Met betrekking op de geparachuteerde wapens heet Six verklaard, dat men bij de BS nooit meer dan 10.000 wapenen heeft kunnen registreren. Daar Van Hilten van de Duitsers heeft gehoord, dat dezen 10.000 stuks in beslag heeft genomen, vraagt Six zich af waar de rest is gebleven. D.A. van Hilten, hoofd van de sectie krijgsgeschiedenis van de generale staf, heeft verklaard hierover Rauter te hebben gesproken. Deze taxeerde het aantal wapens, dat gedropt was, op 30.000 en verklaarde, dat een derde gedeelte door de Duitsers opgevangen is. Wanneer er 10.000 geregistreerd zijn, zouden er, aldus Van Hilten, nog 10.000 zoek zijn. Hij heeft Rauter gevraagd, of deze vermoedde, waar de overige 10.000 gebleven zouden zijn. Rauter zei: "Ik heb de overtuiging, dat zij in communistische handen gekoen zijn en dat er een gedeelte over de grens is gegaan". Hij noemde als richting: Italië. Van Hilten heeft voorts aan Rauter gevraagd, wat de Duitsers met die wapens en de rest van het materiaal hebben gedaan, als er beslag op werd gelegd. Hierop heeft Rauter hem medegedeeld, dat zij deze hebben gebruikt voor het bewapenen van nieuw op te richten onderdelen in het laatst van de oorlog. Op deze wijze zijn de wapens, aldus van Hilten, na de Duitse capitulatie als oorlogsbuit bij de geallieerden terecht gekomen. Van Hilten weet zelf ook niet, of de rest van de wapens weer in handen van de wettige overheid is teruggekeerd.

Kas de Graaf staat op het standpunt, dat de wapens voor een belangrijk gedeelte inderdaad in handen van de wettige overheid zijn gekomen, terwijl een ander gedeelte is verdwenen. wel moet men hierbij in ogenschouw nemen, dat een groot gedeelte aan het front is gebruikt door de stoottroepen, die in Duitsland werden ingezet, toen het Zuiden bevrijd en het Noorden nog was bezet. Hij twijfelt er echter niet aan, of er zal een aantal mensen zijn, dat wapens heeft gehouden voor het geval ze nodig zouden zijn.

Op de vraag aan de Minister van oorlog om een lijst met namen en gegevens van de door het BBO uitgezonden agenten te mogen ontvangen heeft de commissie ten antwoord gekregen, dat de Minister geen vrijheid kon vinden de verlangde gegevens te verstrekken aangezien naar zijn gevoelen, het Staatsbelang zich daartegen zou verzetten.

Gelijk uit de beschouwingen van de commissie in de Inleiding tot dit deel van haar verslag kan blijken, neemt zij ten aanzien van het beroep op het Staatsbelang ook in een materie als de onderhavige een standpunt in, dat haar de opvatting van de Minister in zijn bovenbedoelde brief niet voetstoots zou doen aanvaarden. Zij heeft evenwel gemeend in dit concrete geval niet in een nadere gedachten wisseling met de Minister te moeten treden, aangezien het verzoek aan hem de strekking had een reeds in haar bezit zijnde lijst, nader te controleren. Het feit evenwel, dat de commissie van andere zijde  de beschikking heeft gekregen over zulk een lijst, illustreert haars inziens de relativiteit van het standpunt van de Minister. Overigens kon de commissie bij haar onderzoek naar de verrichtingen van het BBO volstaan met het horen van enkele agenten, aangezien zich ten aanzien van het BBO, nagenoeg geen principiële verschilpunten hebben voorgedaan en zij meende uit de verklaringen van Generaal van Oorschot, Karel Klijzing en Kas de Graaf voldoende gegevens voor haar verslag te kunnen putten om een algemeen beeld te kunnen geven van het werk van het BBO.

De verklaringen van de  weinige agenten, die de commissie gehoord heeft, waren voor haar zelfs niet in de eerste plaats van belang, om een volledige inzage in de werkwijze van het BBO te krijgen, doch voornamelijk, omdat deze agenten in Duitse gevangenschap hebben vertoefd. Zij toch konden de commissie mededelingen doen over hun houding tegenover de Duitsers met betrekking tot het afgeven van hun code, hun checks en eventuele andere belangrijke gegevens. Dit was voor de commissie van het hoogste belang voor haar onderzoek naar het England-Spiel. Immers er wordt beweerd, dat de in het kader daarvan gevangen genomen agenten in zeer ruime mate mededelingen aan de Duitsers hebben gedaan over de juist vermelde gegevens. Laatste bedoelde agenten zijn behoudens enkele uitzonderingen, slachtoffer van de Duitse terreur geworden. Het was dus voor de commissie onmogelijk langs directe weg over hun houding mededelingen te krijgen. Des te groter werd daardoor het belang om van anderen, die het leven hadden afgebracht, te vernemen , hoe dezen op de Duitse aandrang om bovenbedoelde wetenschap ter kennis van hun ondervragers te brengen, hadden gereageerd. Het meergenoemde standpunt van de Minister zou het onderzoek van de commissie op dit voor de nagedachtenis van de slachtoffers van het England-Spiel zo gewichtige punt, ernstig hebben kunnen belemmeren, ware het niet dat de commissie de overtuiging heeft, dat zij de namen van de belangrijkste BBO agenten, die in handen  van de Duitsers zijn geweest, reeds uit andere hoofde kende. Een samenvatting van het door deze agenten medegedeelde moge thans volgen.


A.J.M. Cnoops, die, aangezien hij in Zuid-Afrika woont, niet gehoord kon worden, heeft bij brief van 24 Juli 1949 medegedeeld, dat hij na terugkeer van zijn eerste uitzending in September 1943 door het bureau MVT, ten tweede male is uitgezonden in Maart 1944, ditmaal voor het BBO. Voor deze uitzending kreeg hij de rang van tweede-luitenant. Hij heeft op de dag, waarop hij naar Nederland vertrok, in verband met de toekenning van deze rang een tamelijk heftige woordenwisseling gehad met Lieftinck. Aan Cnoops was bij de Engelse dienst beloofd, dat hij als officier zou worden uitgezonden. Dit weigerde Lieftinck (
De Nederlandse officier op zijn best, die veilig in Engeland zat). Toen hij 's ochtends werd opgebeld door de Engelsen, dat hij 's avonds naar Nederland zou vertrekken en zij vroegen of alles in orde was, antwoorde hij, dat dit geval was, behalve de beloofde promotie. Om 12 uur 's nachts ontmoette hij een Engelse majoor op de gang buiten het kantoor van Lieftinck. Toen hij deze majoor op de hoogte stelde ging deze het kantoor binnen. Hij was binnen tien minuten weer terug en deelde mede, dat Cnoops tweede-luitenant was geworden met drie maanden terugwerkende kracht. Cnoops voegt hieraan toe, dat de Engelsen iemand direct tot kapitein aanstelden, zodra hij wegging en dat de Fransen, zodra iemand cursussen begon te volgen deze aanstelden tot tweede-luitenant. De Nederlanders stelden allen de rang van sergeant.

Tony Cnoops is geparachuteerd in de Haarlemmermeerpolder en had de beschikking over een dolkmes, een revolver, een silenced ploertendoder, een speciaal wapen, waarmee men geruisloos kon schieten en waarmee men tevens iemand ook een gezellige klap op zijn hersens kon geven, twee radiotoestellen, één om uit te zenden en één om te ontvangen, een persoonsbewijs, brood- en vetkaarten, F.55.000 gulden, 20.000 Belgische francs, 30.000 Franse francs, of omgekeerd en een zenuwachtige telegrafist. Bovendien had hij twee postduiven meegekregen, waarvan er een in het vliegtuig achterbleef en de andere, toen deze werd losgelaten, zich ging koesteren in het zonnetje op een nabij gelegen boerderij.

Hij werd uitgezonden als organisator. Hoewel hij geen marconist was, kon hij zo nodig 12 woorden per minuut zenden en ontvangen. Zijn opdracht was het maken van contact met het hoofd van de Raad van Verzet. Hij moest opgenomen worden in de Raad van Advies en alle partijen onder hun leiding brengen, waarbij de Engelsen, door hem, de algemene richtpunten bepalen.

Hij werd geparachuteerd samen met Bob Celosse, dienst helper (Harry Seyben) en een telegrafist (Huub Sanders). Celosse had reeds contact gehad met de Raad van Verzeten zou Cnoops met deze in verbinding brengen. Daarna moesten Celosse en Cnoops onder alle omstandigheden van elkaar scheiden. Toen zij echter met het vliegtuig van de Zuiderzee uit het land ingingen, weigerde de marconist (Aart Penning) van Celosse te springen, dit had ernstige gevolgen. Celosse en hij waren nu aan elkaar verbonden, doordat zij samen de telegrafist van Cnoops (Huub Sanders) moesten gebruiken. Celosse ging terug naar zijn oude groep CS-6 te Amsterdam, die zwaar gepenetreerd was, onder andere door de beruchte King-Kong (Chris Lindemans). De helper van Celosse (Harry Seyben) werd binnen drie weken gearresteerd. Het huis waar Cnoops zat, werd ondanks al zijn voorzorgsmaatregelendoor de Duitsers in het oog gehouden. Celosse en hij begrepen, dat het spel gauw uitgespeeld zou zijn en kwamen tot het besluit bij elkaar te gaan wonen. Zij brachten daar revolvers, automatische wapens (Sten Guns) en explosieve stoffen bijeen om bij een Duitse overval hun huid duur te verkopen. Celosse was onderwijl door een van zijn verraders in contact te komen met Jackie Breed. Door deze werd Cnoops op 20 mei 1944 onverwacht gearresteerd in het huis, waar hij woonde. Daarop liet Breed nog 6 á 7 personen het huis binnen, die eveneens gearresteerd werden.

Tony Cnoops heeft over de behandeling van de Duitsers tijdens zijn verhoor geen klachten. Hij werd opgesloten te Haaren. Vandaar werd hij gebracht naar Vught en tenslotte met de trein naar Sachsenhausen vervoerd. Hij heeft aan de Duitsers zijn code en een valse security check gegeven zoals zijn instructie luidde. Hier waren zij in Engeland erg tevreden mee. Hij beschikte voor een verbinding met Engeland over een one-time-pad code. Zijn checks bestondenhierin, dat hij de tweede en derde letter van de eerste groep moest veranderen en de laatste groep met drie en twee. Ook beschikte hij over een zogenaamde catch question. De Duitsers hebben hem wel gevraagd voor hen te seinen. Hij heeft dit echter geweigerd.


Harry Seyben heeft verklaard in de nacht van 30 Maart op 1 April 1944 in Nederland te zijn gedropt. Daartoe is hij door de Engelsen opgeleid tot organisator. Bij zijn opleiding heeft hij wel les in seinen gekregen, doch deze was daar niet speciaal op gericht. Hij beschikte over een eigen code, welke berustte op het systeem van de Double Transposition. Ook beschikte hij over een one-time-pad code. Verder lag zijn opleiding op organisatorisch gebied. Zo leerde hij de herkenningstekens van het Duitse leger, terwijl hij bovendien werd bijgebracht de wijze, waarop de SS en de SD werkten. Ook heeft hij een opleiding in het plegen van sabotage gehad. Oorspronkelijk, in December 1943, zou zijn opdracht zijn de uitvoering van het zogenaamde Plan-Haarlem. Dit had betrekking op de fabriek van de fa. Enschedé te Haarlem, welke zodanig vernietigd moest worden, dat de fabricage van de persoonskaarten, welke deze fabriek vervaardigde, niet zou doorgaan. Dit plan is echter niet doorgegaan. Seyben herinnert zich, dat uit dit zogenaamde Plan-Haarlem de operatie Kleykamp is voortgevloeid.

Zijn opleiding was reeds begonnen ten tijde dat Kapitein Lieftinck nog verbonden was aan de Engelse dienst. Hij is ook door Kapitein Lieftinck gerecruteerd. Het spijt hem te moeten zeggen, dat hij tijdens zijn opleiding geen contact heeft gehad met Kapitein Lieftinck of een van de andere mensen van de Nederlandse dienst. Hij heeft hem toen tijdens zijn opleiding slechts één keer te Londen gezien, toen hij in verband met zijn bevordering tot reserve tweede luitenant door Kolonel De Bruyne beëdigd werd. Dit was, naar hij meent, in September 1943. Toen het Plan-Haarlem niet doorging heeft het tot Maart 1944 geduurd, voordat hij werd uitgezonden. Hij heeft geruime tijd doorgebracht op de Engelse demolitie-school en is daarna naar een Holding-School gegaan. Daar zaten mensen, die afgetraind waren en wachtten op een opdracht. Men kreeg les in seinen, demolitie, etc. Tenslotte is hij met de agenten Celosse en Penning naar Nederland gezonden. Cnoops zat in hetzelfde vleigtuig, doch had niets met hun opdracht te maken.Bovendien zat in hetzelfde vliegtuig nog de marconist van Cnoops (
Huub Sanders). Penning was de marconist van Celosse en hem (Seyben). Een maand voordat zij werden uitgezonden, hebben zij speciaal te maken gehad met Majoor Kas de Graaf, die nogal nauwe relaties had met Celosse (beiden kwamen uit CS-6). De laatste (Celosse) was de leider van de combinatie, Hij zou zijn collega's in aanraking brengen met de organisatie, waartoe hij behoorde, namelijk CS-6.

De opdracht van Harry Seyben bestond hierin, dat hij de waterwegen naar het Noorden moest vernietigen zodat geen kolentransporten naar Duitsland meer mogelijk waren. Voor de rest moest gewacht worden op nieuwe opdrachten voor sabotage. De opdracht van zijn groep was in de eerste plaats  het in ontvangst nemen van springstoffen en wapens door middel van ontvangst comité's. Met behulp van CS-6 moest een geschikte plaats uitgekozen worden, waar deze springstoffen en wapens gedropt konden worden. Daarna moesten in samenwerking met CS-6 de vernielingen uitgevoerd worden.

De opdracht van Bob Celosse was contact met CS-6 te zoeken. Hiervan is niets terecht gekomen, Na aankomst te Amsterdam is Celosse zijn contact adressen gaan opzoeken. Na geruime tijd kwam hij terug met de mededeling, dat al die contacten weg waren., waarop hij zijn collega's heeft ondergebracht in een huis waar men kamers verhuurde; in dat huis kwamen ook Duitsers. Daar Celosse te Amsterdam geen adres kon vinden, aangezien de hele organisatie CS-6 vernietigd was, heeft hij te Rotterdam geprobeerd met een andere organisatie in contact te komen. Dat was de organisatie 'Trouw'. Nadat Seyben met Celosse naar Rotterdam was gegaan is hij in aanraking gebracht met Chris Lindemans, alias King-Kong. deze was een goede vriend van Celosse. Hierna ging Celosse terug naar Amsterdam. Celosse had contact met Engeland via de marconist van Tony Cnoops (
Huub Sanders), daar Aart Penning, hun eigen marconist, niet was afgesprongen bij de dropping. Seyben is toen twee weken te Rotterdam geweest, waar hij ook geprobeerd heeft met Lindemans afwerpterreinen te zoeken. Ook is hij met iemand van 'Trouw' gaan kijken naar de sluizen bij Roermond in het Julianakanaal. In samenwerking met 'Trouw' werd een afwerpterrein gezocht aan de buitenkant van Rotterdam. De springstoffen zouden ondergebracht worden te Rotterdam. Wat de groep nodig had voor het werk aan de sluizen in het Julianakanaal zou per wagen worden vervoerd. Lindemans zou voor de wagen en voor de papieren zorgen. Daarop is Seyben op 10 Mei 1944 gearresteerd. Hij zou op een Zondagochtend met Lindemans meegaan naar zijn broer in Soest, die ook bij 'Trouw' was.Hij had deze reeds eerder ontmoet door tussenkomst van Celosse. Lindemans vroeg Seyben hem op het station te ontmoeten. Daarna zou hij met Lindemans meegaan. Hij heeft hierover nagedacht en vond het toen beter om niet mee te gaan. Hij ging naar het station en heeft gezegd: "Ik ga liever niet mee, ik blijf hier". Seyben heeft gewacht tot Lindemans in de trein was, is toen het station uitgegaan en werd gearresteerd. De Duitsers moeten geweten hebben, wie hij was. Hij was de enige, die van de trein kwam. Bij de arrestatie haalden de Duitsers zijn papieren uit zijn zak, bekeken die en zeiden: "Ja, dat is hij". Hij is toen naar Scheveningen gebracht, waar hij door een man of vijf is verhoord. In Scheveningen zei men direct: Jij bent die man die uit Engeland is gekomen". Seyben ontkende dit en zei: "U heeft mijn pas en daaruit blijkt, dat ik te Voorburg woon. Hierop zeiden de Duitsers:"U bent op die en die dag afgesprongenin gezelschap van die en die". Hij had toen nog geen vermoeden, dat Lindemand hem verraden had. Celosse is later gearresteerd. Inmiddels was de man van 'Trouw' met verscheidene anderen ook gearresteerd. Zij hebben de zaak besproken en zijn daarbij tot de conclusie gekomen, dat alleen Lindemans wist, waar de man van 'Trouw' zich 's Maandags na de arrestatie van Seyben had opgehouden. De man van 'Trouw' moest naar een bespreking en Lindemans. de enige, die niet gearresteerd was, wist, waar het adres was en op welke tijd de mensen daar zouden samenkomen.

Seyben is over zijn code door May gehoord. Deze wist alleen, dat hij een one-time-pad code had. De Duitsers hadden al zijn papieren gevonden. Toen hij verhoord werd, hadden zij zijn code op tafel liggen. Hij heeft toen vier verkeerde letters opgegeven, die wanneer  ze voor een telegram werden, aangaven dat er iets aan de hand was, bijvoorbeeld dat men gearresteerd was of onder dwang die code had moeten afgeven. Daarmee was het codeverhoor afgelopen. Het heeft slechts eenmaal plaats gevonden. Bij de verhoren heeft hij geen moeilijkheden ondervonden en is hij niet mishandeld. wel waren het lange verhoren, van 's morgens vroeg tot een uur of twee 's nachts (Dauervernehmung). Behalve over one-time-pad code beschikte Seyben ook over een code volgens het Double-Transposition systeem. De bedoeling was, dat hij alleen gebruik zou maken van de one-time-pad code en dat hij, als hij door zekere omstandigheden die dingen kwijt zou raken of zou vernietigen, de Double-Transposition zou gebruiken. In geval van nood, wanneer hij geen verbinding met Engeland had, beschikte hij nog over een adres in Zweden, waaraan hij een zogenaamde Innocent-letter kon schrijven. Een zogenaamde test-question had Seyben niet meegekregen. Over de Double-Transposition heeft May hem niet gevraagd, wel over de innocent-letter. Hij heeft daarvoor gefantaseerde adressen opgegeven. Overigens schijnt het dat men in Engeland nog gehoord heeft dat hij gevangen genomen was, daar Celosse dat had geseind. Deze had daarvoor nog de gelegenheid, want hij is twaalf dagen later gearresteerd. Seyben heeft later in het concentratiekamp van Cnoops gehoord, dat het huis, waar Celosse nog steeds in zat, na de arrestatie van Seyben door de Sicherheitsdienst werd bewaakt. Celosse had doorgegeven dat Seyben gearresteerd was, terwijl hij dronken was. Dit had hij van Lindemand gehoord. Deze had namelijk het contact met Celosse voortgezet, die nog onbeperkt vertrouwen in Lindemans had. daar Engeland op deze wijze van zijn arrestatie op de hoogte was, is het verklaarbaar, dat de Duitsersover zijn code niet veel drukte meer hebben gemaakt, daar zullen zij hebben begrepen, dat Engeland gewaarschuwd was, dat hij gearresteerd was. Hij denkt, dat zij hem eerder hebben gearresteerd, omdat zij niet wilden, dat de sluizen in het Julianakanaal werden opgeblazen en dat zij Cnoops en Celosse hebben laten ronddwalen om meer adressen te krijgen.

Celosse had onbeperkt vertrouwen in Lindemans, omdat deze, naar het schijnt, Bob Celosse en Kas de Graaf heeft geholpen uit Nederland te vluchten. daarom is Celosse dadelijk bij zijn terugkomst naar zijn oude vriend Lindemans gegaan, daar zijn reis naar Engeland vlot verlopen was. Seyben merkt nog op, dat de uitzending van zijn groep hopeloos is geweest. Bob Celosse en Kas de Graaf waren al zo lang in Engeland en zij wisten helemaal niet, of de personen, met wie zij in contact waren geweest, inmiddels gearresteerd waren of niet. Zij vertrouwden er op, dat deze personen hun werkzaamheden nog steeds normaal verichtten, maar er bleek niemand meer te zijn. Het was Seyben niet bekend, dat ten opzichte van de personen van CS-6 grote voorzichtigheid was geboden, hij wist niet, dat Bob Celosse en Kas de Graaf in het najaar van 1943 waren weggegaan, juist omdat en nadat er in die organisatie CS-6 door de Duitsers zo geweldig was huis gehouden. Het was, aldus Seyben, onverantwoordelijk om hen daarheen te sturen.

Omstreeks 1 Augustus 1944, is Seyben naar Haaren gebracht van waar hij op 6 September 1944 is weggevoerd naar Oranienburg. Van daar uit is hij gekomen bij de SS Baubrigade. Hij heeft het in de kampen erg slecht gehad en is, na zijn bevrijding door de Amerikanen, direct het hospitaal ingegaan.

Ten aanzien van de eerste uitzending door het BBO op 1 April 1944 heeft Kas de Graaf medegedeeld, dat zich hierbij ook Bob Celosse bevond, die met Kas de Graaf naar Engeland was overgestoken. Het was, aldus Kas de Graaf, de taak van de agenten en Celosse en Cnoops zich in de eerste plaats te vergewissen omtrent de veiligheid en in de tweede plaats volgens de directieven , welke aan Celosse waren verstrekt, contact te leggen en hun opdracht uit te voeren.

In verband hiermee heeft Schreieder medegedeeld, dat de groep Celosse in Amsterdam heeft gewerkt. Deze groep bestond uit vier saboteurs, doe door het BBO waren geparachuteerd. Dit waren de eerste BBO agenten, die na het Englandspiel te werk werden gesteld. Op een gegeven ogenblik kreeg Schreieder bericht van Giskes, dat deze een nieuw Spiel uitvoerde tegen deze groep door middel van zijn V-Mann Lindemans. Doordat hij en Giskes hun gegevens uitwisselden, bleek dat SD-er Frank via zijn V-Mann Brinkman (Ab van Straaten) tegen dezelfde groep agenten speelde (via Harry Seyben).

Kas de Graaf heeft verklaard, dat het gedeelte van de illegaliteit (CS-6) waar hij mee samenwerkte, gepenetreerd was door de Duitse politie. Dit was in belangrijke mate geschied door toedoen van de verrader Ridderhof, die via Radio Oranje het vertrouwen had weten te verkrijgen van bepaalde leden van die organisatie. het was voor Kas de Graaf toen in Nederland heel gevaarlijk, doch reeds voordat het hier voor hem te gevaarlijk werd, had hij al besloten naar Engeland te gaan.

CS-6 betekende volgens Kas de Graaf 'Centrale van Sabotage, zesde poging'. Deze organisatie is het resultaat geweest van een aantal pogingen om te komen tot een gecoördineerde groep van verzet, die zich met terzijdestelling van de groet politieke en religieuze  geschilpunten zou inzetten voor de bevrijding van het vaderland. Na ongeveer twee jaar is men er in geslaagd tot een gecoördineerde verzetsorganisatie te geraken, die zich later CS-6 noemde. De organisatie had veel contacten in alle delen van het land. Er zijn veel ongelukken in deze organisatie gebeurd, hetgeen moet worden toegeschreven aan de penetratiemogelijkheden, welke daarin voor de Duitse politie bestonden. Het hoofdkwartier van CS-6 zetelde te Amsterdam, maar de organisatie werkte volgens Kas de Graaf door geheel Nederland (?). Met de OD is CS-6 niet tot enige samenwerking van noemenswaardige betekenis kunnen geraken. In Juli of Augustus 1943 is een goede en harmonische samenwerking met de Raad van Verzet tot stand gekomen. Toen CS-6 en de RVV bij elkaar kwamen, leek het erop, alsof CS-6 in de ogen van de RVV geen gelijkwaardige partij was. Hier is heftig tegen geprotesteerd en na verloop van enkele maanden zijn zij als gelijkwaardige partijen tot samenwerking gekomen. CS-6 heeft , aldus Kas de Graaf wel enkele schuchtere pogingen aangewend om de LO en de RVV te bundelen, doch gevoelde zich daartoe niet geautoriseerd, omdat zij de machtiging van Londen niet had. Zij hebben wel geprobeerd die te verkrijgen, doch het is in 1943 nooit gelukt een goed contact met Londen tot stand te brengen. Zij hebben daarop op een gegeven moment besloten afgezanten naar Londen te zenden, die niet alleen de wensen van CS-6 naar voren zouden brengen, maar ook van een gedeelte van het verzet dat ressorteerde onder de OD en bovendien van de RVV over financiële aangelegenheden. Eerst de derde poging is geslaagd. De laatste keer is CS-6 daarin geslaagd. Toen was echter de penetratie al in een dusdanig vergevorderd stadium, dat het  nodig geoordeeld werd, mensen, die volkomen gebruleerd waren en die een belangrijke positie in de organisatie innamen, weg te sturen naar Londen. Men streefde hierbij twee doeleinden na: in de eerste plaats om de wensen van de organisatie in Engeland naar voren te kunnen brengen en rapport over de toestand in Nederland uit te brengenen in de tweede plaatsom deze mensen de gelegenheid te geven op het laatste ogenblik het vege lijf te redden. Dit waren dus de twee redenen welke ook tot het vertrek van Kas de Graaf naar Engeland hebben geleid. (Kas de Graaf schets hier wel een heel rooskleurig beeld van de omvang van CS-6 en de samenwerking met andere groepen.)
Het daadwerkelijk verzet van CS-6 heeft in de practijk onder meer geleid tot overvallen van distributiebureaus en bevolkingsregisters, het liquideren van belangrijke Nederlandse verraders zoals Seyffardt, Reydon en Posthuma en dergelijke. Kas de Graaf heeft nog medegedeeld, dat CS-6 niet overwegend een communistische organisatie was.


Gerben Wagenaar heeft verklaard, dat CS-6  een overwegend communistische organisatie was. Hij noemt in dit verband de namen van Katan, Leo Frijda, de Boissevains, Frans van Mierlo en Kuiper. Een uitzondering hierop vormden Kas de Graaf en Bob Celosse, van welke laatsten hij niet weet, of zij van begin af aan deel van de groep hebben uitgemaakt. Naast CS-6 bestond het MC, het Militair Contact. Dat was een grote verzameling mensen uit de communistische partij voor sabotage werk, die door de de SD de Moord-Centrale werd genoemd. CS-6 stond als afzonderlijke groep naast MC, maar had regelmatig contact met MC, voornamelijk omdat dit een afgesloten groep was, waarin hoofdzakelijk studenten werkzaam waren.

Wagenaar zegt niet, dat de organisatie in elk stadium overwegend communistisch is geweest, maar degenen, die het meest in de organisatie deden, waren communisten. Er was onophoudelijk contact tussen Hans Katan en Jan van Gilse, één van de leiders van MC. Op het moment, waarop Bob Celosse en Kas de Graaf naar Engeland gingen, bestond er eigenlijk geen CS-6 meer. Voordat dezen zijn vertrokken hebben zij aan de leiding van de toen al bestaande RVV verzocht met hen overleg te plegen om de plannen, die nog bestonden, door te geven. Gerrit van der Veen heeft toen een onderhoud gehad met Bob Celosse en Kas de Graaf. Toen deze laatsten vertrokken waren, bleek het, dat er een klein groepje van vijf a zes man is blijven bestaan of opnieuw is gevormd. Dezen hadden niet veel contact met elkaar.
In CS-6 heeft ook Gerrit Kastein een rol gespeeld. Zij zijn degenen geweest, die Posthuma, Seyffardt en Reydon hebben neergeschoten. Wat de reden van het vertrek van Bob Celosse en Kas de Graaf naar Engeland is geweest, kan Wagenaar niet met zekerheid zeggen. Zeker speelt hierbij een rol een avontuurlijke drang en het feit, dat de grond hun te heet onder de voeten werd. Maar het was nu eenmaal geen gewoonte naar de overkant te gaan, wanneer de grond te heet werd. Als dat wel de gewoonte was geweest zouden er, aldus Wagenaar, heel veel naar de overkant gegaan zijn. Kas de Graaf  heeft aan Gerrit van der Veen medegedeeld, dat hij van plan was om een verbinding tot stand te brengen tussen de groep hier en Engeland. De RVV heeft toen gezegd: als het u mocht gelukken aan de overkant te komen, zorg er dan voor, dat de radioverbinding wordt verbeterd en dat er wapens komen. er is echter geen sprake geweest van een opdracht van CS-6 om naar de overkant te gaan: dat was niet mogelijk, omdat toen feitelijk niet meer van CS-6 kon worden gesproken.




                                                                                vervolg BBO


                                                                                
11-06-2019