dead on the side of the Leegwater-road outside Zaandijk. The names of the resistance men were Johan de Barbanson, Herman Groenendijk and Pieter Hartog. Pamflets claimed they were executed for pilothelp, population was warned.
It was announced by loudspeaker that another 18 men would be shot when the hidden airmen would not be handed over to the Germans. The situation was explained to the Americans and next day, 15 September, five crew members turned themselves in. They were: 2Lt. Richard Jensen, 2Lt. James Cotter and sergeants Adkisson, Missano and Zimmerlin. The Germans had captured now in total six men. They did or did not know nine men had parachuted down, but were pleased with six and stopped the search.
It seems that the youngest had to turn themselves in. Three crew members stayed in hiding: pilot Captain Merril S. Olson, engineer T/Sgt. Daniel R. Redd and radio operator T/Sgt. Christopher J. Smith from New York City, who was on his 29th mission.
Sergeants Redd and Smith had about the same evader route, although they were never together in the same safehouse. Both stayed at first in the home of resistance leader Dick Bus in Wormerveer. Smith then was for four months in Krommenie at Dick 'Poutsme' (?). Then he was in West-Graftdijk, one week in Amsterdam, five days in Utrecht and six weeks in Culemborg. Sgt. Redd was in Wormerveer for months until 12 February 1945, then also one week in Amsterdam, Utrecht, Culemborg, Woerden, Buren (Betuwe) and finally a farm in Neerijen (opposite Zaltbommel). Both were 212 days underground and 'sheltered in the Netherlands until liberated'. This was on 11 April 1945, but because their hiding area was still in German hands until 5 May 1945, it seems they crossed the river Waal (front line) probably near Zaltbommel and reported to the Canadian army on the southern river bank.
Pilot Merrill Samuel Olson had severe blood-loss from his left leg, caused by Flak-shrapnel over Misburg. It got infected and he had to be housed in hiding with a doctor in Amsterdam. There it became clear that Captain Olson was not the standard airman the resistance had in its care. During his stay with the doctor and despite the wounds, Olson went onto the street at night (streets were forbidden after curfew) and stole two bikes of German soldiers. He believed his journey to the South took too long and said to the doctor: "I will use these for my trip to the border". Also on other addresses Olson was causing trouble. Local publications say that Olson was a "huge pain in the neck" for the resistance men who risked their life for him. He was armed with a revolver, chain smoking also in secret hiding spaces. Once he entered the street, armed, smoking cigarettes that nobody had, overdressed in fancy suit that made him stand out like a sore thumb, putting his hiders at huge risk. Via Rotterdam and Zwijndrecht, Olson came in s'Gravendeel. Here he met in a safehouse evader Canadian Sgt. Kenneth Dugdale, bailed out 12 December 1944 over Dordrecht.
A first attempt to cross the river from Piershil, via Tiengemeten Island to Willemstad on the Allied side failed because of fog. Olson learned from old boat captains that he had more chance of a successful river crossing in village Strijen. Olson took Dugdale with him on a bicycle to Strijen (14 miles though German front zone). A German guard stopped them, but they barely escaped, cycling away as hard as he could. In Strijen nobody expected them, a butcher took them in. More evaders (Dutchmen) entered Strijen en the group evaders became bigger and bigger. When the most experienced guide is sick, the group asked other men to guide in the night of the 24th of December. Despite the fact the best guide is sick and it is a full moon night, the group (one source says Olson) decided to give it a try, because expected was that because of Christmas, the Germans are less on their guard. In the dark at the river dyke at 04:00 hours, the group runs into a large group of German soldiers who open fire immediately. One man is shot dead, Olson, Dugdale and the others are arrested. Four men were executed on 7 January 1945. Olson and Dugdale became POW. 

Source: http://www.zzairwar.nl/




Terug naar pagina 11/back to page 11.








                                                                                      
w.mugge@home.nl