DE FAMILIE LEDERMANN.
De Joodse familie Ledermann was afkomstig uit Duitsland en vluchtte in 1933 voor het Nazi-regime naar Nederland.
De familie Ledermann bestond uit vier personen: Franz Anton Israel Ledermann, geboren op 16 oktober 1889 in Hirschberg im Riesengebirge, nu genaamd Jelenia Góra, Neder-Silesië, deze plaats lag voor de oorlog in Duitsland en na de oorlog in Polen.  Volgens bovenstaande kaart uit het Stadsarchief van Amsterdam had hij de Duitse nationaliteit, was advocaat en professioneel adviseur. Zij vestigen zich op de Noorder Amstellaan 37, 3 hoog, op 14 december 1933, komende uit Zandvoort. De familie Ledermann was hier namelijk op vakantie geweest en tijdens deze vakantie werd hen door Nederlandse familieleden aangeraden zich in Nederland te vestigen. Franz Ledermann was in eerste instantie geen voorstander van dit idee, hij had immers een bloeiende praktijk in Berlijn. Echter nadat de Nazi's Joodse advocaten hadden verboden om niet-Joodse klanten te hebben leek het Franz Ledermann toch beter om in Nederland opnieuw te beginnen. Na een extra studie van drie jaar kon hij ook in Nederland als advocaat aan het werk. Hij kreeg een baan bij een Nederlanse advocaat wiens clientele hoofdzakelijk bestond uit gevluchte Joden die naar Nederland gekomen waren. In het begin van 1941 deed Franz Lederman officieel vertaalwerk voor de Joodse Raad van Amsterdam. Dit werk voorkwam een vroegtijdige deportatie. Hij hoopte dat diegene die de orders van de Duitser opvolgden niet in problemen zouden komen, hij weigerde de gruwzame verhalen over de 'werkkampen' te geloven, zelfs niet nadat in 1942 de deportaties van Joden waren begonnen. Op 20 juni 1943 werd Franz met zijn vrouw en dochter Sussanne naar Westerbork gedeporteerd. Op 16 november 1943 werden zij met 'Transport-81' van Westerborg naar Auschwitz-Birkennau getransporteerd. Dit transport bestond uit 995 personen, waarvan 228 kinderen, zij werden allen in 27 wagons gepropt. Direct na aankomst op 19 november 1943 werd Franz Ledermann door de Nazi's vermoord. Hij was toen 54 jaar oud.

Ilse Luise Ledermann-Citroen
trouwde met Franz op 16 oktober 1924 in Berlijn. De vader van Ilse Luise, Hendrik Roelof Citroen, was van Nederlandse afkomst en was op 18 januari 1865 in Amsterdam geboren. Hij begon in Berlijn een bonthandel en trouwde op 18 maart 1893 in Berlijn met Ellen Philippi. Hij overleed op 9 oktober 1937 in Berlijn, zij op 6 januari 1945 in concentratie kamp Bergen-Belsen.
Ilse Luise Ledermann werd geboren op 8 maart 1904 in Berlijn.
Zij was in eerste instantie geneigd onder te duiken, maar volgde uiteindelijk toch haar echtgenoot met alle gevolgen van dien. Ook zij overleed op 19 november 1943 in Auschwitz-Birkenau, zij was bijna 40 jaar oud.

Barbara Ledermann werd geboren op 4 september 1925 in Berlijn. Zij was 8 jaar oud toen zij in Amsterdam kwam wonen, in de buurt van de familie Frank. Het zal wel even wennen zijn geweest van een groot huis in de Genthinerstrasse 5A in Berlijn met bedienden naar een appartement op 3 hoog. Barbara hield van paardrijden en dansen. Zowel Barbara als haar zusje Susanne werden vriendinnen van de Margot en Anne Frank. Na het uitbreken van de oorlog en de bezetting door de Duitsers was Barbara in staat via haar vriendje Manfred Grünberg (1923-2013), die contacten had binnen het verzet, aan valse papieren te komen. Manfred had haar overtuigd dat werkkampen van de Duitsers niets anders inhield dan de dood. Barbara was 17 jaar toen zij de woning aan de Noorder Amstellaan verliet. Zij danste in het ballet van Yvonne Georgi, een destijds beroemde ballerina, er werd beweerd dat zij bevriend was met Hitler. Tijdens optredens zaten er veel Duitse officieren in de zaal, maar Barbara ging door met haar verzetswerk: het onderbrengen van Joden op onderduikadressen, het distribueren van illegale kranten, etc. Toen haar vrienden vonden dat optreden voor haar te gevaarlijk werd hebben zij haar ware identiteit aan Yvonne Georgi onthult en vervolgens werd Barbara ontslagen. Yvonne Georgi heeft overigens nooit iemand verteld hoe de vork in de steel zat. Ondanks het verlies van haar excuse om als ballerina ook buiten sperrtijd over straat te mogen, ging zij door met haar verzetswerk.
Na de oorlog ging zij door met dansen, acteren en modellenwerk, maar zij besloot Nederland te verlaten en op 11 november 1947 kwam zij met de Queen Mary in New York aan. In Amerika begon zij op te treden bij het circus van de Ringling Brothers. Toen zij genoeg kreeg van het reizen met het circus ging zij in Baltimore wonen en verkocht daar cosmetica. Hier leerde zij bij een amateur toneelgezelschap Martin Rodbell (1925-1998) kennen. Hij zou later de Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde in 1994 ontvangen. Zij trouwden op 10 september 1950. Met Martin kreeg Barbara vier kinderen: Paul Francis, Phillip, Suzanne en Andrew.  Op 1 oktober 1950 deed zij een aanvraag om Amerikaanse te mogen worden. In 1953 werd dit verzoek ingewilligd.

Susanne Ledermann werd geboren op 8 oktober 1928 in Berlijn. Op 6 jarige leeftijd ging Susanne in Amsterdam naar een openbare school, de Jeker School, maar op 7 jaar later werd Susanne door de Duitsers gedwongen naar een Joodse school te gaan. Veel van de vrienden van Susanne waren ook Duits-Joodse vluchtelingen, waar onder Anne Frank. Toen Susanne nog klein was had de familie een zandbak achter hun huis en daar kwam Anne Frank ook spelen. Volgens Anne kon Susanne mooie gedichten schrijven. Net als haar ouders overleed zij op 19 november 1943 in Auschwits-Birkenau. Zij werd slechts 15 jaar oud.
w.mugge@home.nl
Martin Rodbell.
Yvonne Georgi.
Huwelijksfoto Barbara en Martin.
Moeder en dochters, Beekbergen 1941.
Franz met dochters Sanne en Barbara.
Genthiner Strasse, Berlijn.
Geboorteplaats van Franz Ledermann.
Adres achterhaald uit Duitse voor-oorlogse telefoonboeken.
Hoe zou Barbara zich gevoeld hebben toen zij op 17 jarige leeftijd haar ouderlijkhuis verliet? Zij nam een nieuwe identiteit aan en ging op zichzelf wonen. De balletgroep waarin zij danste trad regelmatig ook voor Duitse officieren op, met alle risico's van dien voor Barbara. Heeft zij nog geprobeerd haar ouders te laten onderduiken en hoe moet zij zich gevoeld hebben toen het niet lukte hen te overtuigen en zij afgevoerd werden met haar zusje Sanne die heel gek op haar was.
GEORGI, Emilie Hortense Felixine Yvonne (geb. Leipzig, Duitsland 29-10-1903 - gest. Hannover, Duitsland 25-1-1975), danseres en choreografe. Dochter van Carl Theodor Marius Albrecht Georgi (?-?), oogarts, en Marguérite Cornélie Astier (1883-?).
Yvonne Georgi trouwde op 28-1-1932 in Amsterdam met Louis Marie George Arntzenius (1898-1964), musicus en kunstcriticus. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Yvonne Georgi werd geboren in Leipzig als enig kind van een welgestelde arts en diens Franse echtgenote. Na het afronden van de middelbare school begon ze in 1920 een opleiding tot bibliothecaresse in haar geboortestad. Daarnaast volgde ze lessen ritmische gymnastiek en deed ze met eigen choreografieën mee aan de culturele middagen die in Leipzig voor de jeugd werden georganiseerd. Nadat ze in november 1920 een voorstelling had gezien van Mary Wigman, pionierster van de expressionistische dans, stopte ze met haar bibliotheekopleiding en begon aan een dansopleiding. Na enkele maanden lessen gevolgd te hebben bij Jacques Dalcroze ging ze in Dresden naar de school van Wigman, die in de jonge Georgi een groot danstalent herkende en haar opnam in haar groep. Ze trad onder meer op in het ensemble van Wigmans Sieben Tänze des Lebens.



Moderne dans

Eind 1923 gaf Yvonne Georgi een reeks optredens met de danseres Gret Palucca en ging ze met de muziekstudenten Alfred Schlee en Fritz Cohen op tournee door Duitsland. Ze maakte indruk met haar levendige en vaak grappige choreografieën. In 1924 werd ze solodanseres aan Die Neue Tanzbühne in Münster; hier danste ze onder meer in zijn Persische Ballett van Kurt Jooss, op muziek van Egon Wellesz. In 1925 begon de 22-jarige Yvonne Georgi in het Reußischen Theater in Gera (Thüringen) als - jongste - balletmeesteres van Duitsland. Ze had een voorliefde voor moderne componisten. Zo choreografeerde ze in Gera bijvoorbeeld balletten op muziek van Igor Stravinsky. De pers was enthousiast, maar het Thüringse publiek vond haar werk te modern. Na een jaar stapte Georgi over naar het Staatstheater in Hannover, waar ze tot 1931 bleef en een eigen dansschool oprichtte. Georgi gaf optredens door heel Europa: met Harald Kreutzberg trad ze in 1928 met het humoristische Baby in the Bar op in het Amsterdamse Rika Hoppertheater. Het Algemeen Handelsblad (4-5-1928) schreef hierover: ‘voortreffelijk gedanst, vol vuur en vaart, met kracht en temperament’. In 1929 maakte het populaire danspaar met uitverkochte voorstellingen furore in de VS.

In 1931 choreografeerde Yvonne Georgi op uitnodiging van de prestigieuze Wagner Vereeniging in Amsterdam de opera Acis en Galatea en danste zelf de hoofdrol. Hier leerde ze Louis Arntzenius kennen, dirigent en muziekcriticus van De Telegraaf. Ze trouwden in 1932 en Georgi kreeg zo de Nederlandse nationaliteit. Gedurende enkele jaren werkte ze zowel in Amsterdam als in Hannover, waar ze vanaf Hitlers machtsovername niet langer balletten op de nu als ‘enartete’ verboden jazzmuziek of haar geliefde moderne componisten mocht maken. In 1936 vestigde ze zich definitief in Nederland en begon ze met steun van de Wagner Vereeniging in de Amsterdamse Jacob Obrechtstraat haar Dansschool Yvonne Georgi, waar zowel moderne dans als klassiek ballet werden onderwezen. Met Mascha ter Weeme richtte zij het Ballet der Wagner Vereeniging op (later: Balletten Yvonne Georgi). In november 1936 debuteerde de groep met het moderne ballet Coppélia. Georgi’s echtgenoot had de muzikale leiding en begeleidde de tournees, zoals in 1939 naar de VS - een tournee die overigens een financiële flop werd: ze moest haar eigen geld aanboren om de dansers te betalen.



Werkverbod

In 1941, dus tijdens de bezetting, kreeg Yvonne Georgi de leiding over de balletafdeling van het Gemeentelijk Theaterbedrijf Amsterdam. Dankzij de ruimhartige subsidie van de nazi’s kon zij in de oorlog groots opgezette voorstellingen maken, waaronder 'Josefs legende' (1942) en 'Carmina Burana' (1944) ? afgestemd op de nationaalsocialistische voorkeuren. Behalve in Nederland gaven haar dansers ook voorstellingen in Duitsland, zoals voor de nationaal-socialistische organisaties Kraft durch Freude en Frontzorg, en bekleedde ze in Wenen ‘een lectoraat in de danskunst’ (Het Parool, 31-10-1945). Meer dan vijfhonderd voorstellingen verzorgde ze in de oorlogsjaren.

Vanwege haar samenwerking met de bezetter kreeg Georgi na de Bevrijding een werkverbod opgelegd voor vijf jaar, dat in 1947 in hoger beroep overigens werd teruggebracht naar twee jaar. In 1947 gaf ze alweer optredens en heropende ze Dansschool Yvonne Georgi aan de Koninginneweg. Toch verhuisde ze in 1949 terug naar Duitsland, waar ze haar goede naam behouden had. Ze werd balletmeesteres van de Abraxas-Kompanie en kreeg twee jaar de leiding over de balletgroep van het Opernhaus in Düsseldorf.