De aanval.

Het Swallow team had gedurende de lange donkere winter maanden genoeg tijd gehad om de beste route uit te zoeken waarlangs de teams de fabriek zouden kunnen benaderen. Zij waren tot de conclusie gekomen dat het zinloos zou zijn om langs de verticale wand aan de andere kant van de vallei af te dalen om zo ongezien bij de fabriek te kunnen komen. Het was tevens uitgesloten om langs diezelfde weg weer te proberen terug te keren naar de hoogvlakte. Zij besloten de Fjosbudalenhut als uitvalsbasis te gebruiken, deze lag namelijk dicht bij de fabriek er kwamen zelden mensen. Vandaar uit was de afdaling naar Vestfjorddalen relatief eenvoudig vergeleken met de andere afdalingsmogelijkheden. Rønneberg die na aankomst automatisch de leiding had genomen had dit besluit van Swallow goedgekeurd, mede omdat Poulsson het gebied als beste kende.
Operatie Freshman had de Nazi’s in kennis gesteld over een mogelijke aanval op de fabriek en er werden diverse maatregelen genomen om de verdediging te versterken. In december 1942 werden de Oostenrijkse soldaten die veelal als tweederangs garnituur werden beschouwd, of soldaten die herstelden van verwondingen aan het Russische front, vervangen door een Duits detachement. Het garnisoen bij de Møsvatndam was uitgebreid van 10 naar 20 man, tevens waren er vier stuks luchtdoel geschut geplaats en was er een batterij aan zoeklichten geïnstalleerd. Ook waren er twee radiopeilinstallaties bij de dam actief, en dit geeft aan dat men wist dat er in de buurt een illegale zender actief was. Men lied echter na een degelijk zoekactie in de omliggende bergen op touw te zetten. Dat kwam waarschijnlijk door het extreem slechte weer en het feit dat men niet over getrainde bergtroepen beschikte. In januari werd de plaatselijke troepenmacht in Rjukan versterkt met 200 man, bij de Møsvatndam werden nog eens 2 dozijn mannen gestationeerd en de bewaking van de fabriek zelf werd uitgebreid met 30 bewakers.
      

Svensbu
Op 25 januari 1943 vertrokken beide teams naar een hut bij Langsjå en ondanks slecht zicht wist Poulsson de teams feilloos naar de hut te leiden. De eigenaar van de hut was een winkelier uit Rjukan. Zware metalen staven en hangsloten leken hen de toegang tot de hut te ontzeggen toen zijn daar om zes uur ’s avonds aankwamen, maar de betonscharen die Rønneberg in een ijzerwinkel in Cambridge had gekocht kwamen goed van pas. Eenmaal binnen bleek dat de hut goed voorzien was van proviand en parafine zodat beide teams hun eigen voorraden niet aan hoefden te spreken. Er bleek zelfs een fles uitstekende malt whisky in een kast te staan. De volgende dag trok men verder naar de hut in Fjosbudalen en zij waren Rjukan nu tot op vijf kilometer genaderd. Rjukan is een plaats met 3300 inwoners gelegen in een slingerende vallei op de oevers van de rivier de Maana. Nu zij de onherbergzame hadden Hardangervidda verlaten nam de kans om gezien te worden toe, maar voor zover zij wisten was dit nog niet gebeurd. Alle ramen en spleten van de hut waar licht doorheen zou kunnen komen werden door de mannen afgedekt om op die manier niet ontdekt te kunnen worden. De hut lag in een vallei vlak bij de weg naar Møsvatndam boven op een 800 meter hoge rots aan de rand van een steile wand. Vanuit de hut hadden zij uitzicht over Rjukan maar vandaar uit konden zij de fabriek echter niet zien, deze lag verscholen achter een bocht in de vallei. Kort nadat zij bij de hut waren aangekomen ontdekte de teams een man die in de richting van de naastgelegen hut skiede. Hij werd onmiddellijk opgepakt en ondervraagd. Het laatste wat zij nu konden gebruiken was om ontdekt te worden op het moment dat de aanval ingezet zou worden. Volgens Rønneberg stelde iemand vast dat het een oude schoolkameraad van hem was en dat hij te vertrouwen was. De man werd op zijn hart gebonden dat hij zijn mond moest houden en aan niemand vertellen wie hij ontmoet had.

De finesses van de aanval moesten nog besproken worden, Uit de inlichtingen die zij reeds eerder verzameld hadden bleek dat zich 15 soldaten in de barakken naast de fabriek bevonden, terwijl zich er nog eens een dozijn zich in de directe omgeving bevonden. Twee soldaten bewaakten de hangbrug over de kloof die de fabriek met de weg verbond. Deze wachten zouden precies om middernacht gewisseld worden. Indien er alarm geslagen zou worden zouden drie patrouilles de fabriek en de direct omgeving uitkammen dat door zoeklichten verlicht zou worden. Soms werd in fabriek ook nog eens door twee Noorse bewakers wacht gelopen. Er moesten nu belangrijke beslissingen worden genomen. De enige toegang tot de fabriek van hun kant van de vallei was de hangbrug over de kloof. Als zij zich daar over heen al vechtend een weg zouden banen zouden zij ook al vechtend met de soldaten van de naast gelegen barakken de fabriek moeten zien te bereiken. Zodra het tot een vuurgevecht zou komen zouden de troepen ter plekke onmiddellijk versterking krijgen van de de hoofdmacht die in Rjukan gelegerd was. Zelfs als het team met de  exlplosieven deze aan zou kunnen brengen terwijl het andere team dekking zou geven, dan was het maar zeer de vraag of zij nog in staat zouden zijn om te kunnen ontsnappen. Dit zou zeker gezien de Freshman operatie tot hun dood leiden, nadat zij natuurlijk enige tijd in ondervragingsruimten van de Nazi’s hadden doorgebracht.
Het enige alternatief was afdalen in de kloof een paar honderd meter vanaf de fabriek. Vervolgens moesten zij dan door het beklimmen van de zuid wand ongezien de fabriek in zien te komen. Na het plaatsen van de explosieven hadden zij de keuze te al vechtend te ontsnappen via de brug, of weer proberen via de kloof ongezien weg te komen. Waar zouden zij de snel stromende  rivier de Måna over kunnen steken die door de donkere kloof stroomde?

Als zij kans hadden gezien de rivier in het pikdonder heelhuids over te steken, hoe moesten zij de fabriek dan bereiken, door een bijna verticale wand vol ijs en sneeuw in het donder te beklimmen? Ierdereen dacht- en de Nazi’s waren hiervan overtuigd- dat het onmogelijk was deze wand zonder speciale berguitrusting te beklimmen. Hier lag de sleutel van hun succes, als het zou kunnen, dan konden zij bijna alle uitrusting in de hut achterlaten en hierdoor zouden zij in staat zijn snel en geruisloos te ontsnappen. Deze route zou de kansen op een vuurgevecht, waarbij zeker slachtoffers zouden vallen, aanzienlijk reduceren.. Hun voordeel was tevens dat de Nazi’s alleen een mogelijk aanval over de brug verwachten, dus de wachten hielden de omgeving en de kloof al helemaal niet in de gaten,                       
   .
Hoe dan ook, aangenomen dat zij de kelders van de fabriek ongezien konden bereiken en de eventueel aanwezig wachten overmeesteren, dan hadden zij nog minstens een half uur nodig om de explosieven aan de 18 containers gevuld met zwaar-water te bevestigen. Nadat de lonten aangestoken waren hadden zij nog twee minuten nodig om een veilig heenkomen te zoeken. Zij konden er gerust vanuit gaan dat de explosies het hele garnizoen zouden wekken en de commando’s zouden zich dan een weg naar buiten moeten vechten om weer naar de bergen kunnen ontsnappen. De volgende dagen en weken zouden zij kunnen rekenen dat er jacht op hen gemaakt zou worden. Het zou een knap staaltje werk zijn als alle negen zouden kunnen ontsnappen.Het is moeilijk te begrijpen hoe de commando’s dachten te kunnen ontsnappen terwijl enorme zoeklichten het nauwe dal zouden verlichten en het zou wemelen van vijandelijke troepen. Het was niet mogelijk om via de achterzijde van de fabriek te ontsnappen, de helling was te steil, dus moesten zij zich al vechtend een weg over de brug banen, of weer via de verijsde verticale wand naar beneden klimmen, de rivier oversteken, weer een wand beklimmen, de weg oversteken, nog een enorm steile helling nemen om vervolgens op de Hardangervidda uit te komen. Zij zouden op z’n minst drie nodig hebben om de hut weer te bereiken, terwijl de Nazi’s de hellingen van de vallei af zouden kammen omdat zij wisten dat de saboteurs niet over de weg konden ontsnappen. Maar stel dat zij de vallei ongezien uit konden komen, dan zouden hun kansen om te ontsnappen enorm toenemen.  Het was geen zelfmoordmissie, maar het scheelde niet veel. Welk aanvalsplan ook gekozen zou worden zij zouden alles uit de kast moeten halen wat betreft camouflage, kalmte, kracht en alles wat SOE hen geleerd had. Maar zij hadden meer nodig dan dat, de Goden moesten aan hun zijde staan. Eén fout en de situatie zou meteen hopeloos zijn.
Rønneberg:” De kans dat wij in de vallei vast zouden komen te zitten was erg groot en daarom besteden wij veel tijd aan het ontsnappingsplan. Wij wisten dat het er om ging spannen en dat wij het misschien niet zouden halen”.
De Måna
Jonescopics@flickr.com
Ian Brookes www.infinitymedia.co.uk
Wat ook door hun hoofden spookte was het idee dat indien zij gepakt zouden worden en hun Noorse identiteit zou boven water komen zij er op moesten de rekenen dat de Nazi’s ook brutale vergeldingsacties tegen de plaatselijke bevolking zouden ondernemen. Met name voor Helberg en Poulsson was dit een zware last, hun vrienden en families woonden immers maar een paar kilometer van de fabriek.
De volgende ochtend werd Helberg om negen uur op verkenning gestuurd, hij moest uit zien te vinden of het mogelijk was om de wanden van de kloof te bedwingen en of de rivier overgestoken kon worden. Helberg was verantwoordelijk voor de route die de commando’s zouden nemen en hij maakte hierbij gebruik van zijn kennis van de omgeving en tevens gebruikte hij de foto’s die de RAF van het doelwit genomen had.
Vijf uur later kwam hij terug met de mededing dat het ijs aan het kruien was, maar dat men de rivier op één bepaald punt nog over kon steken. Hij was er van overtuigd dat men de steile hellingen kon beklimmen ondanks het gewicht van de rugzakken die gevuld waren met explosieven, wapens en andere uitrusting.
Het was hem opgevallen dat een paar honderd meter van het punt waar de rivier overgestoken kon worden er bomen en struiken langs de zuidelijke helling groeiden. Helberg redeneerde dat indien bomen en struiken tegen de wand op konden komen,  mensen dat ook zouden moeten kunnen.Hij beklom een stuk van de wand maar hij had geen machine pistool bij zich en een zware rugzak vol explosieven. Zijn redering was dus discutabel. Rønneberg:”Ik had niet verwacht dat Helberg de wand zou kunnen beklimmen, maar hij kwam terug met een grote glimlach op zijn gezicht. Dit was goed nieuws, wij zouden de fabriek in kunnen komen zonder dat de Nazi’s het zouden merken”.

Het officiële rapport en  diverse getuigenissen na de oorlog spreken elkaar tegen over wie er voor, of tegen was, welke ontsnappingsroute genomen zou worden. Een snelle route over de hangbrug met een vuurgevecht, of de langzame route  door de kloof zonder vuurgevecht, maar de kans bestond dan om in de vallei klem te komen zitten. Later zou blijken dat dit de meest cruciale beslissing zou zijn van de hele operatie. In de officiële SOE dossiers staat dat Rønneberg van mening was dat hij en de Swallow leider Poulsson voor de optie waren om zich via de brug een weg naar buiten te vechten omdat dit de snelste manier was om te ontsnappen. Hij schreef het zo: Naar mijn mening, en die werd gedeeld door Jens Poulsson, was het ‘brug’ plan beter ondanks mogelijk verliezen, maar wij hadden twee zieken en wij waren niet in optimale conditie. De overigen waren hier niet van overtuigd en ondanks de mogelijkheid van beide leiders hun veto uit te spreken werden beide plannen toch ter stemming gebracht. 
Alleen Rønneberg en Poulsson waren voor de “brug’ optie, vijf stemden voor de ‘kloof ’optie en twee maakte het niet uit welke optie gekozen werd. Volgens democratische principes werd besloten via de kloof te ontsnappen.
De volgende uren ging de groep zich in stilte op de aanval voorbereiden,,uitrusting schoonmaken, alle instructies nogmaals doorlezen, uitrusting controleren en nogmaals de keuze van de ontsnappingsroute afwegen. Als wachtwoorden werden gebruikt: 1e man:”Piccadilly” en de 2e man moest antwoorden met: “Leicester Square”. Het gebruik van zaklampen was absoluut verboden, zowel tijdens de aanval als tijdens de terugtocht. Wapens waren klaar voor gebruik, maar zouden pas geladen worden als dat nodig mocht zijn, om op die manier te voorkomen er een per ongeluk af zou gaan. De groep werd nu in tweeën gesplitst:de groep die dekking zou geven: Haukelid als leider, met verder Helberg, Poulsson, en Kjelstrup. De explosieven groep met als leider Rønneberg samen met  Strømsheim, Kayser, Idland en Storhaug.

De orders voor deze operatie omsloten alle voorkomende mogelijkheden: indien de gevechten al beginnen voordat de opslagruimte van het zware-water is bereikt dient indien nodig de groep die dekking geeft de explosieven aan te brengen. Mocht de teamleider iets overkomen, of indien er iets anders gebeurd wat de planning verstoord dan dient elk lid van de groep eigen initiatieven te ontwikkelen waarmee het doel van de actie als nog gehaald wordt. Als iemand op het punt staat gevangen genomen te worden dient hij een eind aan zijn leven te maken.
Mocht de missie niet slagen dan zouden de commando’s binnen enkele uren dood zijn, het zij in een vuurgevecht het zij door executie. Belangrijker nog, als zij zouden falen dan hadden de geallieerden nog maar één optie over: een massaal bombardement op de fabriek waarbij dozijnen burger het slachtoffer zouden worden.
Rønneberg gaf opdracht om twee uur rust te nemen, om op die manier zoveel mogelijk kracht te sparen voordat de grootste uitdaging van hun leven zou beginnen. De negen Noren stonden op het punt één van de gewaagdste acties uit de militaire geschiedenis te beginnen. Wat zij niet wisten dat in Engeland Winston Churchill handwringend zat te wachten op nieuws over de actie, net als hoog geplaatste regeringsleiders en leden van de krijgsmacht.
Fjøsbu-Dalen
Toen de groep om acht uur ’s avonds op 28 februari 1943 de hut verliet om aan de afdaling naar de vallei te beginnen was het bewolkt, het was niet koud  maar het waaide hard. Iedereen droeg een Brits uniform en Britse papieren, de groep was gewapend met vijf machine pistolen met zes magazijnen, drie Colt pistolen .32 met zes magazijnen, zeven Colt .45 pistolen met veertien magazijnen, tien handgranaten, twee sets met explosieven en bijbehorende lonten en een kleine hoeveelheid voedsel. Waar zij niet op zaten te wachten was een rustige nacht met volle maan dan zouden te Nazi’s hen eerder kunnen horen, of zien aankomen. Maar toch maakte de natte sneeuw het hen knap moeilijk en zij waren gedwongen hun ski’s over de schouder te leggen en de afdaling te voet te maken waarbij zij vaak tot aan hun heupen in de sneeuw weg zakten.
Toen zij in de buurt van de Våer brug bij de hoofdweg kwamen moesten zij ineens wegduiken toen er plotseling twee bussen met werknemers voor de nachtploeg van de fabriek de bocht om kwamen. In de buurt van de hoogspanningleiding verborgen zij hun ski’s en rugzakken en staken hier de weg over om te beginnen aan de afdaling naar de rivier op de bodem van de kloof.

De afdaling naar de bodem van de kloof was slechts honderd meter maar de invallende dooi maakte alles erg glad en het ijs op de rivier verdween zienderogen. Zoals Helberg had verteld was er nog maar één plaats waar de rivier overgestoken kon worden, maar daar stond al 10 cm water op het ijs. Het ijs kraakte onder hun voeten terwijl zij zo snel mogelijk naar de andere kant van de kloof probeerden te komen waar zij opgingen in de schaduwen van de rotsen. De beklimming was eenvoudiger dan zij gedacht hadden maar hun harten gingen als gekken te keer, deels door inspanning, deels door opwinding en angst. De mannen trokken zich aan boomstammen en struiken omhoog drijfnat van het zweet en hun rugzakken begonnen steeds zwaarder te wegen. Als er iemand uit zou glijden waren zij ten dode opgeschreven, onder hen lagen scherp rotsen en massief ijs. Nooit naar beneden kijken was hen verteld tijdens hun bergtraining in het Cairngorms gebergte in Schotland. Zij zweten als otters toen zij naar verloop van tijd de spoorweglijn van de fabriek bereikten. Terwijl zij de rails overstaken om dekking te zoeken zagen zij verse sporen in de sneeuw van vijandelijke soldaten die daar kort tevoren waren langsgekomen. Slechts op een paar honderd meter afstand konden zij nu de fabriek zien liggen, halverwege de zuidelijke helling van de vallei. Twee enorme stenen gebouwen met daar direct naast de kazerne en wachtlokalen van de Nazi bewakingstroepen.
De stilte van de vallei werd onderbroken door de sterke westenwind die  het gebrom en geratel van de machines in de fabriekshal met zich meedroeg.
Het uitzicht op de fabriek was voor Helberg en Poulsson een ontroerend moment, zij hadden als kinderen gezien hoe de fabriek gebouwd werd en deze werkgelegenheid en welvaart naar de vallei had gebracht.
Hoe hadden zij zich toen ooit kunnen voorstellen dat zij nu, jaren later, gekleed als Engelse commando’s, bewapend met machine pistolen en explosieven, op het punt stonden diezelfde fabriek op te blazen. Enige kilometers verderop lagen hun familieleden rustig te slapen zich totaal bewust wat hun zonen, of broers, op het punt stonden te ondernemen. Onder zich aan de voet van de weg die omhoog naar de fabriek kronkelde kon de groep de wachten over de hangbrug heen en weer zien lopen. In de barakken naast de fabriek lagen de Nazi’s te slapen, of misschien waren zij aan het kaarten. Het was kwart voor twaalf. Klokslag middernacht werd de wacht gewisseld, dit ging precies zo als beschreven in de inlichtingenrapporten, desondanks hielden zij zich ruim dertig minuten schuil in het duister van de nacht. De waakzaamheid van de wachten zou naar mate de tijd verstreek alleen maar afnemen. Groep begon de meegebrachte rantsoenen op te eten terwijl Rønneberg bij iedereen langs ging om er zeker van te zijn dat iedereen precies wist wat hem te doen stond. Planning was cruciaal, als iemand zijn hoofd er even niet bij zou hebben kon de hele onderneming op een ramp uitdraaien. Rønneberg:”Terwijl wij daar boven zaten te wachten voelde dat bizar aan, het leek wel of wij gewoon pauze tijdens een oefening in Schotland. Soms vertelde iemand een verhaal of een mop, als wij wilden konden wij zo hard schreeuwen als wij wilden want de storm raasde boven alles uit en niemand kon ons horen. Ieder van ons was heel kalm en gedurende deze moment had ik er het vertrouwen in dat wij de missie konden laten slagen”. Precies half één slopen zij in de richting van het doelwit. Alle negen slopen zij naar een voorraadschuur op op honderd meter afstand van het grote stalen hekwerk lag. De dekkingsgroep nam zijn positie in een hielden hun machinepistolen in de aanslag. Eém sprintte naar het hek en knipte met de betonschaar het hanslot door. Het kostte niet meer dan één knip met een betonschaar en vervolgens betraden de mannen één van de meest strategische plekken van de hele Tweede Wereldoorlog. De dekkingsgroep namen snel nieuwe posities in Ieder van hen had chloroform bij zich om eventueel aanwezige wachten mee te kunnen bedwelmen.
De explosievengroep had ondertussen een tweede hek geforceerd en zij bevonden zich nu een niveau lager op een verdieping die naar de kelders leidde waar zich de vaten met zwaar-water bevonden.
Afzien van het gebrom van de fabriek bleef het verder rustig. Het enige wat enigszins verontrustend was dat de maan door de wolken heen gebroken was. De omgeving werd ook verlicht door de lichten van de fabriekshallen die slecht verduisterd waren. De duisternis die de mannen zo nodig hadden was verdwenen. De dekkingsgroep nam nu de vooraf afgesproken posities in, bij een hut waar men uitzicht had over de barakken waarin zich de vijand bevond.
De explosieven groep lied ondertussen éém man achter die de wacht hield en de overige vier splitsten zich zoals afgesproken in twee teams beide voorzien van een complete set explosieven in geval dat één van de twee het doel niet zou halen. Beide teams gingen meteen naar de kelderdeur, maar die zat op slot, vervolgens probeerden zij een deur een verdieping hoger, ook op slot. De kelderdeur had open moeten zijn want Skinnerland had één van zijn contactpersonen in de fabriek opdracht gegeven de deur van slot te laten, maar de man was ziek geworden en was die dag niet in staat geweest naar de fabriek te komen. Van de Nazi’s was in de fabriek geen spoor te bekennen.
Er zat niets anders op om tenminste een vuurgevecht te voorkomen om een laatste optie toe te passen. Professor Tronstad had hen verteld dat het mogelijk was om via de kabelschachten in de kelder te komen. God zij dank dat Tronstad zo nauwgezet was, de kabelschachten waren inderdaad open zoals hij hen reeds voorspeld had. Toen Rønneberg rondkeek zag hij alleen Frederik Kayser, de andere twee Strømsheim en Idland waren zij tijdens de zoektocht naar de toegang tot de kelder kwijtgeraakt. Rønneberg begreep dat tijd nu de belangrijkste factor aan het worden was en elke minuut telde. Kayser en hij beklommen de kleine ladder die toegang gaf tot de schacht. Zij kropen over buizen en kabels terwijl zij hun rugzakken voor zich uit duwde. Door een opening in de schacht konden zij het doelwit onder zich zien liggen. Aan het einde van de schacht kamer zij in een soort kamertje uit naast de ruimte waar zich het zwaar-water bevond. Snel gingen de ruimte met de zwaar-water condensors binnen en oververmeesterden zij de bewaker.
Meteen sloten zij de deuren en Kayser hield de bewaker onder schot die beefde van angst. Hij had nog nooit een engels uniform gezien en verwachtte er ook nooit één te zullen zien. Rønneberg trok zijn rugzak open en begon de worst vormige explosieven rond de cilinders aan te brengen, die overigens precies leken op de modellen waar zij in Engeland op geoefend hadden. Rønneberg was net klaar met het aanbrengen van de helft van de explosieven toen hij gerinkel van glas hoorde. Toen hij opkeek zag hij Birger Strømsheim aan de achterzijde van de fabriek door het raam klimmen. Kayser draaide zich ook om en hij was al bezig zijn machinepistool te laden toen hij zag dat het goed volk was.
Strømsheim en Idland hadden de kabelschacht niet kunnen vinden, niet wetende dat Rønneberg en Kayser al binnen waren hadden zij besloten de enig mogelijke, maar ook de gevaarlijkste optie gekozen om binnen te komen. Het glasgerinkel had de Nazi’s kunnen alarmeren, Rønneberg snelde naar het raam toe om de laatste stukken glas weg te halen zodat Strømsheim naar binnen kon komen. Idland bleef buiten op wacht staan terwijl Strømsheim Rønneberg hielp met het aanbrengen van de laatste ladingen en het aanbrengen van de lonten. Oorspronkelijk waren zij van plan geweest om twee minuten lonten te gebruiken, maar omdat zij bang waren dat iemand de lonten vroegtijdig zou verwijderen hadden zij er voor gekozen om voor de zekerheid ook 30 seconden Bickford lonten te plaatsen. Dit was een dappere zet want dit betekende dat de explosies plaats zouden vinden voordat zij het complex verlaten konden hebben. Rønneberg’s honger om met de Nazi’s het gevecht aan te gaan was opmerkelijk, zijn gedrevenheid was enorm, dat bleek ook wel uit het feit dat hij zich een weg naar buiten wilde vechten. Ook nu weer ondernam hij iets gevaarlijk op de operatie goed af te laten lopen, maar ook om het gevecht aan te gaan.


                                                    
Net voordat zij de lonten aan wilde steken zei de bewaker: “Alstublieft, ik heb mijn bril nodig. Heden ten dagen zijn die nauwelijks in Noorwegen te krijgen”. Dit was een onwerkelijk moment en het verzoek deed de drie commando’s verstijven, deze plotselinge verandering van het plan bracht hen van hun stuk tijdens deze cruciale militaire operatie. Hierna rommelde de commando’s in het bureau van de bewaker om zijn glazen te kunnen vinden. “Takk”, zei de bewaker toen hij zijn bril op zijn neus zette. Terwijl hij sprak hoorden zij voetstappen naderden. De mannen laden hun wapens en zetten ze op scherp. Was die een Nazi’s die zijn ronde deed?  Tot hun oplichting stapte een Noorse voorman de ruimte binnen en hij ging bijna van zijn stokje toen hij de drie commando’s zag en een collega met zijn handen boven zijn hoofd.
Buiten begon de dekkingsgroep onrustig te worden, de anderen waren nu al 25 minuten geleden verdwenen in de schaduwen van de fabriek. Terwijl Rønneberg de lonten aanstak telde Kayser tot tien, waarna de bewakers opdracht gaf zo snel mogelijk naar boven te rennen. De drie commando’s zelf renden zo snel mogelijk door de stalen deur naar buiten. Zij waren nog geen twintig meter van het gebouw verwijderd toen zij de doffe dreun van de explosies hoorden. Het geluid werd gedempt door het gebrom van de machines in de fabriek en de dikke betonnen muren van de kelders. De dekkingsgroep vroeg zich af of de explosieven wel op juiste wijze aangebracht waren, maar Rønneberg hoorde aan het geluid van de explosies dat de cilinders verwoest waren en dat de zwaar-water productie van vier of vijf maanden nu over de vloer het riool in verdween. Wat de commando’s niet konden weten was dat het geluid van een gedempte explosie niet ongewoon was voor degenen die in de fabriek werkten, Soms konden ongevaarlijke explosies gehoord worden die ontstonden in de verbrandingsmachines, soms maakte het geluid van scheurend ijs of het naar beneden storten van smeltende sneeuwmassa’s net zo’n geluid. Poulsson: “De explosies klonken niet erg hard, het was meer het geluid van twee of drie auto die op elkaar inreden. De explosieven groep ging na de ontploffingen onmiddellijk in dekking, wachtend op een reactie vanuit de Nazi barakken. Zij lagen of stonden doodstil toen de deur van een van de barakken openging en een slechts half geklede soldaat naar buiten kwam. Hij scheen met zijn zaklantaarn over het fabriekterrein , liep langzaam in de richting van Haukelid die verstopt zat achter een stapel lege vaten. Toen hij tot op een afstand van vijf meter genaderd was lied hij het licht van zijn zaklamp rond schijnen en hij ging daarbij maar een paar centimeter over het hoofd van Haukelid heen. Als het een windstille nacht was gewest hij de wacht misschien het gehijg, of de pompende hartslag van Haukelid kunnen horen. Op dat zelfde moment waren alle wapens waarover de groep beschikte op de onwetende soldaat gericht. Had hij zijn lamp wat lager laten schijnen dan was hij ongetwijfeld doorzeeft geweest met kogels. Hij draaide zich echter om en verdween weer in de barak en op het moment dat de deur dichtsloeg werd het teken gegeven om de terugtocht te aanvaarden. De kalmte van de hele groep geeft nogmaals aan hoe professioneel zijn bezig waren. In een rapport dat na de aanval rond ging tussen de verschillende militaire en politiek afdelingen staat het volgende te lezen over Haukelids koelbloedigheid: ‘Het voorbeeldig wapengebruik van de leider van de dekkingsgroep toen de vijand hem tot op slechts een paar meter was genaderd om te kijken wat er aan de hand en toen naar zijn barak terugkeerde, was één van de opmerkelijkste feiten van de gehele operatie’.
foto: Antonet Dijkstra
foto: Antonet Dijkstra
Het plan liep zelfs beter als de mannen gehoopt hadden, slechts drie waren gezien door de bewakers in de kelder, die niets anders vermoeden dan dat dit Engelse commando’s waren die Noors spraken. Rønneberg en Kayser hadden hun strepen laten zien en hadden diverse gereedschappen en papieren achter gelaten om daarmee alvast te bewijzen welke nationaliteit zij hadden. Om te voorkomen dat de Nazi’s vergeldingsacties uit zouden voeren tegen de lokale bevolking was het van belang dat het aantoonbaar was dat dit het werk was van Engelse troepen en niet van een lokale verzetsbeweging.
Het team had zijn opdracht succesvol uitgevoerd en nu stond er nog maar één ding op het programma, ontsnappen en snel ook. Het probleem was echter dat een snelle ontsnapping vanuit de Rjukan vallei niet mogelijk was. Het was van vitaal belang dat zij zo ver mogelijk weg wisten te komen voordat er alarm werd geslagen. De negen mannen daalden zo snel mogelijk langs de zuidelijke helling naar beneden af naar de bodem van de kloof. Vervolgens staken zij de rivier over die nu al veel hoger stond en sneller stroomde dan enkele uren gelden.
Het water op het ijs stond centimeters hoger dan op de heenweg en het was een kwestie van uren of misschien van minuten dat het oversteekpunt weggespoeld zou worden. Als dat gebeurde zaten de mannen als ratten in de val en zonder hoop om de andere oever te kunnen bereiken..
De stijging van temperatuur en het smelten van de sneeuw staat bij de plaatselijke bevolking bekend als ‘Fohn’ en dit bracht de ontsnapping van de groep in gevaar. Diepe natte sneeuw was het laatste waar de groep op zat te wachten als zij snel wilden ontsnappen, maar zij konden het zuigen van de sneeuw onder hun laarzen voelen en ook de warme wind die in hun gezicht blies.
Het team werd ontnuchterd terwijl zij net de rivier over staken, toen rond het fabrieksterrein het gehuil van sirenes klonk. Snel kropen zij de oever aan de andere kant van de rivier op. De eerste auto die vanuit de richting van Rjukan verscheen reed heel langzaam over de slingerende bergweg, het was spekglad. Toen de auto voorbij kwam verschool de groep zich achter een sneeuwwal die opgeworpen was door een sneeuwploeg die de weg had vrijgemaakt. Nadat de auto gepasseerd was staken de mannen de weg over en liepen aan de andere kant van de weg naar de plek waar zij hun ski’s en de rest van de uitrusting hadden achtergelaten. Toen zij omkeken in de richting van de fabriek zagen zij lichten langs de spoorweg bewegen precies op het punt waar zij het fabrieksterrein hadden betreden. Gedurende de volgende minuten zagen zij een sliert auto’s en trucks zo snel als de omstandigheden het toelieten over de weg in de richting van Vemork rijden. Op een gegeven moment sloegen zij links af om via de hangbrug het fabrieksterrein te bereiken, de race was begonnen.
Gedurende de volgende uren worstelden zij zich een weg naar boven via een zigzag pad dat onder de de baan van de Krosso lift naar top van de vallei. De lift was aangelegd zodat de mensen die beneden in het dal woonden gedurende de donkere winter maanden de vallei konden verlaten en boven op de top van de zon konden genieten. In Noorwegen had men al in een vroeg stadium ontdekt dat de mens ook in de winter zonlicht nodig heeft.
Waar bleven de zo zeer gevreesde zoeklichten die op het dak van de fabriek stonden en die zoals hun verteld was de hele omgeving konden verlichten?
De Nazi’s daarin tegen waren er van overtuigd dat de saboteurs zich nog steeds op het fabrieksterrein bevonden. Zij hadden immers de brug niet overgestoken en het was niet mogelijk en men was vast niet zo gek om via de helling af te dalen naar de bodem van de vallei, dus moesten zij zich nog op het fabrieksterrein bevinden was hun redenering.
                                                     
Het grootste gedeelte van de route , genaamde het Ryes Pad, naar de top lag verscholen in een dicht sparren bos, maar elke als het pad een bocht maakte en de route van de kabelbaan kruiste dan was er totaal geen dekking meer. Tijdens hun drie uur durende zwoegtocht naar boven waren om de zoveel minuten zichtbaar voor iedereen die naar hen op zoek was. Voor de commando’s was dit de aangewezen route voor een ieder die uit de vallei wilde ontsnappen, maar in de verwarring en de paniek die bij de Nazi’s toesloeg na de aanslag had niemand er over nagedacht op welke wijze de saboteurs zouden kunnen ontsnappen. De grootste angst van de Noren was dat de Nazi’s zo slim zouden zijn om de kabelbaan in te schakelen en een groep soldaten naar de top te transporteren. Er waren maar een paar minuten voor nodig om de bedienaar van de kabelbaan die er naast woonde te alarmeren en op die manieren tientallen soldaten naar boven te krijgen. Dit scenario zou het einde van hun ontsnapping betekenen, zelfs als zij een vuurgevecht zouden overleden dan nog wist men precies waar zij waren en de Nazi;s zouden hen vervolgens in kunnen sluiten door gebruik te maken van vliegtuigen die hen vanuit de lucht in de gaten konden houden.

Dit gebeurde echter niet en om vijf ’s morgens bereikten zij uitgeput de top van de vallei. Eenmaal op de top aangekomen merkten zij pas hoe hard het op het plateau stormde, zij weren bijna door de kracht van de storm weer naar beneden geblazen. De mannen staarden naar beneden in het dal waar de Nazi’s nog fanatiek naar hen aan het zoeken waren. Toen zij halt hielden om te rusten en te eten begonnen zij zich te realiseren dat hun kans om te ontsnappen flink toegenomen was nu zij ongezien uit het dal hadden kunnen wegkomen. Rønneberg; “Het was een geweldig gevoel, wij hadden ons de afgelopen maanden zo op deze klus geconcentreerd en nu leek het erop dat het de goede kant op ging. Wij zagen de zon in een fantastisch kleurspel boven de Gaustatop opkomen, terwijl wij in stilte onze chocoladerepen en rozijnen opaten”.

“Een vogel zong ergens in het struikgewas en wij wisten dat het voorjaar eraan zat te komen. Terwijl wij daar zo zaten waren wij erg blij dat de opzet geslaagd was en wij voelden ons trots, tegelijkertijd moesten wij aan onze Engelse kameraden denken die omgekomen waren met de ramp met de zweefvliegtuigen. Zij hadden pech gehad, maar iets, of iemand had ons afgelopen nacht beschermd. De Nazi’s zaten in het dal onder ons, maar voor hen waren wij nu niet bang meer. Nu moesten wij de strijd met de Noorse natuur weer aangaan. Maar hier waren wij niet bang voor, wij hadden al uit ervaring geleerd toe te geven en dat de natuur soms de baas is. Als wij  met die kracht met respect om zouden gaan zou het wel goed komen”.

De mannen was geen lange rustpauze gegund, zij moesten nu zoveel mogelijk afstand tussen hun en de jagers creëren. Het stormde hard toen zij op weg gingen naar de hut bij Langsjå en hun grootste angst was dat nu het goed licht werd zij met vliegtuigen te maken zouden krijgen die het gebied gingen uitkammen. Deze vliegtuigen zouden men met machinegeweer vuur kunnen besproeien, maar zij konden ook vijandelijke troepen naar de op de vlucht zijnde commando’s dirigeren. Zij bereikten om elf uur echter de hut zonder het een geluid van een enkel vliegtuig gehoord te hebben. Zij hadden in de afgelopen 36 uur geen oog dicht gedaan en zij hadden zich zo snel mogelijk verplaats als hun vermoeide benen ze maar dragen konden.
De adrenaline had hen op de been gehouden vanaf het moment dat zij acht uur geleden aan de werkelijke sabotage actie begonnen waren. Dit waren jonge fitte en geharde kerels, maar ook hun lichaam kon maar een beperkte belasting hebben. Het was dan ook een enorme opluchting toen zij de hut bereikten en daar konden gaan zitten om nog meer voedsel tot zich te nemen, want zij waren ondertussen totaal uitgeput geraakt.
De hele operatie was tot op dat moment een groot succes geweest, zelfs beter dan zij in hun stoutste dromen hadden durven dromen. Zij waren ongezien de fabriek binnengedrongen, hadden alle zwaar-water cilinders opgeblazen, waren ontsnapt zonder dat er ook maar één enkel schot afgevuurd was, of dat er iemand gewond was geraakt en zij hadden de fabriek al ver achter zich gelaten voordat het alarm afging. Verder was er aan de rest van de fabriek geen schade toegebracht waardoor zijn economische belang voor Noorwegen niet in gevaar was. Het Duitse garnizoen was schuldig aan ernstige fouten en blunders in de eerste uren direct na de aanval en dit was het geluk van de saboteurs geweest. De mannen hadden het gevoel dat de Goden aan hun kant hadden gestaan die nacht terwijl zij in de hut lagen uit te rusten. Binnen uur was de storm op de Hardangervidda aangetrokken tot een orkaan en het was totaal zinloos de hut te verlaten. Om buiten de hut te kunnen ademen moesten zij de handen voor hun mond houden, deze sneeuwstorm zorgde er echter voor dat alle sporen van hun terugtocht bedekt werden. Dit was van groot belang, nu hadden de Nazi’s helemaal geen idee meer hoe de commando’s ontsnapt waren. Als zij hun voetsporen naar boven en hun skisporen op het plateau ontdekt hadden dan zou de kans op ontsnapping weer aanmerkelijk kleiner worden. Nu was er absoluut geen kans meer hen te vinden, zij waren simpel weg opgegaan in de sneeuw. De nazi’s konden nu niet meer geconcentreerd in één bepaald gebied gaan zoeken, zij moesten hun manschappen verdelen over één van Europa’s grootste verlaten wildernis. Een geslaagde ontsnapping was echter nog niet gegarandeerd, er kon nog van alles gebeuren. Zij konden nog steeds in contact komen met Nazi patrouilles, of met Noorse landverraders, of zij konden vanuit de lucht gezien worden. Maar hun achtervolgers hadden één groot nadeel zij kenden het terrein en de weersomstandigheden niet, terwijl de Noorse commando’s dit voordeel ten volle uit konden benutten. De storm betekende ook dat de mannen langer konden uitrusten en weer op krachten konden komen. Een nadeel was echter dat de Nazi’s in staat waren versterking uit de omgeving van Vemork op te roepen wetende dat de saboteurs met dit weer geen kant op konden en zich ergens in de buurt van Vemork op zouden houden. Zij moesten ergens in de buurt zitten.
De volgende dag, 1 maart 1943, vertrok het gezelschap richting Svensbu, maar de kracht van de storm deed hen na enige tijd weer terug keren. In de loop van de middag ging de wind enigszins liggen en om vijf uur werd een nieuwe poging ondernomen. Om half tien kwamen de mannen opnieuw totaal uitgeput bij de Svensbu hut aan, de storm was weer in alle hevigheid losgebroken.
Ondertussen bekeek de hoofd-ingenieur van de fabriek Alf Larsen, die tevens hun belangrijkste informant in de fabriek was geweest, de aangerichte schade. Hij was één van de eerste die de plek des onheil betrad.
“Toen ik binnen kwam zag ik dat alle cellen opgeblazen waren en dat de bodem van elke cel weggeslagen was. De hele ruimte hing vol waterdamp, dit was mede afkomstig doordat dat bijna alle waterbuizen in de ruimte door rondvliegende scherven lek geraakt waren. Het leek wel of ik onder de douche stond. Dit was een perfecte sabotage actie geweest”.
Generaal Wilhelm Redies, hoofd van de Gestapo in Noorwegen, kwam bij de fabriek aan om zelf de schade op te nemen en om uit te vinden hoe men in staat was geweest deze onneembare vesting te nemen. Ook wilde hij erachter komen om hoeveel saboteurs het ging en hoe zij gevlucht waren. Hij was die zondagochtend niet in de allerbeste stemming, hij wilde snel antwoorden op zijn vragen en dreigde met vergeldingsacties. Hij nam aan dat de actie door Engelse commando’s was uitgevoerd, er was een Tommygun gevonden, engelse papieren waren achtergelaten de bewakers die door de overval verrast werden bevestigden deze veronderstelling ( onduidelijk blijft of de bewakers niet wisten dat de commando’s Noren waren, maar dat ook zij wilden voorkomen dat er vergeldingmaatregelen genomen zouden worden).
Het doorgeknipte hangslot, het open hek en een spoor voetstappen ( daarbij ook nog een bloedspoor van Rønneberg’s hand) onthulden hoe men de fabriek in was gekomen en hoe men hem verlaten had. Het was echter voor Redies nog steeds onduidelijk hoe men weg was gekomen, naar zijn mening was ontsnappen via de kloof onmogelijk. Redies was er van overtuigd dat deze missie alleen kans van slagen had gehad indien men vanuit binnen uit hulp had gekregen. Natuurlijk verdacht hij meteen de voormalige directeur D. Brun, maar desondanks lied hij alle technici en laboranten arresteren en hij dreigde iedereen dood te schieten tot het lek boven water kwam. Door de aankomst van Wehrmacht Generaal von Falkenhorst gingen de plannen van Redies niet door. Von Falkenhorst was één van de weinige hoge Nazi’s die enige bewondering voor de actie in Vemork had en hij toonde daarbij ook mededogen voor de burgerbevolking. Later werd hij overigens wel vervolgd en veroordeelt wegens oorlogsmisdaden, onder andere voor zijn rol in het Freshman incident.
Ter plekke verklaarde hij dat dit de beste sabotage actie geweest was die hij ooit tijdens de oorlog gezien had.
Volgens een telegram dat door Haugland was verstuurd had Skinnerlands contactpersoon in de fabriek zelfs gezien dat von Falkenhorst had moeten glimlachen toen hij de schade zag die de saboteurs hadden aangericht. “Engelse gangsters”had hij gemompeld. Onderschept berichtenverkeer tussen Duitse en Noorse inlichtingen afdelingen gaven aan dat men van mening was dat drie Noors spreken Engelse commando’s gekleed als burgers per trein naar Rjukan hadden genomen, maar dat zij de omgeving goed kenden.. Vreemd genoeg leidde het feit dat zij vloeiend Noors spraken niet tot argwaan. De gegijzelden werder echter pas vrijgelaten toen von Falkenhorst had verklaard dat het hier een Engelse militaire actie ging en dat de lokale bevolking hier niets mee te maken had. Vervolgens werd de jacht op de Engelsen massaal geopend. Later zou de lokale bevolking zijn dank jegens von Falkenhorst uitspreken omdat hij in verweer was gekomen tegen de Gestapo die absoluut vergeldingsacties tegen de lokale bevolking wilden ondernemen. . Terwijl hij nog bezig was om te onderzoeken hoe de indringers weg hadden weten te komen gaf hij het bevel om de zoeklichten te ontsteken, maar tot schaamte van de bewakers en tot woede van von Falkenhorst lukte dat niet want men kon de schakelaars niet vinden!
De groep die die nu verder terugtrok op de Hardangervidda bestond nu nog uit acht man, Helberg ging terug naar de hut in Fjosbudalen omdat hij daar zijn burgerkleding en zijn vervalste identiteitsbewijs had laten liggen die hij voor zijn verkenningstochten had gebruikt. Dit mocht absoluut niet door de Nazi’s gevonden worden anders zou men zeker vergeldingsacties tegen de lokale bevolking uitvoeren. Voor hij vertrok sprak hij met de rest af dat zij elkaar weer zouden ontmoeten bij de Svensbu hut mts het weer en de Nazi’s dat toelieten.

                                        
Op 2 maart verliet de hoofdgroep de Svensbu hut en ging op weg naar Skrykken, de plek waar Gunnerside geland was, maar ook dit keer werden zij door een zware storm gedwongen na twee uur op weg te zijn geweest om naar de hut terug te keren. De volgende dag hadden zij meer succes. Eénmaal op weg maakten zij een omtrekkende beweging via Slettedal waar zij een boodschap voor Skinnerland en Haugland, de twee marconisten, achterlieten. Zij zouden de boodschap naar het hoofdkwartier in Engeland doorseinen. Deze luidde als volgt:

geland op Skrykkenvann stop wegens de weeromstandigheden daar een week vastgezeten  stop gezien de foutieve landingsplaats veel uitrusting moeten achterlaten  stop  aanval gestart op
28-2-43 om 00.45 uur  stop  zwaar-water destillatie fabriek totaal verwoest  stop  iedereen present  stop  geen gevechten’  sluiten

       

Omdat Haugland zich van de rest van de groep had afgescheiden wist men in Londen niet wat de situatie was en men vreesde zo langzamerhand het ergste.. De groep arriveerden om acht uur ’s avons in Skrykken en zij begonnen daar meteen hun lange mars naar Zweden te plannen. Haugland en Skinnerland waren al bij de Skrykken langs geweest om hun deel van de voorraden op te halen, Skinnerland zou de taak van marconist voor de Swallow groep van Haugland overnemen  en Haugland zou gaan proberen om nog meer informatie te verzamelen en contacten te leggen met andere verzetsgroepen en die ook verder opleiden. Maar eerst moesten beiden onderduiken tot de Nazi’s hun jacht op de saboteurs zouden staken.
Vijf leden van de Gunnerside groep - Rønneberg, Idland, Kayser, Strømsheim en Storhaug waren van plan de 4oo kilometer trip naar Zweden in 10 dagen te doen, mits het weer het toestond  Haukelid en Kjelstrup zouden op de Hardangervidda blijven, Poulsson en Helberg waren van plan eerst naar Oslo te gaan om daarna te besluiten wat zij zouden gaan doen. Terwijl de diversen groepen zich aan het voorbereiden waren om te vertrekken was er van Helberg geen spoor te bekennen en zij begonnen zich zorgen over hem te maken terwijl de storm voort raasde. De groep die naar Zweden zou uitwijken was van plan om de trip  zoveel mogelijk op ski’s af te leggen. Men zou in uniform reizen, mocht men enige tegenstand tegen komen dan zouden zij zich een weg naar de vrijheid vechten. Bij het bereiken van de grens zou de groep zich opdelen in kleine groepjes en zich aan de Zweedse autoriteiten overgeven alvorens men zich eerst van alle wapens en uitrusting had ontdaan.
                                    
Op de ochtend van de 4e maart namen Rønneberg Kayser, Idland, Storhaug en Strømsheim afscheid van de anderen en begonnen aan hun trektocht door de bevroren wereld.
Later zouden zij ervaren dat het echte avontuur nu pas echt begonnen was.

Terug
Gunnerside
Geslaagde ontsnapping
( vorig hoofdstuk )
( volgend hoofdstuk )
foto: ejmyrvang@flickr.com
foto: Mads Elbertsen, Rjukan.