GERRIT VAN DER VEEN.
Naam: Gerrit Jan van der Veen.
Geboren 26 November 1902 te Amsterdam.
Nationaliteit: Nederlands.
Beroep Beeldhouwer.
terechtgesteld 10 Juni 1944 te Amsterdam.

Vader: Gerrit Jan van der Veen, geboren 11 Juli 1872 te Amsterdam.
Moeder: Dorothea Lorenz, geboren 27 November 1873 te Amsterdam.

Echtgenote: Louise Adriana van der Chijs.
Geboren: 5 September 1909 te Amsterdam.
Gehuwd: 25 November 1931 te Amsterdam.

Adres: CURACAO.
19 December 1928, diverse adressen, Amsterdam.
17 Augustus 1938 Biesboschstraat 15HS.
21 April 1941, Zomerdijkstraat 22HS.
15 Augustus 1941, PB 511677.


Source: Gemeente Archief Amsterdam.





Gerrit Jan van der Veen (Amsterdam, 26 november 1902 - Overveen, 10 juni 1944) was een Nederlandse beeldhouwer en een leider van het Nederlands verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Van der Veen was een van de vier kinderen van de slager Gerrit Jan van der Veen en Dorothea Lorenz. Zijn oudere broer Gob van der Veen (1901-1972) werd eveneens beeldend kunstenaar. Zijn jongere zus Dora van der Veen werd schilderes en de moeder van de zingende zussen Dorine van der Klei en Gerrie van der Klei (De Sissies).

Van der Veen trouwde op 25 november 1931 met beeldhouwster Louise Adriana van der Chijs (1909-1997). Uit dit huwelijk werden twee dochters geboren; kunstenares Louise ‘Loukie’ van der Veen (1933-2020) en fotografe Gerda van der Veen (1935-2006), die gehuwd is geweest met de fotograaf en cineast Ed van der Elsken.

Uit zijn buitenechtelijke relatie met Gustave (Guusje) Rübsaam werd twee maanden na zijn dood in 1944 een zoon Gerrit Jan Wolffensperger geboren, die de naam van zijn stiefvader draagt. In de oorlog had Van der Veen tevens een buitenechtelijke relatie met danseres Suzy van Hall, die ook zwanger van hem raakte, maar voorrang gaf aan haar werk in het verzet.

Van der Veen was aanvankelijk technisch tekenaar bij de Nederlandse Spoorwegen en daarna werktuigkundige bij de Bataafse Petroleum Maatschappij op Curacao. Daar verrichtte hij zijn eerste heldendaad op een volgeladen olietanker die in brand stond. Bemanning en kapitein waren al van het schip gevlucht, maar Van der Veen dook van de wal in het water en bluste in zijn eentje het vuur in de machinekamer. Op zijn eigen voorstel beloonde de maatschappij hem met de betaling van zijn reis naar Amsterdam en met een toelage van één jaar voor zijn opleiding tot beeldhouwer.

In de jaren dertig maakte Van der Veen deze bronzen plaquette van de feministe Wilhelmina Drucker

Van der Veen studeerde aan de Rijksakademie van beeldende kunsten in Amsterdam en kreeg les van onder anderen Johannes Hendricus Jurres en Jan Bronner. In 1932 won hij de zilveren medaille in de Prix de Rome en studeerde vervolgens verder in Parijs. Hij was lid van Arti et Amicitiae en de Nederlandse Kring van Beeldhouwers en hij maakte beelden van vooraanstaande Nederlanders, waaronder prinses Juliana.

Het beeld "De Eendracht van het Land", ontworpen door Gerrit van der Veen, gekapt door de Amsterdamse beeldhouwer G.W. Harmsen. Het beeld staat sinds 1940 boven de Leidseveertunnel in Utrecht. Het was zijn laatste beeldhouwwerk.
In de oorlog weigerde Van der Veen als beeldhouwer lid te worden van de door de Duitsers ingestelde Kultuurkamer. Hij werd zelfs leider van een actiegroep tegen deze kamer, met als gevolg dat hij al snel gearresteerd werd. Na zijn vrijlating dook Van der Veen onder. De rest van de oorlog zwierf hij door Amsterdam, van het ene onderduikadres naar het andere. Hij was zeer actief in het verzet en was leider van een uitgebreid verzetsnetwerk.

Gerrit van der Veen zette de Persoonsbewijzencentrale op, waar mensen een persoonsbewijs konden bestellen. Dit werd gedaan door leden van Groep 2000, waar Van der Veen zelf lid van was. Er zijn ongeveer 80.000 persoonsbewijzen op deze manier gemaakt op de drukkerij van Frans Duwaer. Tijdens de oorlog hebben dankzij deze activiteiten duizenden mensen arrestatie door de bezetter weten te ontlopen. Het vervalsen van de echte Persoonsbewijzen was een enorme klus, die Gerrit van der Veen op zich nam. Zijn eerste vervalsingen waren nog niet van echt goede kwaliteit, maar al snel vond hij een manier waarop hij het watermerk op een heel precieze wijze kon namaken. Aanvragers van een nieuw persoonsbewijs moesten hier naar draagkracht voor betalen. Mensen met veel geld betaalden veel, mensen met weinig geld kregen het soms voor niks. Gerrit van der Veen was niet uit op winst, hij wilde zo veel mogelijk mensen uit de handen van de Duitsers houden.

Op 10 februari 1943 stichtte Van der Veen brand in het Gewestelijk Arbeidsbureau in Amsterdam aan de Passeerdersgracht 28-32, maar door te weinig brandmiddelen was de schade gering.

In Amsterdam was het voor de bezetters erg eenvoudig om mensen via de goed georganiseerde officiële gemeentelijke persoonsadministratie (bevolkingsregister, nu Basisregistratie Personen) op te sporen. Daarom besloot Van der Veen samen met Willem Arondeus, Rudi Bloemgarten, Johan Brouwer, Sam van Musschenbroek, Coos Hartogh, Henri Halberstadt, Karl Gröger, Guus Reitsma, Koen Limperg, Sjoerd Bakker, Cornelis Leendert Barentsen, Willem Beck, Cees Honig, Cornelis Roos en Frieda Belinfante het gebouw van het bevolkingsregister aan de Plantage Middenlaan op te blazen. De aanslag vond plaats op 27 maart 1943. De aanslag lukte gedeeltelijk; er ontstond een brand die door de brandweer bewust slecht werd geblust. Vijftien procent van de administratie was vernietigd, maar er was een duplicaat in Den Haag. Een aantal leden van de verzetsgroep werd opgepakt. Van der Veen zelf wist als enige (nog) uit handen van de Duitsers te blijven. Naast de deur van het adres Plantage Kerklaan 36 is een gedenkplaat aangebracht ter nagedachtenis aan hen, die hiervoor hun leven op het spel hebben gezet.

Op de ochtend van zaterdag 29 april 1944 'kraakten' Gerhard Badrian, Gerrit van der Veen, Verbiest, Hans van Gogh en Frans Meijer zeer succesvol de Landsdrukkerij in Den Haag. Ze namen vellen met in totaal 10.000 persoonsbewijzen mee voor de overbelaste PBC.

In de vroege ochtend van dinsdag 1 mei 1944 ging van der Veen samen met een paar andere verzetsstrijders naar het Huis van Bewaring aan de Weteringschans, waar zijn vrienden opgesloten zaten. Gerrit kon niet leven met de gedachte dat zijn verzetsvrienden waren opgepakt en wilde hen bevrijden. Mede door oververmoeidheid en blootstelling aan continue spanning, begon hij steeds meer risico's te nemen. Elke actie moest nog groter en gevaarlijker zijn dan de vorige.

Ondanks dat zijn medewerkers Gerrit op het hart hadden gedrukt niet naar de Weteringschans te gaan, omdat hij als leider te belangrijk was en hij de groep moest blijven aansturen, weigerde hij thuis te blijven. Zodoende vertrok een handjevol verzetsleden naar de gevangenis om hun kameraden te bevrijden. Een bewaker die in het complot zat deed de poort open. Van der Veen werd verrast door een waakhond, trok zijn pistool en schoot op de hond. Het schot alarmeerde de bewakers. In de chaos die daarna ontstond, werd Van der Veen in zijn rug getroffen door een kogel, die zijn benen verlamde. Hij wist desondanks te ontkomen naar een onderduikadres. De huisarts Julius de Clercq Zubli gaf hem daar eerste medische hulp.

Twee weken later werd hij op zijn onderduikadres - een pand aan de Prinsengracht, waar uitgeverij De Spieghel was gevestigd - alsnog opgepakt. Tegelijk met hem werden uitgeefster Tine van Klooster en zijn gezellin Suzy van Hall gearresteerd. Bij een tweede bezoek aan het onderduikadres werd ook de arts De Clercq Zubli gearresteerd. Deze kwam later in Sachsenhausen terecht. Hij overleefde de oorlog. Omdat de Duitsers bang waren dat andere verzetsleden zouden proberen hun leider te bevrijden, werden er verschillende geruchten verspreid over waar Van der Veen gevangen zat. En waar normaal gesproken een terechtstelling enkele weken na vonnis werd uitgevoerd, werd dit in de zaak van Van der Veen en zijn vrienden al een paar dagen later gedaan. Begin juni 1944 zijn zij in de duinen bij Overveen gefusilleerd. Van der Veen ligt met zijn vrienden begraven op de erebegraafplaats in Overveen.

Na de oorlog werd het beruchte hoofdkantoor van de Sicherheitsdienst (SD) aan de Euterpestraat weer in gebruik genomen als school. Zowel de school als de straat werden vernoemd naar de gefusilleerde verzetsman: de school heette voortaan de Gerrit van der Veenschool en later het Gerrit van der Veen College en de Euterpestraat werd omgedoopt tot Gerrit van der Veenstraat. In 1946 werd aan Van der Veen postuum het Verzetskruis en later het Verzetsherdenkingskruis toegekend.

Ter ere van Van der Veen werd in 1946 de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945 opgericht met als doel het uitloven van twee prijzen: een voor de letterkunde en een voor de beeldende kunst. De stichting wilde daarmee Van der Veen eren als oprichter van het kunstenaarsverzet en naast hem ook de andere in concentratiekampen omgekomen of gefusilleerde kunstenaars en wetenschappers die tot de verzetsgroep behoorden. In 1948 volgde de Gedenksteen Gerrit van der Veen gemaakt door Fred Carasso in de Zomerdijkstraat 22, woning en atelier van Van der Veen.

In 2003 heeft Gerrit Jan van der Veen postuum de Yad Vashem onderscheiding ontvangen voor zijn verdiensten als niet-Jood voor zijn Joodse medeburgers.[7] De onderscheiding werd uitgereikt op het het Gerrit van der Veen College door de Israëlische ambassadeur. Kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van de verzetsman waren hierbij aanwezig.


Source: Wikipedia.






De aanslag op het Amsterdams bevolkingsregister door leden van het verzet in de Tweede Wereldoorlog vond plaats in de nacht van 27 maart 1943 in het gebouw van de gemeente Amsterdam aan de Plantage Kerklaan 36.

In de voormalige concertzaal van Artis aan de Plantage Kerklaan 36-38 bevond zich tijdens de Tweede Wereldoorlog het bevolkingsregister van Amsterdam, met daarin onder andere de gegevens van circa 70.000 Amsterdamse Joden. Een verzetsgroep, met als leiders Gerrit van der Veen en Willem Arondéus (schuilnaam Smit), pleegde in de nacht van 27 maart 1943 een aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister om de gegevens te vernietigen. De aanslag lukte, hoewel het uiteindelijke effect minder was dan verwacht. Alle plegers van de aanslag werden niet veel later opgepakt. Gerrit van der Veen werd kort na zijn arrestatie op 10 juni 1944 in de duinen bij Overveen geëxecuteerd.

De andere deelnemers aan de aanslag op het bevolkingsregister waren Frieda Belinfante, Johan Brouwer, Sam van Musschenbroek, Karl Gröger, Henri Halberstadt, Rudi Bloemgarten, Guus Reitsma, Cornelis Roos, Koen Limperg, Sjoerd Bakker, Cornelis Leendert Barentsen en Coos Hartogh. De enigen van de groep die de oorlog overleefden, waren Frieda Belinfante, Cees Honig, Jan Roovers en Willem Beck. Ook Willem Sandberg, die wel aan de voorbereiding had meegewerkt maar niet aan de aanslag zelf, overleefde de oorlog. De dichter Martinus Nijhoff, die als explosievendeskundige had meegewerkt aan de voorbereidingen voor de aanslag, overleefde eveneens de oorlog.



Source: Wikipedia.




Op 1 mei 1944 vond onder leiding van Gerrit van der Veen een mislukte overval plaats om kopstukken van de Illegaliteit uit het Huis van Bewaring I aan de Weteringschans te Amsterdam te bevrijden.

De Persoonsbewijzencentrale (PBC) van Gerrit van der Veen had op 27 maart 1943 met succes het Bevolkingsregister van Amsterdam overvallen en in brand gestoken. Wel waren nadien tal van zijn medestrijders, waaronder Paul Guermonprez, gevangengenomen. Sindsdien broedde Gerrit van der Veen op plannen om het Huis van Bewaring te overvallen. Ondertussen werkte zijn PBC met verdubbelde kracht.

Een poging in de zomer van 1943 strandde in een vroeg stadium. Van eind december tot februari 1944 deed hij liefst vier pogingen die allemaal op het laatste moment mislukten; met de toenemende Duitse repressie werd de noodzaak tot slagen alleen maar groter.

De zesde poging werd gepland op 1 mei 1944, onder andere met hulp van Gerhard Badrian, een Duits-Joodse vluchteling. De Knokploeg bestond uit 28 man. Er was een bewaker gevonden die van binnenuit de deuren zou openen, één naar de binnenplaats en één naar het cellencomplex. Kort tevoren was echter verscherpte bewaking ingesteld; Van der Veen wist dit maar hoopte de waakhonden te kunnen omzeilen.

In de vroege ochtend van dinsdag 1 mei 1944 ging hij samen met een paar andere verzetsstrijders naar het Huis van Bewaring aan de Weteringschans. De bewaker die in het complot zat deed de poort open. Van der Veen werd verrast door een waakhond, trok zijn pistool en schoot op de hond. Het schot alarmeerde de bewakers. In de chaos die daarna ontstond, werd Van der Veen in zijn rug getroffen door een kogel, die zijn benen verlamde. Hij wist nog te ontkomen, maar twee weken later werd hij op zijn onderduikadres (Prinsengracht 856 waar uitgeverij De Spieghel was gevestigd) alsnog opgepakt. Tegelijk met hem werden uitgeefster Tine van Klooster en zijn gezellin Suzy van Hall gearresteerd. De meeste leden van de Knokploeg wisten te ontkomen.

Op 10 juni 1944 is hij samen met onder andere Frans Duwaer (gearresteerd op 8 juni 1944), de drukker van zijn persoonsbewijzen, in de duinen bij Overveen gefusilleerd. Van der Veen ligt met zijn vrienden begraven op de erebegraafplaats in Overveen. Ook een tweede overval door het verzet in juli later dat jaar is mislukt.



Source: Wikipedia
Naam: Helena Suzanna van Hall.
Geboren: 28 April 1907 te Den Haag.
Nationaliteit: Nederlands.
Beroep Danseres.

Vader: Anne Maurits Cornelis van Hall.
Moeder: Garlina Sophia de Bode.

Echtgenoot: Karel Frits Bes.
Geboren: 30 Januari 1902 te Amsterdam.
Gehuwd: 26 Januari 1928 te Amersfoort.
Gescheiden: 26 April 1930 te Amersfoort.

Echtgenoot: Cornelis Jan Kelk.
Geboren: 28 Augustus 1901.
Gehuwd: 26 Februari 1931
Gescheiden: te Velsen.

Adres: PARIJS FRANKRIJK.
9 September 1939, Prinsengracht 856HS, Amsterdam.
13 Februari 1941, Raamgracht 10bov.
4 Februari 1946, Prinsengracht 856HS, bij Breda
27 Augustus 1952, CENDRIEUX, FRANKRIJK.



Source: Gemeente Archief Amsterdam.



Helena Suzanna (Suzy) van Hall (Den Haag, 28 april 1907 - Saint-Cybranet, 9 juli 1978) was een Nederlandse danseres die tijdens de Tweede Wereldoorlog actief was in het verzet. Ze was een zus van de beeldhouwer Frits van Hall en een nicht van de burgemeester van Amsterdam Gijs van Hall en diens broer Walraven van Hall.

In 1931 trouwde zij met de schrijver Cees Kelk, een jeugdvriend van haar broer Frits. Ze woonden op de Amsterdamse Prinsengracht 838, enkele huizen verwijderd van uitgeverij De Spieghel van Tine van Klooster en Koos Schregardus, met wie ze bevriend waren. In 1934 of 1935 verhuisden ze naar het Zuid-Franse Cagnes-sur-Mer, waar haar broer al woonde met zijn gezin. Na verloop van tijd ontstond tussen het echtpaar een verwijdering, onder meer doordat Suzy haar carrière als danseres niet wilde opgeven. Zij had een dansstudio in Parijs, trad op in de Folies Bergère en kreeg steeds meer aanvragen om op te treden; ze ging op tournee in Engeland, Zwitserland en Tunesië. Toen Cees een relatie kreeg met een au pair, leidde dit in 1938 tot een scheiding.

In de oorlog was Suzy van Hall de gezellin van Gerrit van der Veen, die boven de uitgeverij was ondergedoken. Nadat hij bij de overval op het huis van bewaring aan de Weteringschans gewond raakte, werd hij door Suzy en enkele andere vrouwen verpleegd. Op 12 mei 1944 viel de Sicherheitspolizei het pand binnen en werd Suzy tegelijk met Gerrit van der Veen en Tine van Klooster gearresteerd. Van der Veen werd in juni gefusilleerd, Suzy van Hall en Tine van Klooster werden via Kamp Vught op transport gesteld naar Ravensbrück. Tine van Klooster stierf daar op 30 januari 1945 door ziekte en uitputting.

Suzy werd na een maand tewerkgesteld in het Agfa kommando, een buitenkamp van Dachau. Ze hoopte in Dachau haar broer Frits terug te zien, die daar gevangen zat. Hij was echter op dezelfde dag naar Auschwitz gebracht, en werd op 18 januari 1945, na de ontruiming van Auschwitz, tijdens de dodenmars langs de weg gefusilleerd in Gleiwitz in Polen. Op 27 april vertrokken de gevangenen van het Agfa kommando op een dodenmars naar het zuiden. Zij werden op 30 april in Wolfratshausen door de Amerikanen bevrijd.

Na de oorlog werd zij door Koos Schregardus in haar huis opgevangen en bij het werk voor de uitgeverij betrokken. Samen namen zij het initiatief boeken uit te geven over Gerrit van der Veen en Frits van Hall. Beiden waren zij betrokken bij de oprichting van de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945. Rond 1950 verhuisden ze naar een boerderij in de Dordogne. Koos stierf op 29 mei 1976 in Saint-Cybranet, Suzy twee jaar later.


Source: Wikipedia.
Naam: Gustave Rübsaam.
Geboren: 18 April 1917 te Amsterdam.
Nationaliteit: Nederlands.
Beroep: Arts.

Vader: Cornelis Johannes Rübsaam, geboren 4 Mei 1889 te Bergen op Zoom.
Moeder: Gustina Maatje Johanna van Ham, geboren 26 September 1882 te Oostburg.

Echtgenoot: Willem Antonie Gerard Wolffensperger.
Geboren: 28 April 1915 te Zwolle.
Gehuwd: 11 April 1953 te Amsterdam.
Huwelijk ontbonden door overlijden: 26 Juni 1969 te Amsterdam.

Adres: Euterpestraat 19HS, Amsterdam.
5 September 1945, Noorder Amstellaan 113II.
8 Mei 1946, gewijzigd Churchilllaan 113II.
17 September 1959, Holbeinstraat 33HS.


Source: Gemeente Archief Amsterdam.
Jantina Hendrika van Klooster.
Geboren: 6 Juli 1894 te Groningen.
Nationaliteit: Nederlands.
Beroep: Uitgeefster.
Overleden: 30 Januari 1945 te Ravensbrück, Duitsland.

Vader: Frans Sjoerd van Klooster.
Moeder: Hendrikje Timmer.

Adres: GRONINGEN.
5 November 1924 Diverse adressen, Amsterdam.
12 November 1928, Prinsengracht 856HS.
8 Juli 1941, PB 277306.
4 September 1946, ART 83, 2e lid BB.


Source: Gemeente Archief Amsterdam.



In 1926 begonnen Jantina van Klooster en Koos Schregardus in Amsterdam uitgeverij De Spieghel en zij behoorden daarmee tot de eerste Nederlandse vrouwen in het uitgeversvak. Zij specialiseerden zich in de uitgave van kunstboeken, (vertaalde) literatuur en natuurboeken.

Source: Uitgeverij De Spieghel, Amsterdam.





                                                  
w.mugge@home.nl